CAL, TE MIDDEN VAN WONDEREN

Ware vreugde herinner je je altijd; echt verdriet eveneens.
Daarom had Cal het gevoel, toen de storm van stof die hem had meegenomen uiteindelijk was gaan liggen, en hij zijn ogen opendeed en de Fuga voor zich zag, dat de paar breekbare momenten van een plotselinge openbaring, die hij in zijn zesentwintig levensjaren had geproefd — geproefd maar altijd weer verloren — nu waren samengevoegd. Hij had wel eens eerder lets van deze vreugde geproefd. Had er geruchten over gehoord toen hij droomde terug te zijn in de moederschoot, toen hij droomde over de liefde; had gezien hoeveel goed het kon doen, hoeveel gelach het kon oproepen; hij kende de wiegeliedjes ervan. Maar tot nu had hij nog nooit het geheel ervaren.
Het zou, dacht hij zomaar, een mooi moment zijn om dood te gaan. En een nog mooiere tijd om te blijven leven, nu er zoveel voor het grijpen lag.
Hij bevond zich op een heuvel. Geen hoge heuvel, maar hoog genoeg om goed om zich heen te kunnen kijken. Hij stond op en bekeek dit pas gevonden land.
De ontknoping van het tapijt was nog lang niet voltooid. De betoveringen van het Weefgetouw waren veel te ingewikkeld om zo snel ontward te kunnen worden. Maar het grondwerk was voltooid: heuvels, velden, bossen en nog veel meer.
De laatste keer dat hij deze plaats had gezien, was dat vanuit de hoogte gebeurd, en toen had het landschap al heel gevarieerd geleken. Maar vanuit menselijk standpunt bezien grensde het nu aan het wanordelijke. Het was alsof een reusachtig grote koffer die in grote haast was gepakt, was omgekeerd en de inhoud zomaar her en der was terechtgekomen. Er leek geen systeem in de geografie te zitten, het was net een willekeurige verzameling van plekjes die de Zieners zo dierbaar waren geweest dat ze die nog net voor vernietiging hadden kunnen behoeden. Struiken met vlinders, rustige weiden, nesten van wilde dieren, ommuurde heiligdommen, rivieren en rechtopstaande stenen.
De meeste locaties waren niet compleet, fragmenten van het Koninkrijk die achter de rug van de Mensheid om naar de Fuga waren gegaan. De spookachtige hoekjes van vertrouwde kamers die gemist noch betreurd zouden worden, waar kinderen wellicht geesten of heiligen hadden gezien; waar de vluchteling getroost kon worden zonder te weten hoe of waarom, en iemand met zelfmoordneigingen redenen vond om verder te ademen.
Te midden van deze wanorde was er sprake van de meest eigenaardige combinaties. Hier was een brug, weggehaald van een ravijn dat hij overspannen had, midden in een veld geplaatst; daar stond een obelisk midden in een vijver, starend naar zijn spiegelbeeld.
Een ding trok Cals aandacht in het bijzonder.
Het was een heuvel, die bijna recht omhoog rees naar een top met drie kronen. Het oppervlak ervan werd beschenen door lichtjes. Lichtjes die tussen de takken dansten. Omdat hij hier ieder richtingsgevoel miste, besloot hij die kant op te gaan.
Ergens in de nacht werd muziek gemaakt. Af en toe hoorde hij die, als het briesje van de juiste kant kwam. Trommels en violen; een mengeling van Strauss en Sioux. En of en toe ook tekenen die op de aanwezigheid van mensen wezen. Gefluister in de bomen; vage figuren onder een baldakijn dat midden in een middelhoog graanveld stond. Maar die wezens kwamen en gingen te snel om meer dan een vluchtige indruk van hen te kunnen krijgen. De tijd zou moeten leren of dat kwam omdat ze hem als een Koekoek herkenden, of domweg omdat ze verlegen waren. In ieder geval voelde hij zich hier volstrekt niet bedreigd, ondanks het feit dat hij zich in zekere zin op verboden terrein bevond. Integendeel, hij had volkomen vrede met de wereld en zichzelf. Zelfs zo volkomen dat zijn bezorgdheid voor de anderen — Suzanna, Apolline, Jerichau en Nimrod — ver naar de achtergrond gedrongen was. Als hij aan hen dacht, zag hij hen rondzwerven, net zoals hij nu aan het zwerven was, verloren te midden van wonderen. Hier kon hun geen kwaad overkomen. Hier bestond geen kwaad, geen kwaadwillendheid, geen jaloezie. Wat viel er nu nog te wensen of te begeren nu hij omgeven werd door een levende betovering?
Hij was de heuvel tot op honderd meter genaderd en keek er verbaasd naar. De lichten die hij had gezien, waren menselijke vuurvliegjes; vleugelloos, maar moeiteloos arabesken uitvoerend rond de heuvel. Voor zover hij kon horen, communiceerden ze niet met elkaar, maar ze vlogen heel nauwkeurig en hun manoeuvres brachten hen herhaaldelijk op een haarbreedte afstand van elkaar.
Jij moet Mooney zijn.'
De stem was zacht, maar verbrak de betovering van het licht. Cal keek naar rechts. Twee figuren stonden in de schaduw van een boom, hun gezichten nog in het donker. Hij zag alleen de blauwgrijze ovale vormen van hun gezicht.
la, ik ben Mooney,' zei hij. Laat je zien, dacht hij. 'Hoe kennen jullie mijn naam?'
`Berichten doen hier snel de ronde,' luidde het antwoord. De stem leek zachter en melodieuzer dan de eerste, maar hij kon er niet zeker van zijn dat hij niet aan een en dezelfde persoon toebehoorde. 'De lucht vervoert geruchten,' hoorde hij.
Nu stapte een van de twee het nachtlicht in. De zachte verlichting vanaf de heuvel bewoog zich over zijn gezicht, gaf het iets vreemds, maar ook als Cal het gezicht bij daglicht had gezien, zou het hem zijn gaan achtervolgen. Hij was jong, maar volledig kaal, zijn gezicht gepoederd om kleurnuances van de huid teniet te doen, zijn mond en ogen waren bijna te nat, te kwetsbaar, binnen dat masker.
'Ik ben Boaz,' zei hij. Welkom, Mooney.'
Hij pakte Cals hand en schudde die, en toen verbrak zijn metgezellin haar bondgenootschap met de schaduw.
`Kun je de Amadou zien?' vroeg ze.
Het duurde enige seconden voordat Cal concludeerde dat de tweede spreker inderdaad een vrouw was, waardoor hij weer ging twijfelen aan de sekse van Boaz, want ze leken een bijna eeneiige tweeling. 'Ik ben Ganza,' zei ze. Ze ging gekleed in dezelfde eenvoudige zwarte broek en losvallende tuniek als haar broer of geliefde, en ook zij was kaal. Daardoor, en door hun gepoederde gezichten, leken ze alle geslachtsclichés te tarten. Hun gezichten waren kwetsbaar maar onverzoenlijk; delicaat maar streng.
Boaz keek naar de heuvel, waar de vuurvliegjes nog aan het dartelen waren.
'Dit is de Rots van de Eerste Ramp,' zei hij tegen Cal. `De Amadou verzamelen zich daar altijd. Hier zijn de eerste slachtoffers van de Gesel gestorven.'
Cal keek om naar de Rots, maar slechts even. Boaz en Ganza fascineerden hem meer; tegenstrijdigheden leken zich snel te vermeerderen terwijl hij naar hen keek.
Vat ga je vannacht doen?' vroeg Ganza.
Cal haalde zijn schouders op. `Geen idee,' zei hij. 'Ik ken hier heg noch steg.'
kent bier juist heel goed de weg,' zei ze.
Terwijl ze sprak, leek ze haar vingers willekeurig te verstrengelen en weer los te maken. Die indruk had Cal in ieder geval, tot hij er eens wat beter naar keek. Toen werd het duidelijk dat ze haar vingers door de palm van de andere hand stak. Links door rechts, rechts door links, hun substantie tartend. De beweging werd zo nonchalant uitgevoerd, de illusie — als het een illusie was — zo vluchtig dat Cal er absoluut niet zeker van was dat zijn ogen hem niet bedrogen. Vat vind je van hen?' vroeg ze.
Hij keek weer naar haar gezicht. Was die truc met haar vingers een soort test voor zijn waarnemingsvermogen? Maar ze doelde niet op haar handen.
'De Amadou,' zei ze. 'Hoe zien die eruit?'
Hij keek weer naar de Rots.
als menselijke wezens,' zei hij.
Ze schonk hem een klein glimlachje.
'Waarom vraag je dat?' wilde hij weten. Maar ze had de tijd niet om te antwoorden, omdat Boaz her woord nam.
Raad is bijeengeroepen in Capra's Huis,' zei hij. 'Ik denk dat ze opnieuw gaan weven.'
Dat kan niet,' zei Cal. `Gaan ze de Fuga opnieuw verstoppen?' Dat hoor ik,' zei Boaz.
Het leek nieuws voor hem te zijn; had hij het net in de lucht gehoord?
`De tijd is nog te gevaarlijk, zeggen ze,' vertelde hij Cal. 'Is dat zo?'
weet ik niet,' zei Cal. 'Ik ken geen andere tijd, dus kan ik niet vergelijken .'
`Hebben we de hele nacht nog de tijd?' vroeg Ganza.
`Een deel ervan,' zei Boaz.
`Dan gaan we naar Lo. In orde?'
`Best,' antwoordde Boaz. `Ga je mee?' vroeg hij aan de Koekoek. Cal keek om naar de Amadou. De gedachte hier nog een tijdje naar hun voorstelling te blijven kijken was verleidelijk, maar misschien dat hij geen andere gids meer zou kunnen vinden om hem de bezienswaardigheden te laten zien, en als ze nog maar weinig tijd hadden, moest hij daar het maximale uit halen.
Ja, ik ga mee.'
De vrouw hield haar vingers nu stil.
`Lo zal je aanstaan,' zei ze; ze draaide zich om en liep de nacht in. Hij ging achter haar aan, vol vragen, maar beseffend dat hij geen tijd en adem moest verspillen met het stellen daarvan als hij inderdaad slechts een paar uur de tijd had om dit Wonderland te proeven.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml