HET MENSENSOORT

`Zoveel verlangen,' zei Apolline tegen Suzanna, terwijl ze door Liverpool liepen.
Ze hadden in Gilchrists pakhuis niets gevonden, alleen achterdochtige blikken gekregen, waarna ze snel waren vertrokken voordat er vragen zouden worden gesteld. Toen ze eenmaal buiten waren, had Apolline meteen een rondleiding door de stad geëist en was achter haar neus aangegaan naar de drukste straat, waar het wemelde van de winkelende mensen, kinderen en klaplopers.
`Verlangen?' zei Suzanna. Daar moest ze in deze smerige straat nu niet direct meteen aan denken.
'Overal,' zei Apolline. 'Zie jij dat dan niet?'
Ze wees op een reclameposter voor beddegoed, de twee gelieven uitrustend na de coïtus. Daarnaast een reclamebord voor auto's, waarop gewag werd gemaakt van Het Perfecte Lichaam, zowel in vlees als in staal. 'En daar,' zei Apolline, wijzend op een etalage vol deodorant, waarin de slang een aantrekkelijke, naakte Adam en Eva verleidde met de belofte van zelfvertrouwen in een mensenmenigte. `Het lijkt wel een hoerenkast,' zei Apolline, duidelijk goedkeurend. Pas nu besefte Suzanna dat ze Jerichau waren kwijtgeraakt. Hij had een eindje achter hen aan geslenterd en de mensen om hen heen nauwkeurig in de gaten gehouden. Nu was hij weg.
Ze liepen terug te midden van de vele voetgangers en zagen hem staan voor een winkel waar je videofilms kon huren, in trance kijkend naar de beelden op rijen televisies.
`Zijn dat gevangenen?' vroeg hij, naar de sprekende hoofden starend. `Nee,' zei Suzanna. `Dat is een show. Net zoiets als in een theater.' Ze trok aan zijn te grote jasje. 'Kom mee,' zei ze.
Hij keek om. Er blonken tranen in zijn ogen. De gedachte dat hij tot tranen toe ontroerd was door het zien van die televisieschermen deed haar vrezen voor zijn tedere hart.
`Het is in orde,' zei ze en trok hem voorzichtig weg van de etalage. `Ze zijn beslist heel gelukkig.'
Ze gaf hem een arm. Hij keek even blij en samen liepen ze verder.
Nu ze zijn lichaam tegen het hare voelde trillen, was het niet moeilijk het trauma dat hij ervoer met hem te delen. Ze had de hoereneeuw waarin ze was geboren als lets vanzelfsprekends aangenomen, omdat ze niet beter wist. Maar nu ze alles met zijn ogen kon zien en met zijn oren kon Koren, kreeg ze een heel ander beeld; ze zag hoe dolgraag deze wereld wilde behagen, maar hoe weinig vreugde er in feite was; hoe primitief alles was, al beweerde men wereldwijs te zijn; hoe totaal onbetoverend deze wereld was, al pretendeerde hij betoverend te zijn.
Maar Apolline genoot. Ze liep met grote passen tussen de mensenmenigten voort, haar lange zwarte rokken achter zich aan wapperend, als een weduwe die na een begrafenis de bloemetjes eens buiten gaat zetten.
`Ik denk dat we weg moeten uit de hoofdstraat,' zei Suzanna toen ze haar weer hadden ingehaald. `Jerichau voelt zich hier niet prettig.' `I-lij kan er maar beter aan wennen,' zei Apolline en keek even naar Jerichau. `Dit zal heel spoedig onze wereld worden.'
Toen ze dat had gezegd, draaide ze zich weer om en liep verder. Wacht nu eens even!'
Suzanna ging achter haar aan, voordat ze elkaar zouden zijn kwijtgeraakt.
Wachten!' zei ze en pakte Apollines arm vast. 'We kunnen niet rond blijven lopen. We moeten naar de anderen toe.'
laat mij nu nog even genieten,' zei Apolline. `Ik heb te lang geslapen. Ik heb een beetje vermaak nodig.'
`Later misschien,' zei Suzanna. `Als we het tapijt gevonden hebben.' `Dat tapijt kan barsten,' antwoordde Apolline prompt.
Ze stonden andere mensen in de weg en mochten daarvoor boze blikken en vloeken in ontvangst nemen. Een jonge jongen spuugde naar Apolline, die meteen met een indrukwekkende doelgerichtheid terugspuugde. De jongen retireerde, met een geschokte blik op zijn bespuugde gezicht.
`Ik mag deze mensen wel,' zei ze. `Ze doen niet net alsof ze beleefd zijn.'
`We zijn Jerichau weer kwijt,' zei Suzanna. `Hij lijkt verdomme wel een kind.'
`Ik zie hem.'
Apolline wees naar de plaats waar Jerichau stond en zijn best deed zijn hoofd boven de mensen uitgestoken te houden, alsof hij bang was in deze mensenzee te verdrinken.
Suzanna begon naar hem terug te lopen, maar ze moest tegen de stroom in en dat viel niet mee. Jerichau bleef echter stokstijf staan.
Hij keek strak naar de lege lucht boven de mensenmenigten. Ze botsten tegen hem :op en duwden hem opzij, maar hij bleef staren. `We waren je bijna kwijtgeraakt,' zei Suzanna toen ze eindelijk naast hem stond.
Zijn antwoord was eenvoudig: `Kijk!'
Hoewel ze enige centimeters kleiner was dan hij, volgde ze zijn blik zo goed mogelijk.
'lk zie niets.'
Waar doet hij nu weer moeilijk over?' wilde Apolline weten, die zich inmiddels bij hen had gevoegd.
`Ze zijn allemaal zo verdrietig,' zei Jerichau.
Suzanna keek naar de gezichten van de passanten. Ze keken
 geïrriteerd; sommigen lui, anderen bitter; maar triest?
`Zie je de lichten?' zei Jerichau.
`Nee, die ziet ze niet,' zei Apolline meteen ferm. `Ze is nog altijd een Koekoek, weet je wel, ook als ze het menstruüm heeft. Kom nu maar mee.'
Jerichau keek naar Suzanna en de tranen zaten nu hoger dan ooit. `Je moet het zien,' zei hij. 'Ik wil dat je het ziet.'
`Niet doen,' zei Apolline. 'Da is niet verstandig.'
`Ze hebben kleuren,' zei Jerichau.
Denk aan de Principes,' protesteerde Apolline.
`Kleuren?' zei Suzanna.
`Als rook, helemaal om hun hoofd heen.'
Jerichau pakte haar arm vast.
luister nu eens goed,' zei Apolline. Volgens het derde Principe van Capra is het zo dat .
Suzanna luisterde niet. Ze staarde naar de menigte en haar hand hield nu die van Jerichau vast.
Ze deelde niet langer alleen zijn zintuigen, maar ook zijn toenemende paniek, nu ze gevangen zaten te midden van deze kudde mensen met een hete adem. Ze kreeg verschrikkelijke last van claustrofobie; ze deed haar ogen dicht en hield zichzelf voor dat ze rustig moest blijven.
In het donker hoorde ze Apolline weer over een of ander principe praten. Toen deed ze haar ogen open.
Wat ze zag, deed haar bijna schreeuwen. De lucht leek van kleur veranderd te zijn, alsof de goten vlam hadden gevat, en de rook verstikte de straat. Maar verder leek dat niemand op te vallen.
Ze draaide zich om naar Jerichau, hopend op een verklaring, en ditmaal slaakte ze wel een kreet. Hij had een krans van vuurwerk om zijn hoofd waaruit een zuil van licht en vermiljoenkleurige rook opsteeg.
`0, Christus,' zei ze. Wat gebeurt er?'
Apolline had haar schouder vastgepakt en trok aan haar.
'Kom mee,' schreeuwde ze. 'Het zal zich verspreiden. Meer dan drie, de menigte.'
zeg je?'
'Het Principe.'
Maar haar waarschuwing werd niet begrepen. Suzanna's schrik moest wijken voor vreugde en ze bekeek de mensenmenigte aandachtig. Overal zag ze wat Jerichau beschreven had. Golven van kleuren, pluimen, oprijzend uit het vlees van de Mensheid. Bijna allemaal matte kleuren; sommige gewoon grijs, andere als gevlochten linters van smerige pastelkleuren. Een paar maal zag ze een zuivere kleur — feloranje rond het hoofd van een kind dat op haar vaders rug werd gedragen; felle pauwekleuren van een meisje dat naar haar geliefde lachte.
