HET VOLGEN VAN DE DRAAD
1
Mimi was dood. Haar moordenaars waren gekomen en gegaan in de
nacht, een rookgordijn achterlatend om hun misdaad te verbergen.
`De dood van uw grootmoeder heeft niets mysterieus,' hield dokter
Chai vol. 2e ging snel achteruit.'
`Er is gisteravond iemand hier geweest.'
Dat klopt. Haar dochter.'
`Ze had maar een dochter, mijn moeder. En die is nu al twee en
een half jaar dood.'
`In ieder geval heeft ze mevrouw Laschenski geen kwaad gedaan.
Uw grootmoeder is een natuurlijke dood gestorven.'
Suzanna besefte dat verder discussiëren weinig zin had. Iedere
verdere poging om haar achterdocht te verklaren, zou tot verwarring
leiden. Bovendien was er door Mimi's dood een spiraal van nieuwe
puzzels ontstaan. Wat had de oude vrouw geweten of wat was ze
geweest, om een moord op haar nodig te maken? En welke taken zou
Suzanna nu van haar moeten overnemen? De ene vraag riep de volgende
op en beide zouden onbeantwoord blijven nu Mimi er niet meer was.
De enige andere bron van informatie was het wezen dat de oude vrouw
op haar doodsbed had vermoord: Immacolata. En dat was een
confrontatie waar Suzanna nog helemaal niet aan toe was.
Ze gingen het ziekenhuis uit en liepen verder. Zij was erg van
streek. `Zullen we ergens een hapje eten?' stelde Cal voor.
Het was pas zeven uur 's morgens, maar ze vonden een café waar
je kon ontbijten, en ze bestelden veel. Eieren, spek, toast en
koffie zorgden ervoor dat ze beiden een beetje op •verhaal kwamen,
hoewel de prijs van een slapeloze nacht nog betaald moest
worden.
`Ik zal mijn oom in Canada moeten opbellen,' zei Suzanna, `om
hem te vertellen wat er is gebeurd.'
`Alles?' zei Cal.
Natuurlijk niet,' zei ze. Dat blijft onder ons.'
Daar was hij blij om. Niet alleen omdat hij het niet prettig
vond als anderen het verhaal zouden horen, maar ook omdat hij
de intimiteit van een gedeeld geheim prettig vond. Deze
Suzanna was heel anders dan alle vrouwen die hij tot dusverre had
gekend. Geen façade, geen spelletjes die werden gespeeld. Ze waren
door een nacht van bekentenissen en deze trieste morgen opeens
metgezellen geworden in een mysterie dat hij graag zou verdragen
als hij haar daardoor gezelschap kon blijven houden, hoewel hij er
dichter door bij de dood was gekomen dan ooit in zijn leven.
`Er zullen niet veel tranen om Mimi gelaten worden,' zei
Suzanna. `Ze is nooit geliefd geweest.'
`Heb jij ook nooit van haar gehouden?'
'Ik heb haar nooit gekend,' zei ze en gaf Cal een kort
overzicht van Mimi's leven. `Ze was een buitenstaander,' zei ze tot
slot. 'En nu weten we waarom.'
`Hetgeen ons terugbrengt naar het tapijt. We moeten die
verhuizers zien te vinden.'
Je hebt eerst slaap nodig.'
`Nee, maar ik wil wel even naar huis om de duiven te voeren.'
`Kunnen die zonder jou niet een paar uur doorleven?'
Cal fronste zijn wenkbrauwen. 'Als zij er niet waren geweest,
zou ik nu niet hier zijn.'
`Sorry. Mag ik mee?'
`Graag zelfs. Misschien dat je mijn vader aan het glimlachen
kunt ma ken.'
2
Brendan bleek vandaag uitgebreid te kunnen glimlachen; Cal had
zijn vader niet zo gelukkig gezien sinds de tijd voordat Eileen
ziek werd. Die verandering had iets griezeligs. Hij verwelkomde hen
beiden met druk gerebbel.
`Trek in koffie?' bood hij aan en liep naar de keuken. 'Cal,
Geraldine is hier geweest.'
Wat wilde ze?'
`Ze had een paar boeken meegenomen die je haar had gegeven en
zei dat ze die niet meer wilde hebben.' Hij draaide zich om onder
het koffiezetten en staarde Cal aan. `Ze zei dat je je raar had
gedragen.' `Zal wel in mijn bloed zitten,' zei Cal en zijn vader
grinnikte. 'Ik ga even de vogels verzorgen.'
Die heb ik al te eten gegeven, en alles schoongemaakt.' Dan
voel je je echt weer beter.'
Waarom ook niet?' zei Brendan. 'Er zijn mensen die op me
passen.'
Cal knikte, zonder het helemaal te begrijpen. Toen draaide hij
zich om naar Suzanna.
`Wil je de kampioenen zien?' zei hij en ze liepen naar buiten.
Het was al lekker warm.
`Er is iets raars met mijn vader aan de hand,' zei Cal. 'Twee
dagen geleden stond hij bijna op het punt zelfmoord te plegen.'
`Misschien dat hij die slechte tijd nu domweg achter de rug heeft,'
zei Suzanna.
`Misschien,' zei hij en maakte de deur naar het duivenplat
open. Toen hij dat deed, denderde een trein voorbij, die de aarde
liet trillen. `Negen uur vijfentwintig, naar Penzance,' zei Cal en
nam haar mee naar binnen.
`Hebben de vogels daar geen last van?' vroeg ze. `Zo dicht bij
de spoorbaan?'
`Ze waren er al aan gewend toen ze nog in het ei zaten,'
antwoordde hij en ging de duiven begroeten.
Ze keek toe hoe hij tegen de dieren sprak, met zijn vingers
tegen het gaas. Hij was een vreemd type, dat leed geen enkele
twijfel; maar waarschijnlijk niet vreemder dan zij. Het verbaasde
haar wet dat hij zo nonchalant reageerde op alle onzekerheden die
zo plotseling deel waren gaan uitmaken van hun leven. Ze voegde dat
ze op een drempel stonden, en dat in het rijk daarachter een zekere
mate van vreemdheid nog weleens noodzakelijk zou kunnen zijn.
Cal draaide zich plotseling om.
`Gilchrist!' zei hij met een grote grijns. 'Ik herinnerde me
opeens weer dat ze het hadden over een vent die Gilchrist
heette.'
`Toen ik op de muur stond. De verhuizers. God, ja! Ik keek
naar de vogels en toen kwam het allemaal weer boven. Ik stond op de
muur en ze hadden het erover het tapijt te verkopen aan iemand die
Gilchrist heette.'
Die moeten we dan opzoeken.'
Cal was binnen een paar seconden teruggelopen naar het
huis.
`Ik heb geen koek in huis,' zei Brendan, terwijl zijn zoon
naar de telefoon in de gang liep. `Vanwaar die paniek?'
Niets bijzonders,' zei Suzanna.
Brendan schonk een kop koffie voor haar in, terwijl Cal de
telefoongids doorbladerde. woont bier niet in de buurt, hè?' zei
Brendan. `Nee, in Londen.'
'Nooit een leuke stad gevonden. Zielloos,' zei hij.
`Ik heb een atelier bij Muswell Hill. Dat zou u wet mooi
vinden.' Toen Brendan verbaasd keek, voegde ze eraan toe: 'Ik ben
pottenbakster.'
'Ik heb hem gevonden,' zei Cal, met de gids in zijn hand. `K.
W. Gilchrist, tweedehands artikelen,' las hij.
Waar gaat dat over?' vroeg Brendan.
'Ik zal een telefoontje plegen,' zei Cal.
`Het is zondag,' zei Suzanna.
`Op de zondagochtenden zijn veel van die winkels open,'
antwoordde hij en liep de gang weer in.
jullie iets kopen?' vroeg Brendan.
`Bij wijze van spreken,' antwoordde Suzanna.
Cal draaide het nummer. De hoorn werd aan de andere kant van
de lijn meteen opgenomen. Een vrouw zei:
`Gilchrist.'
`Hallo,' zei Cal, 'ik zou meneer Gilchrist graag willen
spreken.' Even bleef het stil, toen zei de vrouw:
`Meneer Gilchrist is dood.'
Jezus, Shadwell werkte snel, dacht Cal.
Maar de telefoniste was nog niet klaar: 'Hij is al acht jaar
dood,' zei ze met een kleurloze stem. Waar wilt u naar
informeren?'
`Een tapijt,' zei Cal.
`Wilt u een tapijt kopen?'
`Nee, niet precies. Ik denk dat het tapijt bij vergissing naar
uw winkel is gebracht.'
vergissing?'
la, en ik moet het terug hebben. Het is heel dringend.'
'Ik ben bang dat u daarvoor overleg zult moeten plegen met de
heer Wilde.'
`Kunt u me dan met de heer Wilde verbinden, alstublieft?' Die
is op het eiland Wight.'
Wanneer komt hij terug?'
Donderdagmorgen. Dan zult u nog eens moeten bellen.' 'Maar dat
moet . .
Hij zweeg, beseffend dat de verbinding was verbroken.
`Verdomme,' zei hij, keek op en zag Suzanna bij de keukendeur
staan. 'Niemand die me te woord kan staan.' Hij zuchtte. Wat kunnen
we nu doen?'
Niets, we zijn als dieven in de nacht,' antwoordde ze
zacht.
3
Toen Cal en de vrouw weg waren, ging Brendan een tijdje naar
de tuin zitten kijken. Hij zou er snel in aan de slag moeten
gaan. Eileen had hem in haar brief een standje gegeven omdat
hij hem zo verwaarloosd had.
Als hij over die brief nadacht, moest hij onvermijdelijk weer
denken aan de brenger daarvan, de hemelse meneer Shadwell.
Zonder zich of te vragen waarom stond hij op en liep naar de
telefoon. Hij pakte het kaartje dat de Engel hem had gegeven en
draaide toen een nummer. De herinnering aan zijn ontmoeting met
Shadwell was bijna weggebrand door de glans van het geschenk dat de
Verkoper voor hem had meegenomen, maar er was een afspraak gemaakt
die hij zich wel herinnerde en die had iets te maken met Cal.
`Spreek ik met de heer Shadwell?'
`Met wie spreek ik?'
`Met Brendan Mooney.'
`0, Brendan! Wat fijn je stem te horen. Heb je me iets te
vertellen? Over Cal?'
`Hij is weggegaan naar een pakhuis, waar meubels en zo worden
verkocht.'
`Werkelijk? Dan zullen we hem opzoeken en een gelukkig man van
hem maken. Was hij alleen?'
`Nee, er was een vrouw bij hem. Een heel mooie vrouw.' `Hoe
heet ze?'
`Suzanna Parrish.'
`En waar is dat pakhuis?'
Brendan begon vaag te twijfelen. Waarom heeft u Cal nodig?'
heb ik je al verteld. Een prijs.'
`0 ja, een prijs.'
'lets dat hem de adem zal benemen. Brendan, waar is dat
pakhuis? We hebben uiteindelijk een afspraak gemaakt. Eerlijk is
eerlijk.' Brendan stopte zijn hand in zijn zak. De brief was nog
warm. Het kon Been kwaad iets te regelen met engelen. Wat zou er nu
veiliger kunnen zijn, nietwaar?
Hij noemde de naam.
2e zijn er alleen naar toe gegaan voor een tapijt...' zei
Brendan. Aan de andere kant hoorde hij een klik.
`Bent u daar nog?' zei hij.
Maar de goddelijke boodschapper was waarschijnlijk al
weggevlogen.