FATALITEITEN
1
Het gezicht was onherkenbaar verminkt maar de stem, kouder dan
de koude die het lichaam uitstraalde, was ongetwijfeld die van
Immacolata. En ze was niet alleen; haar zusters waren bij haar,
donkerder dan de duisternis.
Waarom ren je weg?' vroeg de Incantatrix. `Je kunt nergens
been ontsnappen.'
Suzanna bleef staan. Ze kon niet makkelijk langs het drietal
komen. `Omdraaien,' zei Immacolata. 'Zie je waar Shadwell staat?
Die plaats zal over enige momenten in de Fuga veranderd
zijn.'
`Shadwell?' herhaalde Suzanna.
`Hun geliefde Profeet,' luidde het antwoord. 'Onder dat
heilige uiterlijk dat ik hem heb gegeven, klopt het hart van een
Verkoper.' Dus Shadwell was de Profeet. Wat ironisch dat een
verkoper van encyclopedieën nu met hoop ventte.
`Het was zijn idee om hun een Messias te geven,' zei de
Incantatrix. `Nu kunnen ze beginnen aan een gerechtvaardigde
kruistocht, zoals Hobart dat noemt. Ze zullen hun beloofde land
opeisen. En het tegelijkertijd vernietigen.'
Daar zullen ze niet in trappen.'
Dat hebben ze al gedaan, zuster. Bij jouw Soort en de mijne
kun je makkelijker aan een heilige oorlog beginnen dan geruchten
verspreid krijgen. Ze geloven ieder heilig woord van hem, alsof hun
Leven er vanaf hangt. En in zekere zin is dat ook zo. Er is tegen
hen samengezworen. Ze zijn bedrogen. En ze zijn bereid de Fuga aan
stukken te scheuren om degenen die daar verantwoordelijk voor zijn
geweest in handen te krijgen. Is dat niet perfect? De Fuga zal
doodgaan door toedoen van degenen die hem zijn komen redden.'
`En wil Shadwell dat ook?'
`Hij is een man; hij wil aanbeden worden.' Ze keek over
Suzanna's schouder heen naar het tapijt en de Verkoper, die er nog
altijd middenop stond. heeft hij nu gekregen, dus is hij
gelukkig.'
`Hij is meelijwekkend,' zei Suzanna. dat weet jij net zo
goed als ik.
Toch geef je hem macht. Jouw macht. Onze macht.'
`Om mijn eigen doel te bereiken, zuster.'
Jij hebt hem het jasje gegeven.'
Dat heb ik inderdaad gemaakt, hoewel er momenten zijn geweest
dat ik er spijt van had dat ik het hem heb gegeven.'
Immacolata's gezicht was zo gewond dat ze haar gevoelens niet
meer kon maskeren. Het drukte verdriet uit.
Dan had je het terug moeten nemen,' zei Suzanna.
`Een betovering kan niet worden uitgeleend,' zei Immacolata.
'Die kan aIleen worden gegeven, blijvend. Heeft je grootmoeder je
dan niets geleerd? Het wordt tijd dat je dergelijke dingen weet,
zuster. Ik zal je de noodzakelijke lessen wel geven.'
`En wat krijg jij daar in ruil voor terug?'
De mogelijkheid me terug te trekken van het geschenk van
Romo.' Ze raakte haar gezicht aan. 'En van de stank van mensen.' Ze
zweeg, en haar verminkte gezicht werd donker. `Ze zullen je vanwege
je kracht vernietigen. Mensen als Hobart.'
`Ik heb hem eenmaal willen doden,' zei Suzanna, en herinnerde
zich de haat die ze voor die man had gevoeld.
Dat weet hij. Daarom droomt hij over jou. Dood aan de maagd.'
Ze lachte. `Ze zijn allemaal krankzinnig, zuster.'
`Niet allemaal,' zei Suzanna.
Vat moet ik doen om je te overtuigen?' zei de Incantatrix. 'Om
je duidelijk te maken hoe je verraden zult worden? Hoe je al
verraden bent.'
Ze liep weg van Suzanna en er dansten lichtstralen om hen heen
nu de Fuga uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam. Maar dat viel
Suzanna nauwelijks op. Ze keek naar hetgeen zichtbaar was geworden
nu Immacolata een paar passen opzij had gedaan.
Daar stond de Magdalena, schitterend gekleed in plooien kanten
ectoplasma, als een bruid. En onder de rokken van het wezen vandaan
kwam een deerniswekkende figuur, die zijn gezicht naar Suzanna
toedraaide.
`Jerichau . .
De ogen van de man stonden wazig; hoewel ze naar Suzanna
keken, herkenden ze haar niet.
`Zie je wel?' zei Immacolata. 'Verraden.'
Wat hebben jullie met hem gedaan?' vroeg Suzanna.
Er was niets over van de Jerichau die ze had gekend. Hij zag
eruit alsof hij al dood was. Zijn kleren waren gescheurd, overal
droop vocht uit tientallen afschuwelijke wonden.
`Hij kent je niet,' zei de Incantatrix. 'Hij heeft nu een
nieuwe vrouw.'
De Magdalena stak haar hand uit en raakte Jerichaus hoofd
aan, streelde hem alsof hij een schoothondje was.
`Hij is uit eigen vrije wil de armen van mijn zuster
ingelopen,' zei Immacolata.
laat hem met rust,' schreeuwde Suzanna tegen de Magdalena.
Door de verdovende middelen die haar waren toegediend, kon ze
zichzelf slechts met moeite onder controle houden.
`Maar dit is liefde,' pochte Immacolata. `Ze zullen te zijner
tijd kinderen krijgen. Veel kinderen. Zijn hartstocht kent geen
grenzen.' Het idee dat Jerichau met de Magdalena naar bed zou gaan,
deed Suzanna rillen. Weer riep ze zijn naam. Ditmaal ging zijn mond
open en leek zijn tong een woord te willen vormen. Maar nee. Het
enige dat kwam, was spuug.
`Zie je hoe snel ze de voorkeur geven aan nieuwe genoegens?'
zei Immacolata. `Zodra je hem de rug toekeert, ploegt hij in een
ander voortje.'
Suzanna werd woedend en daardoor verdween haar walging. En die
woede kwam niet alleen. Ze voelde hoe het menstruüm zich in haar
buik enthousiast begon te bewegen.
Immacolata wist het.
`Niet pervers worden . . . ' zei ze, en ze leek in Suzanna's
oor te fluisteren, hoewel ze meters bij elkaar vandaan stonden. 'We
hebben veel gemeen.'
Toen ze dat zei, stak Jerichau een hand op naar Suzanna, en nu
besefte ze waarom ze geen herkennende blik in zijn ogen zag. Hij
kon haar niet zien. De Magdalena had haar echtgenoot blind gemaakt,
om hem dicht bij zich te kunnen houden. Maar hij wist dat ze er
was; hij hoorde haar en wilde haar kunnen vasthouden.
`Zuster . ' zei Immacolata tegen de Magdalena. `Wijs je
echtgenoot zijn plaats.'
De Magdalena gehoorzaamde meteen. De hand die ze op Jerichaus
hoofd had gelegd, werd langer, de vingers gingen zijn mond en
neusgaten in. Jerichau probeerde zich ertegen te verzetten, maar de
Magdalena trok hem terug onder haar stinkende rokken.
Suzanna voelde het menstruüm opeens uit zich stromen, naar de
kwelgeest van Jerichau. Ze zag hoe de Magdalena begon te gillen en
toen werd getroffen door een golf zilverkleurig licht. De kreet
brak, geluidsfragmenten cirkelden weg — een snikkende klacht, een
gehuil van woede — en ze werd de lucht in getild.
Zoals gewoonlijk kwamen Suzanna's gedachten een fractie van
een seconde achter het menstruüm aan. Voordat ze helemaal wist wat
ze deed, werd de materie van de Magdalena al aan stukken gescheurd.
De Magdalena sloeg terug, het menstruüm kaatste terug naar het
gezicht van Suzanna. Ze voelde bloed in haar nek gutsen, maar dat
maakte haar alleen maar woedender.
Immacolata had niet passief toegekeken. Ze was zelf ook tegen
Suzanna in de aanval gegaan. De grond bij Suzanna's voeten trilde,
kwam toen om haar heen omhoog alsof ze levend begraven moest
worden, maar het menstruüm duwde de aarden muur terug en ging toen
tweemaal zo krachtig weer in de aanval tegen de Magdalena. Hoewel
het menstruüm een eigen leven leek te hebben, was dat een illusie.
Ze wist dat zij zeggenschap had over deze kracht; nu meer dan ooit.
Het menstruüm werd aangewakkerd door haar woede, kon door haar tot
staan worden gebracht als ze genade wilde tonen of
verontschuldigingen wilde aanbieden; zij was degene die pas voldaan
zou zijn als de Magdalena er niet meer was.
En opeens was het voorbij. Het gegil van de Magdalena hield
op. `Zo is het genoeg,' beval Suzanna. Het menstruüm liet de paar
delen rottend ectoplasma vallen en trok zich terug in zijn
meesteresse. Aanval, tegenaanval en coup-de-grace hadden alles bij
elkaar misschien een twaalftal seconden in beslag genomen.
Suzanna keek naar Immacolata, die vol ongeloof stond te
kijken. Ze trilde van top tot teen, alsof ze zo meteen op de grond
zou kunnen vallen. Suzanna greep haar kans. Ze wist niet of ze een
langdurige aanval van de Incantatrix zou kunnen overleven, en het
was nu beslist niet het juiste moment om dat maar eens te bekijken.
Toen de derde zuster zich op de resten van de Magdalena stortte en
begon te jammeren, zette Suzanna het op een lopen.
Het tij van de Fuga klotste nu overal om hen heen en de
felverlichte lucht camoufleerde haar vlucht. Pas toen ze een meter
of tien verder was, kwam ze weer een beetje bij haar positieven en
herinnerde zich Jerichau. In de buurt van de dode Magdalena was
geen spoor van hem te bekennen geweest. Ze bad dat hij zelf een
manier had gevonden om weg te komen van het slagveld en rende
verder, met het gekrijs van de Toverkol in haar oren.
2
Ze rende en rende, telkens weer denkend dat ze de koude van de
Maagd in haar nek voelde. Maar dat leek ze zich te verbeelden, want
ze kon ongehinderd ruim een kilometer verder rennen, de helling op,
de heuvel over, tot het licht van het herboren worden van het
Weefsel nog slechts vaag zichtbaar was.
Het zou slechts korte tijd duren voordat de Fuga haar had
bereikt en voordat dat gebeurde, zou ze een strategie moeten
hebben bedacht. Maar eerst moest ze een beetje op adem komen.
Ze probeerde niet te diep na te denken over wat ze zojuist had
gedaan. Maar ze voelde zich wel opgetogen. Ze had de Magdalena
gedood; een van de Drie vernietigd, en dat was geen geringe
prestatie. Was die kracht in haar altijd zo gevaarlijk geweest? Was
die gegroeid achter haar façade van onschuld, wijs geworden,
dodelijk geworden? Om de een of andere reden dacht ze aan Mimi's
bock, dat Hobart waarschijnlijk nog steeds in zijn bezit had. Nu
hoopte ze meer dan ooit dat het boek haar een beetje duidelijk kon
maken wat ze was en hoe ze daarvan zou kunnen profiteren. Ze moest
dat bock terugkrijgen, ook als dat betekende dat ze nog eenmaal een
confrontatie met Hobart zou moeten aangaan.
Toen ze dat dacht, hoorde ze haar naam noemen, of iets dat
daar dicht bij in de buurt kwam. Ze keek in de richting van de stem
en zag Jerichau een paar meter bij haar vandaan staan.
Hij was uit de klauwen van de Magdalena ontsnapt, hoewel zijn
gezicht ernstig gewond was door de etherische vingers van de
zuster. Hij leek nauwelijks meer te kunnen staan, en toen hij
Suzanna's naam voor de tweede maal riep en zijn armen naar haar
uitstak, konden zijn benen hem niet meer dragen en viel hij met
zijn gezicht op de grond.
Meteen knielde ze naast hem neer en draaide hem om. Hij was zo
licht als een veertje. De zuster had alles uit hem gezogen, behalve
de doelbewustheid die hem ertoe had gebracht achter Suzanna aan te
strompelen. Bloed had ze hem kunnen afnemen, en zaad en spieren.
Maar zijn liefde had hij behouden.
Ze trok hem naar zich toe. Zijn hoofd rolde tegen haar borst
aan. Hij ademde snel en oppervlakkig, zijn koude lichaam trilde. Ze
streelde zijn hoofd en de in intensiteit afnemende lichtkrans
eromheen speelde met haar vingers.
Hij was echter niet tevreden met dit gewiegd worden. Hij duwde
zijn lichaam een paar centimeter van haar af om haar gezicht te
kunnen aanraken. De aderen in zijn keel klopten toen hij probeerde
te spreken. Ze bracht hem tot zwijgen, zeggend dat ze later tijd
genoeg hadden om te praten. Maar hij schudde zijn hoofd en ze kon
voelen hoe dicht zijn dood nabij was. Ze probeerde niet net te doen
alsof dat niet zo was. Het was voor hem tijd om te sterven en hij
had haar armen uitgezocht als de plaats waar die plicht moest
worden vervuld.
`0 mijn lieve, lieve man . . zei ze verdrietig.
Weer probeerde hij wat te zeggen, maar weer lukte hem dat
niet. Er kwamen alleen zachte geluiden die ze niet begreep.
Ze boog zich dichter naar hem toe. Hij verzette zich niet
langer tegen haar behoefte hem te troosten, maar pakte haar
schouder vast en kroop dichter tegen haar aan om iets tegen haar te
kunnen zeggen. Ditmaal begreep ze de woorden wel, hoewel die
nauwelijks meer waren dan zuchten.
`Ik ben niet bang,' zei hij met zijn laatste adem, die als een
kus over haar wangen streek.
Toen werd zijn hand krachteloos en gleed van haar schouder af.
Zijn ogen gingen dicht en hij had haar voor altijd verlaten.
Ze kreeg een bittere gedachte: dat zijn laatste woorden
evenzeer een smeekbede als een verklaring waren. Jerichau was de
enige aan wie ze ooit had verteld hoe het menstruüm Cal in het
pakhuis weer had teruggehaald naar het land der levenden. Had hij
met dat 1k ben niet bang willen zeggen dat ze hem niet meer tot
leven moest wekken? Dat hij haar niet dankbaar zou zijn als ze dat
wel deed?
In ieder geval zou ze daar nu niet meer achter kunnen
komen.
Ze legde hem zacht op de grond neer. Eens had hij woorden van
liefde gesproken die hun penibele situatie getart hadden, en hij
was er vrolijk door geworden. Waren er anderen die hij kende die de
Dood getart hadden, of was hij al vertrokken naar het gebied waar
Mimi nu moest zijn en waarvandaan ieder contact met de wereld
waarin Suzanna nog leefde, onmogelijk was?
Het had er alle schijn van. Ze bleef naar het lichaam kijken
tot haar ogen er zeer van deden, maar ze zag geen enkele beweging,
hoorde geen enkel geluid. Hij had zijn lichaam aan de aarde
nagelaten, en ook haar.