Weer trok Apolline aan haar en ditmaal lette Suzanna daar wel op, maar voordat ze meer dan een meter hadden afgelegd, werd er achter hen geschreeuwd, en nog eens en nog eens, en plotseling drukten mensen links en rechts hun handen tegen hun ogen. Naast Suzanna viel een man op zijn knieën en begon te bidden; iemand anders was gaan overgeven, anderen hadden elkaar vastgegrepen om steun te zoeken, om vervolgens tot de ontdekking te komen dat iedereen het afschuwelijke tafereel zag.
`Verdorie!' zei Apolline. `Kijk nu eens wat je hebt gedaan.' Suzanna kon de kleuren van de kransen zien veranderen toen de mensen door paniek verteerd raakten. Grijs werd dooraderd met felgroen en paars. Er werd keihard gebeden en gegild.
`Waarom?' zei Suzanna.
'Capra's Principe!' schreeuwde Apolline terug. 'Meer dan drie, de menigte.'
Nu begreep Suzanna het wel. Wat twee mensen geheim konden houden, werd algemeen bekend als die kennis door drie mensen werd gedeeld. Zodra ze het visioen van Apolline en Jerichau ook tot het hare had gemaakt, had het vuur zich verspreid, een mystieke besmetting die binnen een paar seconden voor een chaotische situatie had gezorgd.
De angst bracht vrijwel meteen geweld met zich mee, omdat de mensen schuldigen voor dit visioen wilden kunnen aanwijzen. Mensen die aan het winkelen waren geweest, gooiden hun pakjes op de grond en vlogen elkaar naar de keel; secretaressen braken hun nagels op de wangen van boekhouders; volwassen mannen huilden terwijl ze hun vrouwen en kinderen door elkaar rammelden in een poging hen weer bij hun positieven te brengen.
Wat een ras van mystici had kunnen zijn, was plotseling een meute wilde honden geworden; en de kleuren waarin ze zwommen, degenereerden tot het grijs en bruin van de stront van een zieke.
Maar er gebeurde nog meer. Zodra het vechten was begonnen, wees een goedgeklede vrouw wier make-up niet ongehavend uit de strijd te voorschijn was gekomen, met een beschuldigende vinger op Jerichau. '
`Het is zijn schuld. Zijn schuld!' gilde ze.
Toen dook ze op de schuldige af, klaar om hem zijn ogen uit te krabben. Jerichau probeerde in de mensenmenigte op te gaan, maar ze kwam meteen achter hem aan.
`Houd hem tegen!' schreeuwde ze. `Houd hem tegen!'
Enige mensen vergaten hun eigen oorlog en keken naar het nieuwe doelwit.
Links van Suzanna zei iemand: 'Vermoord hem!' Even later vloog het eerste projectiel door de lucht. Het trof Jerichaus schouder. Het verkeer was tot stilstand gekomen nu de chauffeurs, die uit nieuwsgierigheid langzamer waren gaan rijden, onder de invloed van het visioen kwamen. Jerichau werd klemgezet door de auto's en de menigte keerde zich tegen hem. Opeens wist Suzanna dat het nu een kwestie van leven of dood was. Deze verwarde en angstige menigte was beslist, zelfs gaarne bereid om Jerichau en iedereen die hem te hulp kwam, aan stukken te scheuren.
Jerichau werd getroffen door een andere steen, waardoor zijn wang begon te bloeden. Suzanna liep op hem af en riep dat hij in beweging moest komen, maar hij stond naar de menigte te kijken alsof hij was betoverd door dit vertoon van menselijke woede. Ze baande zich duwend verder een weg, klom over een auto heen, wrong zich tussen bumpers door. Maar de leiders van de meute, de vrouw met de gehavende make-up en een of twee anderen, hadden hem bijna bereikt. 'Laat hem met rust!' schreeuwde ze. Niemand besteedde enige aandacht aan Naar. De manier waarop het spel door slachtoffer en beulen werd gespeeld, had bijna iets ritueels, alsof ze het allang kenden en ze niet in staat waren het .verhaal te herschrijven.
De betovering werd verbroken door politiesirenes. Het was de eerste maal dat Suzanna dankbaar was voor het horen van dat afgrijselijke gejammer.
Het effect was meteen merkbaar. Mensen begonnen mee te jammeren met de sirenes, diegenen die nog aan het vechten waren lieten de strot van hun tegenstander los en de rest staarde vol ongeloof naar vertrapte bezittingen en bebloede vuisten. Een of twee mensen vielen ter plekke flauw. Enige anderen begonnen weer te huilen, ditmaal eerder uit verwarring dan uit angst. Velen sloegen op de vlucht, menend dat discretie verkieslijk was boven een arrestatie. Ze waren weer blinde Koekoeken geworden en vluchtten alle kanten op, hun hoofd schuddend om de laatste resten van hun visioen van zich af te schudden. Apolline stond nu naast Jerichau.
Ze schudde hem schreeuwend wakker uit zijn trance. Toen sleepte ze hem mee. Dat gebeurde precies op tijd, want hoewel de meeste lynchers waren vertrokken, was een twaalftal mensen kennelijk nog niet bereid het zomaar op te geven. Zij wilden bloed zien, voordat de sterke arm der wet was gearriveerd.
Suzanna keek om zich heen, zoekend naar een ontsnappingsmogelijkheid. Een kleine zijstraat leek hoop te bieden. Snel riep ze Apolline. De komst van de patrouillewagens was een bruikbare afleiding; de menigte verspreidde zich nog verder.
Maar de harde kern toegewijde lynchers bleef achtervolgen. Toen Apolline en Jerichau de hoek van de zijstraat hadden bereikt, pakte de vrouw met de geruïneerde make-up Apollines jurk vast. Apolline liet Jerichau los, draaide zich om en gaf de vrouw een kaakslag die haar op de grond deed tuimelen.
Enige agenten hadden de achtervolging gezien en waren er op hun beurt achteraan gegaan, maar voordat ze tussenbeide konden komen, struikelde Jerichau. Meteen dook de menigte op hem af. Suzanna liep terug om hem te helpen. Op dat moment reed er met grote snelheid een auto op haar af. Het portier vloog een seconde later open en Cal schreeuwde: Instappen! Instappen!'
Wacht even!' riep ze hem toe en keek om. Jerichau werd door de honden tegen een bakstenen muur gesmeten en zat gevangen. Apolline, die inmiddels nog iemand had neergeslagen, rende nu op het geopende portier af. Maar Suzanna kon Jerichau niet alleen laten.
Ze rende terug naar de mensenkluwen die hem nu geheel omgaf en besteedde geen aandacht aan het geroep van Cal dat ze moest maken dat ze wegkwam nu het nog kon. Toen ze Jerichau bereikte, had die iedere hoop op verzet opgegeven. Hij liet zich langs de muur omlaagglijden en probeerde zijn bebloede hoofd te beschermen tegen de slagen en het spuug. Ze schreeuwde dat iedereen moest ophouden, maar anonieme handen trokken haar bij hem vandaan.
Weer hoorde ze Cal schreeuwen, maar nu zou ze niet meer naar hem toe hebben gekund als ze dat had gewild.
'Ryden!' schreeuwde ze, biddend dat hij haar zou horen en zou maken dat hij wegkwam. Toen wierp ze zich op de agressiefste van Jerichaus kwellers. Maar er waren domweg te veel handen die haar konden tegenhouden. Ze vocht en schreeuwde, maar het was hopeloos. Wanhopig klemde ze zich aan Jerichau vast en bedekte haar eigen hoofd met haar andere arm.
Opeens werd het stil, toen twee agenten waren gearriveerd. Een paar mensen waren al weggeslopen om een arrestatie te voorkomen, maar de meesten lieten op geen enkele manier blijken zich schuldig te voelen. Integendeel. Ze veegden het spuug van hun lippen en begonnen met hoge stemmen hun brute gedrag te rechtvaardigen.
'Zij zijn begonnen, agent,' zei een van hen, een kalend individu, dat kassier bij een bank had kunnen zijn voordat zijn knokkels en zijn overhemd onder het bloed waren komen te zitten.
'0 ja?' zei de agent en keek eens even naar de zwarte boef en zijn gemelijke maîtresse. 'Opstaan, jullie,' blafte hij. zullen een paar vragen moeten beantwoorden.'

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml