ZO DICHTBIJ, ZO VER WEG
1
De echo's waarover Cammell had gesproken, waren in Rue Street
nog duidelijk te horen toen Cal en zijn passagiers daar later op de
avond arriveerden. Apolline kreeg de opdracht, met behulp van de
bladzijden die uit de gids waren gescheurd en als speelkaarten op
de kale planken van de kamer boven waren uitgespreid, de huidige
locatie van het tapijt vast te stellen.
Cals ongetrainde ogen hadden de indruk dat ze dat net zo deed
als zijn moeder eens per jaar paarden had uitgekozen om bij de
Derby op te wedden, met gesloten ogen en een speld. Hij kon alleen
maar hopen dat Apollines methode betrouwbaarder zou zijn. Eileen
Mooney had haar hele leven lang nooit een winnend paard uitgekozen.
Halverwege die bezigheid ontstond er onenigheid toen Apolline, —die
in de een of andere trance geraakt leek te zijn — pitten op de
grond spuugde. Freddy maakte er een venijnige opmerking over en
Apolline deed haar ogen open.
`Houd je stil,' zei ze. Dit is verdomd hard werken.'
moet de pitten niet gebruiken, die zijn onbetrouwbaar,' zei
hij. je het van me overnemen?'
weet dat ik hier het talent niet voor heb.'
`Houd dan je mond,' zei ze boos. 'En laat me met rust, wil
je?' Ze stond op en duwde hem naar de deur. 'Weggaan,' zei ze.
Jullie allemaal.'
Ze trokken zich terug op de overloop, waar Freddy bleef
klagen. Die vrouw is lui,' zei hij. 'Lilia had die pitten van het
fruit helemaal niet nodig.'
'Lilia was een bijzondere vrouw,' zei Nimrod, die boven aan de
trap was gaan zitten, nog altijd met Cals gescheurde overhemd aan.
laat het haar nu maar op haar manier doen. Ze is niet stom.'
Freddy zocht troost bij Cal. `Ik hoor niet bij deze mensen,'
protesteerde hij. 'Het is allemaal een afschuwelijke vergissing. 1k
ben geen dief.' Wat is je beroep dan wel?'
'Ik ben kapper. En jij?'
'Ik werk bij een verzekeringsmaatschappij.' Het was raar
daaraan te denken; aan zijn bureau, de formulieren die zich
steeds hoger opstapelden; de tekeningetjes die hij op het
vloeipapier had achtergelaten. Het was een andere wereld.
De deur van de slaapkamer ging open. Apolline stond daar, met
een van de bladzijden van de gids in haar hand.
'En?' zei Freddy.
Ze gaf de bladzijde aan Cal.
'lk heb het gevonden,' zei ze.
2
Het spoor van de echo's bracht hen de Mersey over, door
Birkenhead, over lrby Hill, naar de omgeving van Thurstaston
Common. Cal kende er helemaal de weg niet en was verbaasd zo'n
landelijke omgeving zo dicht bij de stad te zien.
Ze reden rond, met Apolline met gesloten ogen op de voorbank,
tot ze uiteindelijk zei: `Stoppen. Hier is het.'
Cal bracht de auto tot stilstand. Het grote huis was donker,
maar er stonden wel enige indrukwekkende limousines op de
oprijlaan. Ze stapten de auto uit, klommen over de muur heen en
gingen op het huis af.
'We zijn er echt,' kondigde Apolline aan. 'Ik kan het Weefsel
bijna ruiken.'
Cal en Freddy liepen tweemaal om het huis heen, zoekend naar
een ingang die niet op slot zat, en de tweede keer vonden ze een
raam dat te klein was voor een volwassene, maar waar Nimrod
makkelijk door kon.
`Heel zachtjes doen,' zei Cal, terwijl hij Nimrod door dat
raam duwde. 'Wij wachten bij de voordeur.'
'Hoe pakken we het aan?' vroeg Cammell.
`We gaan naar binnen. We pakken het tapijt. En dan gaan we er
weer als een haas vandoor,' zei Cal.
Ze hoorden een zachte plof toen Nimrod aan de andere kant van
de vensterbank sprong of viel. Ze wachtten even. Geen verder
geluid. Dus keerden ze terug naar de voorkant van het huis en
wachtten in de duisternis. Er ging een minuut voorbij, en nog een,
en nog een. Uiteindelijk ging de deur open en stond Nimrod daar,
stralend.
'Ik was de weg kwijtgeraakt,' fluisterde hij.
Ze slopen naar binnen. De begane grond en de eerste verdieping
waren niet verlicht, maar de duisternis had niets rustgevends. De
lucht was onrustig, alsof het stof het niet kon verdragen te gaan
liggen.
'Ik geloof niet dat er hier iemand is,' zei Freddy, die naar
de trap liep. Dat heb je mis,' fluisterde Cal. Er kon niet worden
getwijfeld aan de bron van de kilte in de lucht.
Freddy negeerde hem. Het schoot door Cals gedachten dat deze
koppige onverschilligheid voor mogelijk gevaar, die waarschijnlijk
zijn lafheid in Chariot Street moest compenseren, voor niemand goed
zou zijn. Maar Apolline liep al met Freddy naar boven, Cal en
Nimrod achterlatend om de begane grond te verkennen.
'Pol heeft gelijk,' fluisterde Nimrod terwijl ze van de ene
kamer naar de andere liepen. 'Het Weefsel is hier. lk kan het
voelen.'
Dat kon Cal ook en hij vatte moed nu hij de Fuga nabij wist.
Ditmaal stond hij niet alleen tegenover Shadwell. Hij had
bondgenoten, met eigen krachten, en ze hadden het voordeel van de
verrassing. Met een beetje geluk zouden ze de buit van de Verkoper
onder diens neus vandaan kunnen halen.
Toen hoorde hij een kreet boven aan de trap. Het was duidelijk
Freddy en hij klonk geschrokken. Even later rolde hij met veel
lawaai de trap af. Ze waren twee minuten binnen en het spel was al
begonnen. Nimrod liep terug, zonder zich kennelijk lets te willen
aantrekken van de mogelijke gevolgen daarvan. Cal kwam achter hem
aan, maar botste in het donker tegen een tafel op en de punt
daarvan boorde zich in zijn lendenen.
Hij ging rechtop staan en hield zijn handen om zijn ballen
heen. Toen hoorde hij de stem van Immacolata. Haar gefluister
scheen uit alle richtingen te komen, alsof ze zich in de muren
verborgen had. `Zieners zei ze.
Het volgende moment voelde hij een ijskoude lucht tegen zijn
gezicht. Hij wist welke zure stank die meenam, na die avond op de
vuilnisbelt. Het was de stank van corruptie — de corruptie van de
zusters — en die ging gepaard met een akelig licht waardoor hij in
de kamer om zich heen kon kijken. Geen spoor van Nimrod te
bekennen; die was de hal al ingelopen, waar de bron van het licht
zich bevond. Nu hoorde Cal hem schreeuwen. Het licht flikkerde. Het
schreeuwen hield op. De wind werd kouder toen de zusters naar de
volgende slachtoffers op zoek gingen. Hij moest zich verbergen, en
snel. Kijkend naar de hal waar het licht vandaan kwam, liep hij
achteruit naar de enige deur waardoorheen hij zou kunnen
ontsnappen. Die bleek uit te komen op de keuken, en daar kon hij
zich nergens verbergen. Zijn blaas deed zeer en hij liep naar de
achterdeur. Die zat op slot. Geen sleutel. Met toenemende paniek
keek hij naar de keukendeur. De Magdalena zweefde door de kamer die
hij net verlaten had, haar blinde hoofd bewoog zich naar links en
naar rechts, zoekend naar een spoor van menselijke warmte. Hij had
het idee dat hij haar vingers al op zijn keel voelde; haar lippen
op zijn mond. Wanhopig keek hij nogmaals in de keuken om zich been
en opeens zag hij de ijskast. Toen de Magdalena de keuken naderde,
liep hij op die ijskast af en maakte de deur open. Er kwam een
stroom ijskoude lucht op hem af. Hij zette de deur zo ver mogelijk
open, badend in de koude luchtstroom.
De Magdalena stond nu op de drempel van de keuken en haar
giftige melk drupte uit haar tepels. Daar aarzelde ze, alsof ze
niet zeker wist of ze nu leven voelde of niet.
Cal bleef doodstil staan, biddend dat de koude lucht zijn
lichaamswarmte zou neutraliseren. Zijn spieren trilden en hij moest
ontzettend nodig plassen. Nog altijd bewoog ze zich niet, legde
alleen haar hand op haar altijd dikke buik en aaide hetgeen daarin
sliep.
Toen hoorde hij uit de andere kamer de stem van de Toverkol.
`Zuster . fluisterde ze. Ze kwam eraan. Hij zou verloren zijn als
zij de keuken inliep.
De Magdalena kwam iets verder de keuken in, haar hoofd
angstaanjagend naar hem toegewend. Nog iets dichterbij. Cal hield
zijn adem in.
Het wezen was nu geen twee meter meer bij hem vandaan en het
hoofd bewoog zich nog steeds op een zuil van slijm en ether.
Druppeltjes van haar bittere melk zweefden naar hem toe en sloegen
stuk op zijn gezicht. Ze voelde iets, dat was duidelijk, maar de
koude lucht bracht haar in verwarring. Hij klemde zijn kaken op
elkaar om te voorkomen dat hij zou gaan klappertanden, biddend om
de een of andere afleiding van boven.
De schaduw van de Toverkol viel door de deuropening. `Zuster?'
zei ze weer. `Zijn we alleen?'
Het hoofd van de Magdalena zweefde naar voren, waardoor haar
nek grotesk lang en dun werd, tot haar blinde gezicht slechts
centimeters bij Cal vandaan was. Het kostte hem verschrikkelijk
veel moeite het niet op een lopen te zetten.
Toen leek ze een besluit te hebben genomen en draaide zich om
naar de deur.
`Helemaal alleen,' zei ze en zweefde naar haar zuster. Hij was
voortdurend bang dat ze zich zou omdraaien en hem weer zou komen
zoeken. Maar ze verdween door de keukendeur en de zusters gingen
elders heen.
Hij wachtte een volle minuut, totdat er geen sprankje meer was
te zien van het Licht dat ze uitstraalden. Toen liep hij, naar adem
snakkend, bij de ijskast vandaan.
Boven hoorde hij geschreeuw. Hij trilde bij het denken aan het
amusement dat daar geboden werd. Trilde ook bij de gedachte dat hij
nu helemaal alleen was.