HET VLEES IS ZWAK

Hoewel Shadwell zich vast had voorgenomen het Firmament te bezetten — het enige gebouw in de Fuga dat waardig genoeg was voor iemand die een god wilde worden — was hij niet zo ingenomen met het huis toen hij er eenmaal was. Alle vorsten en matriarchen die er door de eeuwen heen hadden gewoond, hadden zalen en kamers aan hun eigen wensen en smaak aangepast en er telkens verder bijgebouwd, om maar weer iets nieuws te kunnen toevoegen aan de mysteries van de vorige bewoner. Het resultaat was een huis dat wel wat weg had van een labyrint.
Hij was niet de eerste Koekoek die de wonderbaarlijke gangen van her Firmament verkende. Door de jaren heen hadden enige leden van de Mensheid hun weg naar het paleis gevonden en daar ongestoord door de makers, die de rust niet met harde woorden wilden verstoren, kunnen rondlopen. Diep in het paleis hadden die paar gelukkigen bezienswaardigheden gezien die ze tot hun dood niet vergeten waren. Een kamer waarin de tegels op de muren tweemaal zoveel kanten hadden als een dobbelsteen en telkens draaiden, waarbij ieder facet een vaste plaats had in een fresco dat nooit lang genoeg hetzelfde bleef om het werkelijk goed te kunnen bekijken. In een andere kamer regende het voortdurend en gaf de grond de geur van afkoelende trottoirs af. Een volgende kamer zag er zo op het eerste gezicht heel gewoon uit, maar bestond uit geometrische vlakken die het oog zo bedrogen dat je het ene moment het idee had heel groot te zijn en het volgende zo klein als een torretje.
Na een uur of een dag te midden van die wonderen te hebben rondgelopen, werden ze dan door een onzichtbare gids meegenomen naar de deur, en kwamen weer naar buiten en dachten te dromen. Later probeerden ze dan te vertellen over wat ze hadden gezien, maar slaagden daar niet in, omdat ze dingen vergeten waren en de juiste woorden niet konden vinden. En vervolgens gingen ze dan weer wanhopig op zoek naar dat delirium. Maar het Firmament had geen vaste plaats. . .
Shadwell was de eerste Koekoek die door die wonderbaarlijke gangen liep en meende dat die van hem waren. Genoegen deed hem dat echter niet. Dat was wellicht de fraaiste wraakneming op de onwelkome bezetter.
2
Laat in de middag, voordat het te donker werd, beklom de Profeet de wachttoren van het Firmament om zijn territoria in ogenschouw te kunnen nemen. Ondanks de veeleisende afgelopen weken, het voortdurend toneelspelen, de bijeenkomsten en het politieke gemanoeuvreer, was hij niet moe. Alles wat hij zijn volgelingen en zichzelf had beloofd, was uitgekomen. Het was alsof zijn rol van Profeet hem profetische krachten had gegeven. Hij had het Weefsel gevonden, zoals hij had gezegd, en dat van de Conservators opgeëist; hij had zijn mensen naar het hart van de Fuga geleid, en met een bijna bovennatuurlijke kracht iedereen die zich tegen hem verzette om zeep gebracht. Vanuit de verheven positie die hij thans bekleedde, kon hij niets anders meer dan goddelijk worden en daar zou de Kringvorming, die hij nu kon zien, hem bij helpen.
De Kringvorming.
De Mantel donderde, onttrok de geheimen aan de ogen van iedereen, ook aan de zijne. Dat hinderde niet. Als Hobart bataljon de inboorlingen morgen volledig had onderdrukt, zouden ze de Profeet begeleiden naar de poort van de Kringvorming, die door de Zieners het Smalle Licht werd genoemd, en dan zou hij er binnengaan.
En dan? Tsja . . . dan . . .
Zijn gedachtengang werd onderbroken doordat hij iets kouds in zijn nek voelde.
Immacolata stond in de deuropening van de afgeschermde ruimte. Het licht flatteerde haar niet. Al haar wonden waren duidelijk zichtbaar, evenals haar breekbaarheid — en haar wrok. Het zien van haar vervulde hem met walging.
Vat wil je?' vroeg hij.
`Ik ben gekomen om je gezelschap te houden,' zei ze. Deze plaats bevalt me niet. Het stinkt naar de Oude Wetenschap.'
Hij haalde zijn schouders op en keerde haar zijn rug toe. `Shadwell, ik weet wat je denkt,' zei ze. 'En geloof me . . . het zou niet verstandig zijn.'
Hij had zijn naam lange tijd niet horen uitspreken, en de klank ervan stond hem niet aan. Het was alsof hij werd teruggeworpen op een biografie die de zijne niet meer leek te zijn.
Wat zou niet verstandig zijn?' zei hij.
`De Kringvorming binnendringen.'
Hij antwoordde niet.
`Dat ben je toch van plan, nietwaar?'
Ze kon hem nog steeds al te gemakkelijk doorzien.
`Misschien,' zei hij.
Dat zou een rampzalige vergissing zijn.'
`Werkelijk?' zei hij, zonder zijn ogen van de Mantel af te wenden. 'En waarom?'
`Ook de Families wisten niet wat ze schiepen toen ze het Weefgetouw aan het werk zetten,' zei ze. 'Het is niet te begrijpen.'
Niets is voor mij onbegrijpelijk,' snauwde hij. 'Nu niet meer.' `Shadwell, je bent nog altijd een mens,' bracht ze hem in herinnering. `Je bent kwetsbaar.'
`Houd je mond,' zei hij.
`Shadwell . . '
`Houd je mond,' herhaalde hij, en draaide zich naar haar toe. 'Ik wil dat pessimistische gepraat van je niet langer horen. Ik ben hier, nietwaar. Ik heb de Fuga veroverd.'
hebben hem veroverd.'
`Best. Wij. En wat wil je in ruil voor die kleine dienst hebben?' `Je weet wat ik hebben wil,' zei ze. Vat ik altijd al heb willen hebben. Langzame rassenmoord.'
Hij glimlachte. Het duurde lang voordat hij antwoordde en toen dat gebeurde, kwamen de woorden langzaam.
`Nee,' zei hij. 'Ik denk niet dat daar sprake van kan zijn.' Waarom zijn we anders al die jaren achter hen aan gedaan?' vroeg ze. 'We hebben dat gedaan zodat jij winst zou kunnen maken en ik me zou kunnen wreken.'
`Er is het een en ander veranderd,' zei hij. Dat zul jij zelf toch ook wel zien?'
`pi wilt over hen heersen, nietwaar?'
`Ik wil meer dan dat,' zei hij. 'Ik wil weten hoe het scheppen smaakt. Ik wil hebben wat de Kringvorming verborgen houdt.'
`Hij zal je aan stukken scheuren.'
betwijfel ik,' zei hij. 'Ik ben nog nooit zo sterk geweest.'
`Bij het Heiligdom,' zei ze, 'heb je gezegd dat we hen samen zouden vernietigen.'
`Toen heb ik gelogen,' zei Shadwell luchtig. 'Ik heb je toen gezegd wat je wilde horen, omdat ik je nodig had. Nu walg ik van je. Als ik eenmaal god ben, zal ik andere vrouwen nemen.'
`Zo, wil je nu een god worden?' Die gedachte leek haar werkelijk te amuseren. `Shadwell, je bent een verkoper. Je bent een miezerig verkopertje. Ik ben degene die ze aanbidden.'
`0 ja,' reageerde Shadwell. 'Ik heb die cultus van jou gezien. Een kerkhof en een handjevol eunuchen.'
`Shadwell, ik laat geen loopje met me nemen,' zei ze, en liep op hem af. 'En al zeker niet door jou!'
Hij had al vele maanden geweten dat dit moment zou komen — het moment waarop ze eindelijk begrijpen zou hoezeer hij haar had gemanipuleerd. Hij had zich op de gevolgen daarvan voorbereid door rustig en systematisch al haar bondgenoten uit de weg te ruimen en zijn eigen verdedigingsmechanismen uit te breiden. Maar ze had nog altijd het menstruüm dat zou haar nooit afgenomen kunnen worden — en dat had een geweldige kracht. Hij zag het nu opkomen in haar ogen en zou het liefste even zijn gaan rillen.
Die neiging bedwong hij echter en hij liep in plaats daarvan op haar af. Hij legde zijn hand tegen haar gezicht en streelde de littekens. zou me toch zeker niet doden?' fluisterde hij.
`Ik zal geen loopje met me laten nemen,' herhaalde ze.
`Maar dood is dood,' zei hij verzoenend. 'Ik ben alleen maar een Koekoek. Je weet hoe zwak wij zijn. Voor ons is er geen wederopstanding.'
Zijn aanrakingen waren ritmischer geworden. Dat vond ze afschuwelijk, wist hij. Zij, de perfecte maagd; zij, een en al ijs en spijt. Vroeger zou ze de huid van zijn vingertoppen hebben verbrand als hij haar zo had aangeraakt. Maar Mama Pus was dood en de Toverkol haar nutteloze, krankzinnige zelf. De eens zo machtige Incantatrix was zwak en moe, en dat wisten ze alle twee.
`Al deze jaren, lieveling . . zei hij . . al deze jaren heb je me net genoeg de vrije teugel gelaten en me net voldoende verleid . .
`We hadden afgesproken het samen te doen,' zei ze.
`Nee,' zei Shadwell, alsof hij een kind corrigeerde. `Jij hebt me gebruikt om je te midden van de Koekoeken te kunnen begeven, want in feite jagen zij je angst aan.'
Ze wilde hem tegenspreken, maar hij legde een hand op haar keel.
`Onderbreek me niet,' zei hij, en ze gehoorzaamde. hebt me altijd
geminacht,' ging hij verder. weet ik. Maar je kon me gebruiken
en ik deed wat je van me gedaan wilde hebben. En dat kon doorgaan zolang ik ernaar bleef verlangen je aan te raken.'
`En wil je dat nu?' zei ze.
`Eens . zei hij bijna triest, `...eens zou ik een moord hebben begaan om het kloppen van je keel te kunnen voelen. Zoals nu.' Zijn hand omvatte haar hals iets steviger. 'Of om je lijf te hebben kunnen strelen . .
De palm van zijn andere hand streelde haar borst.
`Niet doen,' zei ze.
`De Magdalena is dood,' bracht hij haar in herinnering. Dus wie zal nu kinderen baren? Die oude heks kan dat niet, want ze is steriel. Nee, schatje. Nee. Ik denk dat jij dat zult moeten doen. Je zult me eindelijk dat kostbare kutje van je moeten aanbieden.'
Ze smeet hem van zich af en zou hem hebben gedood als ze niet zo van walging vervuld was geweest omdat hij haar zo intiem had aangeraakt. Achter haar ogen verzamelde zich de kracht die hem zou kunnen doden. Als zijn leven hem lief was, moest hij nu wraak nemen. Ze had een loopje met hem genomen, maar hij had manieren om haar haar arrogantie te doen betreuren. Toen ze haar hoofd ophief om het menstruüm naar hem toe te spugen, riep hij de namen die hij slechts enige uren daarvoor op het pakje sigaretten had geschreven.
`Soeza! Bootje! Schoonkind! Goddelijkheid! Verdriet! Hannah!'
De buitenbeentjes kwamen meteen de trap opklauteren. Ze waren niet langer de arme, ellendige dingen die de Magdalena de Borst had gegeven. Shadwell had hen in de korte tijd dat hij hen bezat, uitstekend verzorgd en gevoed, en ervoor gezorgd dat ze machtig werden. Toen Immacolata hen achter zich hoorde, verdween het licht op haar gezicht. Ze draaide zich om toen ze door de deur kwamen.
hebt hen aan mij gegeven,' zei hij.
Ze slaakte een kreet toen ze zag hoe vet en grof ze waren geworden. Ze stonken naar een slachthuis.
`Ik heb hun bloed in plaats van melk gegeven,' zei Shadwell. Daardoor houden ze van me.'
Hij maakte een klakkend geluid met zijn tong en de wezens kwamen op hem af, organen achter zich aanslepend waarvoor ze nog geen bestemming hadden gevonden.
`Ik waarschuw je,' zei hij. 'Als je me slecht behandelt, zullen ze daar niet al te vriendelijk op reageren.'
Toen hij dat zei, besefte hij dat Immacolata de Toverkol had opgeroepen uit de koelere regionen van het Firmament. Ze stond nu vlak bij de Incantatrix, kriegelig.
1= hem met rust,' hoorde hij haar in Immacolata's oor zuchten. Hij geloofde geen seconde dat ze die raad zou opvolgen, maar toch deed ze dat wel. Ze spuugde op de grond voor Shadwells voeten en draaide zich toen om. Hij kon nauwelijks geloven dat de slag zo makkelijk gewonnen was. Door verdriet en verminkingen was ze meer gedemoraliseerd dan hij had durven hopen. Er was al een einde aan de confrontatie gekomen voordat die was begonnen.
Een van de buitenbeentjes naast hem jammerde van frustratie. Hij keek even niet naar de zusters, toen hij het buitenbeentje wilde zeggen dat het zijn mond moest houden. Dat had bijna fatale gevolgen voor hem, want meteen vloog de zuster op hem af, met wijdopen kaken, haar tanden plotseling heel groot, klaar om zijn bedriegende hart uit zijn lichaam te scheuren.
Bij de deur draaide Immacolata zich om en kwam het menstruüm vrij.
Hij schreeuwde dat de beesten hem te hulp moesten komen, maar op dat moment was de Toverkol al bij hem. Hij snakte naar adem toen hij tegen de muur werd gesmeten en hij de klauwen op zijn borst voelde.
De buitenbeentjes waren niet van plan de man van wie ze bloed kregen, het onderspit te laten delven. Ze hadden de Toverkol al vastgegrepen voordat haar nagels Shadwells jasje aan Harden konden scheuren, en ze gilde het uit toen ze bij hem vandaan werd getrokken. Ze was voor deze wezens als vroedvrouw opgetreden, ze had ze geboren helpen worden in een wereld vol krankzinnigheid en duisternis. En misschien was dat de reden waarom ze voor haar geen genade kenden. Ze trokken aan haar, zonder ophouden, zonder verontschuldiging.
`Last ze ophouden!' schreeuwde Immacolata.
De Verkoper bekeek de scheuren die de Toverkol in zijn jasje had gemaakt. Als het iets langer had geduurd, zou ze zijn hart te pakken hebben gehad.
`Shadwell,' riep Immacolata, `alsjeblieft
`Ze is al dood,' zei hij. ze ermee spelen.'
Immacolata liep naar haar zuster toe, maar toen ze dat deed, werd haar de pas afgesneden door het grootste buitenbeentje dat de kleine witte ogen van een diepzeevis had, en een mond als een wond. Ze spuugde een pijl van het menstruüm naar zijn kloppende borstkas, maar het ging verder in de aanval alsof er niets was gebeurd.
Shadwell had gezien hoe die monsters elkaar hadden uitgemoord, .voor de lol. Hij wist dat ze ondanks afschuwelijke verwondingen heel snel konden zijn. Deze, Bootie geheten, bijvoorbeeld, kon nog vrolijk zijn als hij honderd wonden had opgelopen. En hij was niet stom. Hij had de hem gegeven lessen goed geleerd. Hij sprong nu op de Incantatrix af, sloeg zijn armen om haar nek en zijn benen om haar heupen .
Hij wist dat een dergelijk intiem gebaar Immacolata zou afleiden. En inderdaad. Toen het buitenbeentje haar begon te kussen, zo goed en zo kwaad als dat door zijn misvormingen ging, gilde ze, en had zichzelf niet meer in de hand. Het menstruüm vloog alle kanten op, vet spilde zijn energie tegen de muren en het plafond. De paar pijlen di haar aanvaller raakten, wonden hem aIleen nog meer op. Hoewel hi nauwelijks een geslachtsdeel had, had Shadwell hem wel de grondbewegingen geleerd. Hij stond tegen haar op te rijen als een hitsig, hond, jankend en wel.
Maar hij had zijn mond niet moeten opendoen, want het menstruüm ging meteen zijn keel in en blies die op zodat hij barstte en het hoofd dat nu niet langer werd ondersteund, achteroverviel en aan vette dra den van de een of andere materie bleef hangen.
Toch bleef hij haar vasthouden, maar nu niet meer zo stevig, zodat ze zich kon losrukken, waarbij ze echter wel van top tot teen onder het bloed kwam te zitten.
Shadwell riep de andere buitenbeentjes weg van de Toverkol. Ze kwamen meteen naast hem staan. Van de Toverkol was niets ander: over dan troep zoals je die op de tegelvloer kunt zien liggen van eer bedrijf waar vissen van hun ingewanden worden ontdaan.
Immacolata slaakte een lage, trieste kreet toen ze dat zag en haar gezicht verslapte, tot het een bijna debiele uitdrukking kreeg.
`Breng haar weg,' zei Shadwell. `Ik wil dat smerige gezicht niet meet zien. Neem haar mee naar de heuvels en dump haar daar.'
Twee van de buitenbeentjes liepen op de Incantatrix af en grepen haar vast. Haar ogen kregen niet eens even een boze blik, er kwam geen enkele vorm van protest. Er was iets binnenin haar geknapt, ofwel door het vermoorden van haar laatste zuster, of door de verkrachting van haarzelf door het beest, of wellicht door beide. Ze kon plotseling niet meer toveren, geen doodsangst meer aanjagen. Een zak, die ze naar de deur sleurden en de trap afdroegen. Ze keek zelfs niet eenmaal Shadwells kant op.
Hij luisterde naar de slepende tred van de buitenbeentjes, die steeds minder duidelijk hoorbaar werd, en verwachtte nog steeds half dat ze terug zou komen voor een laatste aanval. Dat gebeurde echter niet. Het was voorbij.
.Hij liep naar de restanten van de Toverkol. Die roken naar verrotting.
`Eet maar op,' zei hij tegen de overgebleven beesten, die er meteen op aanvielen en om ieder hapje vochten. Hij walgde van hun honger en keek weer naar de Kringvorming.
Het zou nu heel spoedig avond worden; snel zouden de Fuga en de gebeurtenissen van een drukke dag door een donker gordijn worden bedekt. En morgen kon er een nieuwe akte beginnen.
Ergens voorbij de wolk waarnaar hij keek, lag een dosis kennis verborgen die hem zou transformeren.
En daarna zou het aIleen nog maar avond worden als hij dat zei; alleen nog maar dag als hij dat wenste.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml