UIT DE MONDEN VAN BABY'S

1
De dageraad kroop voorzichtig over Liverpool peen, alsof hij bang was voor wat hij zou kunnen vinden. Cal keek toe hoe de stad door het licht zichtbaar werd, en hij had de indruk dat die grijs was, van riool tot schoorsteentop.
Hij had hier zijn leven lang gewoond; dit was zijn wereld geweest. De televisie en fraaie tijdschriften hadden hem of en toe weleens een andere wereld laten zien, maar om de een of andere reden had hij daar nooit werkelijk in geloofd. Hij was hem even vreemd geweest als de sterren die boven zijn hoofd fonkelden.
Maar de Fuga was lets anders geweest. Die had een korte, zoete tijd lang een plaats geleken waar hij werkelijk thuishoorde. Hij was te optimistisch geweest. Het land wilde hem misschien wel hebben, maar de mensen die er woonden, niet. Zij vonden hem verachtelijk menselijk.
Hij zwierf een uurtje of zo buiten rond, kijkend hoe een nieuwe Liverpoolse maandag begon.
Waren ze zo slecht, die Koekoeken waartoe hij behoorde? Ze glimlachten toen hun kat terugkwam na een nachtje stappen; ze omhelsden hun kinderen voor die naar school gingen; hun radio's produceerden onder het ontbijt liefdesliedjes. Opeens vond hij dat hij hen fel moest verdedigen. Verdorie, hij zou teruggaan en die Zieners zeggen dat ze kwezels waren.
Toen hij het huis naderde, zag hij dat de voordeur wagenwijd openstond en dat een jonge vrouw die hij wel van gezicht maar niet van naam kende, op het pad naar binnen stond te staren. Pas toen hij vlak bij het hek was, zag hij Nimrod op de deurmat staan, met Cats zonnebril op en een toga aan, vervaardigd uit een van Cals overhemden.
'ls dat jouw kind?' vroeg de vrouw aan Cal toen hij het hek openmaakte.
'In zekere zin wel, ja.'
'Hij begon op het raam te bonzen toen ik langsliep. Is er niemand thuis die op hem let?'
`Nu wel,' zei Cal.
Hij keek naar het kind, herinnerde zich dat Freddy had gezegd dat Nimrod alleen een baby leek. Cal moest echter wel de rol van vader spelen. Hij tilde Nimrod op.
Wat doe je?' fluisterde hij tegen het kind.
`Srotsakken,' zei Nimrod. Isal se vermoorsen!'
Wie?'
Maar toen Nimrod die vraag wilde beantwoorden, zei de vrouw: `0, hij is zo lief.'
Voordat Cal zich kon excuseren en de deur dicht kon doen, had het kind zijn armpjes al naar haar uitgestrekt en maakte gorgelende geluidjes.
`0,' zei de vrouw, `wat ben je lief.'
En ze nam Nimrod in haar armen voordat Cal haar dat kon beletten. Cal zag de gloed in Nimrods ogen toen de vrouw hem tegen haar grote borsten drukte.
`Waar is zijn moeder?' vroeg ze.
`Die komt zo meteen weer thuis,' zei Cal en probeerde Nimrod weg te pakken uit die luxueuze positie. Nimrod wilde niet weg. Hij straalde terwijl hij werd gewiegd en zijn mollige vingertjes grepen naar de borsten van de vrouw. Zodra Cal hem vastpakte, begon hij te jammeren.
De vrouw suste hem, drukte hem nog dichter tegen zich aan, waarop Nimrod met haar tepels begon te spelen, door de dunne stof van haar bloesje heen.
'Wil je ons excuseren?' zei Cal, en pakte de baby van zijn kussen voordat hij zou gaan zuigen.
mag hem niet alleen laten,' zei de vrouw, en raakte afwezig haar borst aan.
Cal bedankte haar voor haar bezorgdheid.
Tot ziens, schatje,' zei ze tegen het kind.
Nimrod wierp haar een kushandje toe. Even keek ze verward, toen liep ze achteruit naar het hek en haar glimlach verdween.
2
Wat stom om dat te doen!'
Nimrod had geen berouw. Hij stond in de hal waar hij was neergezet en staarde Cal uitdagend aan.
Waar zijn de anderen?' wilde Cal weten.
Weg,' zei Nimrod. 'En wij gaan ook op stap.'
Hij waggelde naar de voordeur en probeerde de kruk vast te pakken. `Ksheb hier gesnoeg van,' zei hij. 'Ise veel slecht nieuwss.'
Maar zijn vingers konden er net niet bij en na een paar vergeefse pogingen beukte hij met zijn vuisten op het hout.
`Ik wil om me heen kijken,' zei hij.
`Oke,' zei Cal, 'mar schreeuw niet zo.'
Neem me mee naar buiten!'
Her klonk echt triest. Het kon geen kwaad het kind even lets van de omgeving te laten zien. De gedachte dit wonderbaarlijke schepsel mee naar buiten te nemen zodat iedereen het kon zien, schonk hem een perverse voldoening. En het schonk hem nog meer voldoening te weten dat het kind, dat hem had uitgelachen toen hij wegging, nu afhankelijk van hem zou zijn.
Maar de restjes woede jegens Nimrod verdwenen al snel toen het kind steeds beter ging praten. Al spoedig waren ze verwikkeld in een vloeiende en geanimeerde discussie, zonder zich iets aan te trekken van de blikken die op hen werden geworpen.
`Ze hebben me daar alleen gelaten!' protesteerde hij. `Zeiden dat ik maar op mezelf moest passen.' Hij stak zijn minuscuul kleine handjes op. 'Hoe, vraag ik je. Hoe?'
Waarom ben je eigenlijk zo gevormd?' vroeg Cal.
`Het leek destijds een goed idee,' antwoordde Nimrod. 'Er zat een woedende echtgenote achter me aan; dus heb ik me verstopt in de meest onwaarschijnlijke gestalte die ik kon bedenken. Ik dacht dat ik na een paar uur wel weer gewoon zou worden. Stom, natuurlijk. Je hebt macht nodig om zo'n betovering te kunnen verbreken. En toen ze het tapijt gingen weven, was er geen macht meer te krijgen. En dus moest ik zo het tapijt in.'
`En hoe kun je dan weer normaal worden?'
`Kan niet. Ik ben hulpeloos tot ik weer op de aarde van de Fuga sta.' Hij duwde de zonnebril op zijn voorhoofd om een langslopende schone wat beter te kunnen bekijken.
`Heb je die heupen gezien?' zei hij.
'Niet kwijlen.'
`Baby's worden geacht te kwijlen.'
`Niet zoals jij dat doet.'
Nimrod zette zijn kaken op elkaar. 'Die wereld van jou is lawaaiig,' zei hij. 'En smerig.'
`Smeriger dan in 1896?'
'Veel smeriger. Maar hij staat me toch wel aan. Je moet me er eens wat meer over vertellen.'
Jezus,' zei Cal. Waar moet ik beginnen?'
`Maakt niet uit,' antwoordde Nimrod. `Je zult wel merken dat ik snel leer.'
Wat hij zei was waar. Tijdens het wandelingetje van een half uur in de omgeving van Chariot Street stelde hij Cal vragen over de meest uiteenlopende onderwerpen, sommige opgeroepen door jets dat ze op straat zagen, andere abstracter. Eerst hadden ze het over Liverpool, toen over steden in het algemeen, toen over New York en Hollywood. Het praten over Amerika bracht hen op de Oost-West-verhoudingen, en toen noemde Cal alle oorlogen en moorden die hij zich kon herinneren vanaf 1900. Ze spraken even over de lerse kwestie en de Engelse politiek, hadden het toen over Mexico, een land dat ze alle twee dolgraag wilden zien, en vervolgens over Mickey Mouse, het grondprincipe van de aerodynamica en via een atoomoorlog en de Onbevlekte Ontvangenis terug naar Nimrods meest geliefde gespreksonderwerp: vrouwen. Of liever gezegd twee vrouwen in het bijzonder, die hij toevallig zag.
In ruil voor deze korte kennismaking met de twintigste eeuw gaf Nimrod Cal een eerste verbale rondleiding in de Fuga. Eerst vertelde hij hem over het Huis van Capra, waarin de Raad van de Families bijeenkwam om te debatteren; toen over de Mantel, de wolk die de Kringvorming verborgen hield, en het Smalle Licht, het pad dat daarheen leidde; vervolgens over het Firmament en de Requiemtrap. Alleen de namen al vervulden Cal van een intens verlangen.
Beiden leerden veel, en niet op de laatste plaats dat ze na verloop van tijd vrienden zouden kunnen worden.
`Nu niet meer praten,' zei Cal toen ze weer bij het hek van het huis van Mooney waren gearriveerd. Vergeet niet dat je een baby bent.' `Hoe zou ik dat nu kunnen vergeten?'
Cal maakte de deur open en riep zijn vader. Maar het was stil in huis, van de zolder tot de fundering.
`Hij is er niet,' zei Nimrod. `Zet me alsjeblieft neer.'
Cal zette de baby op de grond van de hal. Hij liep meteen in de richting van de keuken.
`Ik moet jets drinken,' zei hij, 'en ik wil geen melk.'
Cal lachte. 'lk zal eens zien wat ik kan vinden,' zei hij en liep naar de achterkamer.
Toen Cal zijn vader in de leunstoel zag zitten, met zijn rug naar de tuin, dacht hij in eerste instantie dat Brendan dood was. Hij werd misselijk en schreeuwde het bijna uit. Toen knipperden Brendans ogen en keek hij naar zijn zoon.
`Pap?' zei Cal. Wat is er aan de hand?'
Er stroomden tranen over Brendans wangen. Hij deed geen enkele poging die weg te vegen of de snikken die hem deden trillen in te houden.
`0, pap...
Cal liep naar zijn vader en ging op zijn hurken naast de stoel zitten. `Hindert niet,' zei hij en legde een hand op zijn vaders arm. Dacht je aan mam?'
Brendan schudde zijn hoofd. De tranen bleven druppen. Woorden wilden niet komen. Cal stelde geen verdere vragen, maar bleef zijn vaders arm vasthouden. Hij had gedacht dat Brendan bezig was minder melancholiek te worden; dat het ergste verdriet voorbij was. Kennelijk was dat niet zo.
Uiteindelijk zei Brendan: 'Ik... Ik heb een brief gehad.' `Een brief?'
`Van je moeder.' Brendan keek zijn zoon aan. 'Ben ik krankzinnig, Cal?' vroeg hij.
Natuurlijk niet, pap. Natuurlijk niet.'
`Tsja, ik zou durven zweren . . Hij haalde een natte zakdoek te voorschijn en snoot zijn neus. 'War ligt hij,' zei hij, knikkend naar de tafel. `Kijk zelf maar.'
Cal liep naar de tafel.
`Het was haar handschrift,' zei Brendan.
Er lag inderdaad een velletje papier op tafel, dat vele malen opgevouwen en opengevouwen was. En waarboven kort geleden was gehuild. `Het was zo'n lieve brief,' zei hij. `Ze schreef dat ze gelukkig was en ik geen verdriet meer mocht hebben. Ze schreef . . . '
Hij zweeg en begon opnieuw te snikken. Cal pakte het velletje op. Het was dunner papier dan hij ooit had gezien en er stond aan beide zijden niets op.
`Ze schreef dat ze op me wachtte, maar dat ik me daar geen zorgen over moest maken, omdat het wachten daar een vreugde was en .. . en dat ik nog een tijdje van het leven moest genieten, tot ik geroepen werd.'
Cal besefte nu dat het papier niet alleen uitzonderlijk dun was, maar dat het ook steeds vager zichtbaar werd. Hij legde het terug op de tafel en de haartjes in zijn nek prikten.
'Ik was zo gelukkig, Cal,' zei Brendan. 'Ik wist nu dat ze gelukkig was en ik haar op een dag weer zou zien, en dat was alles wat ik weten wilde.'
`Pap, er staat niets op dat velletje papier,' zei Cal zacht.
'Maar er was wel iets op geschreven, Cal, dat zweer ik je. Echt waar. Her was haar handschrift. Dat zou ik altijd kunnen herkennen. En toen verdween het opeens zomaar.'
Cal draaide zich om en zag zijn vader vrijwel dubbelgevouwen in de stoel zitten, snikkend alsof zijn verdriet ondraaglijk was. Hij legde zijn hand op zijn vaders hand, die de kale leuning van de stoel had vastgegrepen.
`Sterk zijn, pap,' fluisterde hij.
`Het is een nachtmerrie, zoon,' zei Brendan. 'Het is net alsof ik haar tweemaal heb verloren.'
`Je hebt haar niet verloren, pap.'
Waarom is haar brief zomaar opeens verdwenen?'
Dat weet ik niet.' Hij keek om, het velletje papier was bijna helemaal weg.
`Hoe heb je die brief gekregen?'
De oude man fronste zijn wenkbrauwen.
`Kun je je dat herinneren?'
`Nee, niet werkelijk. Het is allemaal zo vaag. Ik kan me herinneren . . . dat er iemand voor de deur stond. Ja. Dat klopt. Iemand-belde aan. Hij zei dat hij iets voor me had... het zat in zijn jasje.'
Zeg me wat je ziet en dan is het van jou.
Shadwell.
Neem maar wat je hebben wilt. . . gratis. .
Dat was natuurlijk een leugen. Een van de vele. Niets was gratis. Wat wilde hij in ruil hebben, pap? Kun je je dat nog herinneren?' Brendan schudde zijn hoofd, fronste zijn wenkbrauwen om zich te concentreren.
lets over jou. Hij zei.. . ik denk dat hij zei. . . dat hij jou kende.' Hij keek op naar Cal.
`Ja, inderdaad. Nu herinner ik het me weer. Hij zei dat hij jou kende.' `Het was een truc, pap. Een gemene truc.'
Brendans ogen vernauwden zich tot spleetjes, alsof hij probeerde dat te begrijpen. Toen leek het hem opeens duidelijker te worden.
`Ik wil sterven, Cal.'
`Nee, pap.'
`Ja, dat wil ik wel. Dat wil ik echt. Ik wil niemand meer tot last zijn.' `Je hebt alleen verdriet,' zei Cal zacht. 'Maar dat gaat wel weer over.' `Ik wil niet dat het overgaat,' antwoordde Brendan. 'Nu niet meer. Ik wil in slaap vallen en vergeten dat ik ooit heb geleefd.'
Cal sloeg zijn armen om zijn vaders hals. Eerst verzette Brendan zich daartegen; hij had zijn gevoelens nooit openlijk laten blijken. Maar toen begon hij weer te snikken en voelde Cal de magere armen van zijn vader om zich heen, en hadden ze elkaar stevig vast.
'Vergeef het me, Cal,' zei Brendan door zijn tranen heen. `Kun je dat?'
rustig nu maar, pap, doe niet zo raar.'
'Ik heb je teleurgesteld. Ik heb nooit mijn gevoelens . . . al mijn gevoelens, onder woorden gebracht. Ook niet tegenover haar. Ik heb haar nooit verteld hoeveel ik van haar hield . . . dat heb ik nooit tegen haar kunnen zeggen.'
`Ze wist het, pap,' zei Cal en huilde nu zelf ook. `Geloof me, dat heeft ze geweten.'
Ze hadden elkaar nog even vast. Ze konden elkaar slechts weinig troost bieden, maar Cal was zo woedend dat hij wist dat zijn tranen door die woede al snel zouden worden verschroeid. Shadwell was langs geweest; Shadwell met zijn pak vol bedrog. Brendan had zich verbeeld een brief uit de hemel te zien, en die illusie was blijven bestaan zolang de Verkoper hem nodig had. Nu had hij Brendan niet meer nodig; het tapijt was gevonden. Dus was er een einde gekomen aan de magie. De woorden waren vervaagd, daarna het papier, teruggekeerd naar dat niemandsland tussen wensen en het in vervulling gaan daarvan.
'Ik zal een kopje thee zetten, pap,' zei Cal.
Dat zou zijn moeder, gegeven de omstandigheden, hebben gedaan. Water koken, de theepot verwarmen en er een aantal lepeltjes thee in doen. Huiselijke orde, geplaatst tegenover de chaos, hopend even aan het tranendal te kunnen ontsnappen.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml