IN EEN GROTE KLAP

1
Nimrods dappere woorden werden een beetje weerlegd door wat ze in het kamp zag. Het was eerder een ziekenhuis dan een militaire nederzetting. Meer dan driekwart van de ongeveer vijftig soldaten, mannen en vrouwen, had wel een verwonding opgelopen. Sommigen konden nog vechten, maar anderen waren duidelijk op sterven na dood en werden in hun laatste stonden nog liefdevol verzorgd. In een hoek van het kamp lagen twaalf toegedekte lijken, buiten het gezichtsveld van de zieken. Als schril contrast werden in een andere hoek enige buitgemaakte wapens gesorteerd: machinegeweren, vlammenwerpers en granaten. Daaruit bleek duidelijk dat Shadwells volgelingen bereid waren geweest hun thuisland te vernietigen als dat zich tegen de `bevrijding' verzette. Tegen dergelijke afschuwelijke wapens en het enthousiasme waarmee die werden gehanteerd, konden betoveringen vrijwel niets uitrichten. Toen Nimrod Suzanna bedenkelijk zag kijken, gaf hij er de voorkeur aan slechts te praten over de overwinningen van die nacht.
`We hebben zelfs gevangenen,' schepte hij op, en nam Suzanna mee naar een modderige kuil tussen grote stenen, waar een stuk of twaalf gevangenen zaten wier polsen en enkels gebonden waren en die bewaakt werden door een meisje met een machinegeweer. Sommigen waren gewond, allen huilden verdrietig en mompelden, alsof Shadwells leugens hen niet langer blind maakten, en ze eindelijk beseften wat ze hadden gedaan. Ze hadden kennelijk zoveel minachting voor zichzelf dat Suzanna medelijden met hen kreeg. Ze wist maar al te goed hoe Shadwell mensen kon betoveren. Eens was ze er zelf bijna voor bezweken. Dit waren zijn slachtoffers, niet zijn bondgenoten. Aan hen was een leugen verkocht die ze niet hadden kunnen weerstaan. Nu doorzagen ze hem en konden niets anders doen dan denken aan het bloed dat ze hadden verspild, en wanhopen.
`Heeft iemand al met hen gepraat?' vroeg ze Nimrod. `Misschien dat zij ons zouden kunnen vertellen wat Shadwells zwakke plekken zijn.' `Dat heeft de bevelhebber verboden,' zei hij. 'Ze zijn ziek.' `Onzin,' antwoordde Suzanna en klom over de stenen heen, de kuil in. Sommigen keken haar aan en begonnen luid te snikken toen zij niet al te afkeurend bleek te kijken.
`Ik ben niet hierheen gekomen om jullie te beschuldigen,' zei ze. 'Ik wil met jullie praten.'
Naast haar zei een man wiens gezicht onder het geronnen bloed zat: `Gaan ze ons doden?'
`Nee,' zei ze. `Niet als ik dat kan voorkomen.'
Vat is er gebeurd?' vroeg een ander met een dromerige stem. `Komt de Profeet?' lemand probeerde hem tot zwijgen te brengen, maar hij brabbelde verder. 'Hij moet snel komen, nietwaar? Hij moet komen en ons naar Capra brengen.'
`Hij komt niet,' zei Suzanna.
weten we,' zei de eerste gevangene. 'Of in ieder geval weten de meesten van ons dat.'
`En ik weet hoe hij jullie heeft bedrogen. Nu moeten jullie de door jullie aangerichte schade goedmaken door mij te helpen.'
kunt hem niet omverwerpen,' zei de man. 'Hij heeft krachten.' `Houd je mond,' zei iemand anders, die een rozenkrans heel stevig vasthield. mag niets negatiefs over hem zeggen. Hij kan je horen.' `Laat hem alles maar horen,' zei de ander. 'Hij mag me doden als hij dat wil. Dat kan me niets schelen.' Hij draaide zich om naar Suzanna. `Hij heeft duivels bij zich. Ik heb hen gezien. Hij geeft de doden aan hen te eten.'
Nimrod, die achter Suzanna stond te luisteren, nam nu het woord. `Duivels?' zei hij. 'Heb je die gezien?'
`Nee,' zei de man met het witte gezicht.
'Ik wel,' zei iemand anders.
`Beschrijf hen eens . . beval Nimrod.
De man had het beslist over de buitenbeentjes, dacht Suzanna, die monsterlijke proporties moesten hebben aangenomen. Maar toen de man begon te vertellen wat hij wist, werd ze afgeleid door het zien van een gevangene die haar nog niet eerder was opgevallen en die in het smerigste hoekje gehurkt zat, met het gezicht naar de stenen gewend. Het was een vrouw, te oordelen naar de haren die tot haar middel vielen, en ze was anders dan de anderen niet vastgebonden. Suzanna liep naar haar toe. Toen ze dichterbij kwam, hoorde ze gemompel en zag dat de vrouw haar lippen tegen de steen had aangedrukt en tegen zichzelf sprak, alsof ze zo troost kon vinden. Toen Suzanna's schaduw over de steen viel, draaide de vrouw zich om en zweeg.
Het duurde slechts een seconde voordat Suzanna door het opgedroogde bloed en de uitwerpselen op het gezicht heen kon kijken en de vrouw herkende: het was Immacolata. Haar verminkte gezicht zag er tragisch uit. Haar ogen waren opgezwollen van het huilen; haar haren waren niet gevlochten en zaten onder de modder. Haar borsten waren bloot en er was niets overgebleven van haar vroegere gezag. Ze was een krankzinnige vrouw, die in haar eigen stront gehurkt zat. Suzanna werd overspoeld door tegenstrijdige gevoelens. Hier zat trillend de vrouw voor haar die Mimi in haar eigen bed had vermoord, die deels de architecte was van de rampen waarmee de Fuga thans werd geconfronteerd. De macht achter Shadwells troon, de bron van ontelbaar verdriet en eindeloos bedrog. De inspiratiebron van de Duivel. Toch kon ze Immacolata niet zo haten als Shadwell of Hobart. Kwam dat omdat de Incantatrix haar voor het eerst toegang had gegeven tot het menstruüm, zij het dan onvrijwillig? Of waren ze inderdaad op de een of andere manier zusters, zoals Immacolata altijd beweerde? Zou dit, onder een andere hemel, haar lot zijn geweest — verloren en krankzinnig zijn?
`Kijk niet... naar me,' zei de vrouw zacht. Er lag geen blik van herkenning in haar bloeddoorlopen ogen.
Weet je wie je bent?' vroeg Suzanna haar.
De gezichtsuitdrukking van de vrouw veranderde niet. Na een paar seconden kwam haar antwoord.
`Dat weet de steen,' zei ze.
`De Steen?'
`Die zal spoedig in zand veranderen. Dat heb ik tegen hem gezegd, want het is waar. Hij zal in zand veranderen.'
Immacolata begon de steen met haar handpalmen te strelen. Suzanna zag dat ze dat al enige tijd moest hebben gedaan. Op de steen zaten bloedstrepen, waar ze de huid van haar handpalmen hard had weggeschuurd alsof ze de lijnen eruit wilde wegwissen.
Waarom zal hij in zand veranderen?' vroeg Suzanna.
`Hij moet komen,' zei Immacolata. `Ik heb hem gezien. De Gesel. Hij moet komen en dan zullen we allemaal in zand veranderen.' Ze streelde woester met haar hand over de steen. 'En dat heb ik aan de steen verteld.'
`Wit je het mij ook eens wat duidelijker maken?'
Immacolata keek om zich heen en richtte haar aandacht toen weer op de steen. Even dacht Suzanna dat de vrouw haar vergeten was, maar toen sprak ze weer verder, aarzelend.
`De Gesel moet komen,' zei ze. `Ook in zijn slaap weet hij het.' Ze hield op met het verwonden van haar hand. `Soms wordt hij bijna wakker,' zei ze. 'En als hij echt wakker wordt, zullen we allemaal in zand veranderen.'
Ze legde haar wang tegen de bebloede rots en maakte een laag, snikkend geluid.
Waar is je zuster?' vroeg Suzanna.
Het snikken werd minder.
`Is zij hier?'
'Ik heb . . . geen zusters,' zei Immacolata, zonder een spoortje van twijfel in haar stem.
`En Shadwell? Herinner je je Shadwell nog?'
zusters zijn dood. Allemaal tot zand vergaan. Alles. Tot zand vergaan.'
Het gesnik begon weer, triester dan ooit.
Waarom interesseer je je voor haar?' vroeg Nimrod, die enige seconden over Suzanna's schouder had staan kijken. `Ze is krankzinnig. We hebben haar te midden van de lijken gevonden. Ze was de ogen aan het opeten.'
`Weet je dan niet wie dit is?' zei Suzanna. 'Nimrod, dit is Immacolata.'
Hij keek verschrikkelijk geschrokken.
`Shadwells maîtresse. Ik zweer het je.'
`Je vergist je,' zei hij.
`Ze is gek geworden, maar ik zweer je dat zij Immacolata is. Nog geen twee dagen geleden heb ik oog in oog met haar gestaan.'
`En wat is er met haar gebeurd?'
Misschien dat Shadwell hier de hand in heeft gehad . .
De naam werd door de vrouw bij de steen zacht herhaald.
Vat er ook is gebeurd — hier zou ze niet moeten zijn, niet zo . . 'Kom nu maar mee naar de bevelhebber. Aan haar kun je dit allemaal vertellen.'
2
Het leek een dag van herenigingen te moeten zijn. Eerst Nimrod, toen de Incantatrix en nu Yolande Dor, de vrouw die zich zo fel tegen het opnieuw gaan weven had verzet, toen het Huis van Capra nog overeind stond.
Ook zij was veranderd. Het grote zelfvertrouwen was verdwenen. Haar gezicht zag er bleek en klam uit; haar stem klonk zacht, haar manier van doen was ingetogen. Voor prietpraatjes was geen tijd. `Als je me iets te vertellen hebt, moet je dat meteen doen.'
`Een van je gevangenen begon Suzanna.
`Ik heb geen tijd om naar smeekbeden te luisteren,' kwam het antwoord. 'En al zeker niet uit jouw mond.'
Dit is geen smeekbede.'
`Toch zal ik er niet naar luisteren.'
Dat moet je en dat zul je ook doen,' reageerde Suzanna. 'Vergeet nu maar even hoe je over me denkt. .
`Ik denk helemaal niets over jou,' zei Yolande. 'De Raadsleden hebben zichzelf de das omgedaan. Jij was er toevallig om de last van hun schouders te nemen. Als jij dat niet had gedaan, zouden ze daar wel iemand anders voor hebben gevonden.'
Die uitbarsting leek Yolande pijn te doen. Ze stak een hand onder haar losgeknoopte jasje, kennelijk omdat ze daar ergens gewond was. Toen ze haar vingers terugtrok, zaten die onder het bloed. Suzanna hield vol, maar nu iets zachter.
`Een van je gevangenen is Immacolata,' zei ze.
Yolande keek naar Nimrod. 'Is dat waar?'
`Het is waar,' zei Suzanna. 'Ik ken haar beter dan wie van jullie dan ook. Zij is het. Ze is . . . verloren, krankzinnig misschien. Maar als we op de een of andere manier iets zinnigs uit haar kunnen krijgen, kunnen we haar misschien gebruiken om Shadwell te pakken.'
`Shadwell?'
`De Profeet. Hij en Immacolata zijn eens bondgenoten geweest.' `Ik wil het niet met Corruptie op een akkoordje gooien,' antwoordde Yolande. 'Als het moment daar is, zullen we haar ophangen.' laat me dan in ieder geval met haar praten. Misschien dat ik door haar iets aan de weet kan komen.'
`Waarom zouden we iets van wat ze zegt kunnen geloven als ze krankzinnig is geworden? Nee, laat haar maar barsten.'
`Ik verzeker je dat we wat aan haar kunnen hebben.'
`Onzin,' zei Yolande, en het was duidelijk dat die vrouw zich door niets zou laten overtuigen. 'Over een uur gaan we naar de Mantel,' zei ze. 'En als je je bij ons wilt aansluiten, mag dat. Zo niet, dan ga je maar weer je eigen weg.'
Toen ze dat had gezegd, draaide ze zich om.
'Kom mee,' zei Nimrod en wilde weglopen. Maar Suzanna aarzelde. `Ik hoop dat we tijd kunnen vinden met elkaar te praten als dit alles voorbij is,' zei ze.
Yolande draaide zich niet om. laat me aIleen,' zei ze.
En dat deed Suzanna.
3
Nadat Suzanna bij de gevangenen was weggegaan, bleef Immacolata enige minuten in de modder zitten. Af en toe huilde ze. Soms staarde ze naar de zwijgende steen voor zich.
De gewelddadige manier waarop Shadwell haar in het Firmament had behandeld na de dood van haar zusters, had van haar geest een wildernis gemaakt. Maar in die wildernis was ze niet alleen geweest. Ergens daar had ze opnieuw kennis gemaakt met de geest die haar in het verleden zo vaak had achtervolgd: de Gesel. In de aanwezigheid van die Gesel had ze nachtmerries gehad die haar hadden aangezet tot bidden om wakker te worden — zij, die eens het gelukkigst was geweest op plaatsen waar de lucht stonk naar verval, die kettingen had gemaakt van ingewanden en vriendschap had gesloten met de doden.
De Gesel sliep nog, en dat was een schrale troost, maar hij zou niet altijd blijven slapen. Hij had taken af te handelen die nog niet waren voltooid; hij had ambities die nog niet in vervulling waren gegaan. Heel spoedig zou hij opstaan om af te maken waaraan hij was begonnen.
En op die dag?
`. allemaal zand zei ze tegen de steen.
Ditmaal gaf hij haar geen antwoord. Hij was boos omdat ze indiscreet was geweest, en met de vrouw met de grijze ogen had gepraat. Immacolata wiegde heen en weer op haar hielen en toen ze dat deed, herinnerde ze zich de woorden van de vrouw weer gedeeltelijk, een zinsnede, een naam. Ze wiegde zich sneller, om de naam te verdrijven, maar dat lukte haar niet.
Shadwell. Shadwell.
En nu herinnerde ze zich ook weer andere namen . . .
De Magdalena.
De Toverkol.
Ze zag hen voor zich, even duidelijk als de steen; duidelijker. Haar zusters, haar arme, tweemaal afgeslachte zusters.
En onder hun dode voeten zag ze een land, een land dat ze al zo'n vermoeiende tijd lang had willen vernietigen. Ze herinnerde zich de naam en sprak die zacht uit.
De Fuga..
Zo hadden zij, haar vijanden, dat land genoemd. En wat hielden ze er veel van. Wat hadden ze gevochten voor het behoud ervan; en daardoor was haar zoveel naars overkomen.
Ze legde haar hand op de steen en voelde die trillen. Toen krabbelde ze overeind, terwijl de naam die al deze ellende had veroorzaakt, ervoor zorgde dat ze zich alles weer herinnerde.
Shadwell.
Hoe had ze haar geliefde Shadwell ooit kunnen vergeten? Ze had hem betoveringen geschonken. En wat had hij haar in ruil daarvoor gegeven? Hij had haar verraden en mishandeld. Hij had haar gebruikt zolang dat in zijn kraam van pas kwam en haar toen weggegooid, de wildernis in.
Maar hij had haar niet ver genoeg weggegooid. Nu had ze de weg teruggevonden en dat zou hij betreuren.
4
Het geschreeuw begon plotseling, nam snel toe in intensiteit. Kreten van ongeloof, toen van doodsangst. Kreten zoals Suzanna die nog nooit had gehoord.
Voor haar uit was Nimrod al gaan rennen. Ze ging achter hem aan en zag een afschuwelijk bloedig, chaotisch tafereel.
`We worden aangevallen!' schreeuwde Nimrod haar toe toen de rebellen alle kanten opstoven, velen met nieuwe verwondingen. Op de grond lagen al overal lichamen en telkens weer werden er meer mensen geveld.
Maar voordat Nimrod zich in het gewoel kon storten, greep Suzanna zijn jasje vast.
`Ze vechten met elkaar!' schreeuwde ze boven de herrie uit. Wat zeg je?'
`Kijk dan!'
Binnen een paar seconden zag hij dat ze gelijk had. Geen enkel teken wees op een aanval van buitenaf. De rebellen waren elkaar naar de keel gevlogen. Geen van de partijen wilde van wijken weten. Mannen vermoordden anderen met wie ze net nog een sigaretje hadden zitten roken. Sommigen waren zelfs van hun doodsbed opgestaan om het hoofd in te slaan van degenen die hen verzorgden.
Nimrod liep verder en trok twee plotseling krankzinnig geworden Zieners uit elkaar.
Vat doe je in vredesnaam?' vroeg hij een van hen. De man probeerde nog altijd zijn slachtoffer naar de keel te vliegen.
`Die rotzak heeft mijn vrouw verkracht!' schreeuwde hij. Waar heb je het in vredesnaam over?'
`Ik heb hem gezien! Hier!' Woest wees hij met een vinger op de grond. `Hier!'
'Je vrouw is hier helemaal niet!' schreeuwde Nimrod, en schudde de man woest been en weer. `Ze is hier niet!'
Suzanna overzag het strijdtoneel. Alle mensen leken een soort zelfde waandenkbeeld te hebben. Onder het vechten huilden ze, slingerden elkaar beschuldigingen naar het hoofd. Ze hadden hun ouders vertrapt zien worden, hun vrouwen verkracht, hun kinderen afgeslacht; en nu wilden ze de schuldigen vermoorden. Ze keek om zich heen, zoekend naar degene die dat waandenkbeeld had veroorzaakt, en daar stond Immacolata, op een grote steen. Haar borsten waren nog ontbloot. Maar ze kon zich nu duidelijk alles weer herinneren. Ze wist weer wie ze was.
Suzanna liep naar haar toe, erop vertrouwend dat het menstruüm zou voorkomen dat ook zij werd bevangen door dit waandenkbeeld. En dat gebeurde ook. Ze slaagde erin de grote steen te bereiken. Immacolata leek haar niet te zien. Haar aandacht was geheel gericht op het strijdtoneel dat zij had veroorzaakt. Ze had haar hoofd in haar nek gegooid en haar tanden ontbloot voor een brede grijns. Vergeet hen!' riep Suzanna haar toe.
Toen ze dat zei, kwam het hoofd iets naar beneden en keek de Incantatrix haar aan.
Waarom doe je dit?' vroeg Suzanna. 'Zij hebben je geen kwaad gedaan.'
Je had me in mijn leegte moeten laten blijven,' antwoordde de Incantatrix. 'Maar in plaats daarvan heb je ervoor gezorgd dat ik me alles weer herinner.'
laat hen dan omwille van mij met rust,' zei Suzanna.
Achter haar was het geschreeuw minder geworden, werd vervangen door het kreunen van de stervende snikken van degenen die weer bij hun positieven waren gekomen en hun mes in het hart van hun beste vrienden zagen steken.
Het deed er niet toe waardoor er een einde was gekomen aan het waandenkbeeld. In ieder geval was het moorden opgehouden. Maar even later weerklonk er een schot. De kogel ketste af op de steen, tussen Immacolata's blote voeten. Suzanna draaide zich om en zag Yolande Dor met grote passen komen aanlopen door het mortuarium dat eens haar legertje was geweest, terwijl ze haar wapen opnieuw op de Incantatrix richtte.
Immacolata was niet van plan als doelwit te fungeren. Toen de tweede serie kogels de steen raakte, ging de Incantatrix de lucht in en zweefde op Yolande af. Haar schaduw, die over het slagveld gleed, was fataal. De gewonden die er niet voor konden vluchten, draaiden hun gezicht naar de met bloed doordrenkte aarde en bliezen hun laatste adem uit. Yolande wachtte niet tot de schaduw haar had bereikt, maar vuurde haar wapen er telkens weer op af. Dezelfde kracht die Immacolata zwevende hield, zorgde er echter voor dat geen van de kogels haar kon raken.
Suzanna brulde Yolande toe dat ze weg moest gaan, maar haar waarschuwing werd niet gehoord, of genegeerd. De Incantatrix dook op de vrouw af, tilde haar op — het menstruüm omgaf hen beiden met licht — en smeet haar toen weg. Haar lichaam raakte met een misselijk makende klap de grote steen waarop Immacolata had gestaan en viel toen gebroken op de grond.
Geen van de overlevende rebellen kwam de bevelhebber te hulp. Ze stonden stokstijf en doodsbang naar de Incantatrix te staren, die een meter boven de grond over de lijken zweefde en met haar schaduw de weinige gewonden opeiste die ze nog niet had gedood.
Suzanna wist dat de kleine kans op genade die ze van de zijde van de Incantatrix had gekregen, door de aanval van Yolande was verkeken. Nu zou ze niemand van degenen die haar eens gevangen hadden gehouden in leven laten. Impulsief richtte ze haar menstruüm op Immacolata. De macht ervan was heel klein vergeleken met die van het menstruüm van Immacolata, maar nadat ze Yolande had gedood, was ze wat minder op haar hoede en de klap trof doel in haar onderrug, waardoor ze naar voren schoot. Na een paar seconden had ze haar evenwicht echter hervonden. Ze draaide zich om naar haar aanvaller, nog altijd zwevend, als de een of andere perverse heilige. Haar gezicht drukte geen woede uit, alleen een lichte geamuseerdheid.
'Wil je dood?' vroeg ze.
`Nee, natuurlijk niet.'
`Heb ik je niet gezegd hoe het zou zijn, zuster? Had ik je niet gewaarschuwd? Niets anders dan verdriet, en mensen en dingen die je worden ontnomen. En had ik geen gelijk?'
Suzanna knikte, niet uitsluitend om de vrouw niet tegen de haren in te strijken. De Incantatrix loosde een lange, zachte zucht.
`Jij hebt me alles weer in herinnering gebracht,' zei ze. `Daar dank ik je voor. En in ruil daarvoor . . . ' Ze opende haar hand, alsof ze een onzichtbaar geschenk wilde overhandigen, . . . geef ik je je leven.' De hand werd een vuist. 'En nu is mijn schuld vereffend.'
Toen daalde ze weer neer, tot haar voeten vaste grond voelden. `Er zal een tijd komen,' zei ze, kijkend naar de lijken om hen heen,
je troost zult kunnen putten uit gezelschap als dit. Dat heb ik ook gedaan. En dat doe ik nog.'
Toen draaide ze zich om en begon weg te !open. Niemand kwam in beweging om haar tegen te houden terwijl ze over de stenen klom en verdween. De overlevenden konden niets anders doen dan toekijken, en de god die hun dierbaar was bedanken voor het feit dat de vrouw uit de wildernis hen ongemoeid had gelaten.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml