DE SLAAPWANDELAAR
1
Er was een wildernis en daarin was Cal niets anders dan stof.
Zijn hoop en dromen waren stof, voortgedreven door dezelfde niet
vergevingsgezinde wind.
Hij had Uriels conditie geproefd. Hij had eenzaamheid en
desolaatheid met hem gedeeld; zijn breekbare geest was meegekomen
naar die leegte en daar achtergelaten om te sterven. Hij 'kende
geen weg om te ontsnappen. Nu hij de balans opmaakte, zag hij zijn
leven als een niemandsland, vol vuur en sneeuw en zand. En daar zou
hij rondzwerven tot hij niet meer kon zwerven.
2
Voor degenen die hem verzorgden, leek hij alleen te rusten; in
ieder geval in eerste instantie. Ze lieten hem slapen, gelovend dat
hij genezen wakker zou worden. Zijn hartslag was sterk, hij had
niets gebroken. Hij had alleen tijd nodig om weer op krachten te
komen.
Maar toen hij de volgende middag in Glucks huis wakker werd,
was het meteen duidelijk dat er lets ernstig mis was. Zijn ogen
gingen open, maar Cal was daarin niet te zien. Hij herkende
niemand, reageerde nergens op. De blik in zijn ogen en hijzelf
waren net een lege bladzijde.
Suzanna, en geen van hen, kon weten wat hij met Uriel tijdens
hun confrontatie had gedeeld, maar ze kon er wel aardig naar raden.
Haar ervaring met het menstruüm had haar in ieder geval geleerd dat
een uitwisseling een wederzijds gebeuren was. Cal had met het jasje
van Immacolata samengezworen om Uriel zijn visioen te geven, maar
wat had de krankzinnige geest hem daarvoor in ruil gegeven?
Toen er na twee dagen nog geen verbetering leek in te treden,
riepen ze er een expert bij, maar hoewel de artsen de ene test na
de andere ,uitvoerden, konden ze geen Iichamelijke oorzaak
ontdekken. Dit was geen coma, waagden ze op te merken, maar eerder
een trance, en een precedent ervan kenden ze niet, met uitzondering
wellicht van het fenomeen slaapwandelen. Een van hen ging zelfs
zover te suggereren dat Cal zijn conditie wellicht zelf had
opgeroepen, een mogelijkheid die Suzanna niet helemaal
uitsloot.
Uiteindelijk kondigden ze aan dat ze geen oorzaak konden
ontdekken voor het feit dat de patiënt niet rondliep en wakker was
en een gezond leven leidde. Er zijn redenen zat, dacht Suzanna,
maar ze wist dat ze geen daarvan zou kunnen uitleggen. Misschien
had hij domweg te veel gezien, en interesseerde het leven hem
daardoor niet meer.
3
En het stof rolde verder.
Soms dacht hij dat hij heel in de verte stemmen in de wind
hoorde. Maar die verdwenen weer even snel als ze waren gekomen, en
lieten hem opnieuw alleen achter. Hij wist dat dat het beste was,
want als er achter dit niemandsland een plaats was waarheen ze hem
probeerden te lokken, zou hij verdriet krijgen, en daar had hij
geen enkele behoefte aan. Bovendien zouden de bewoners van dat
andere land op een gegeven moment wel naar hem toe komen. Ze zouden
verwelken en sterven en zich bij het stof in de wildernis voegen.
Zo gebeurde het; zo was het altijd gebeurd en zo zou het ook altijd
blijven.
Alles verging tot stof.
4
Iedere dag zat Suzanna enige uren met hem te praten. Dan
vertelde ze hem hoe de dag was verlopen en wie ze had ontmoet,
noemde de namen van mensen die hij kende en plaatsen waar hij was
geweest, in de hoop hem zo wakker te schudden. Maar er kwam geen
enkele reactie.
Soms kon ze inwendig woedend worden om zijn ogenschijnlijke
onverschilligheid jegens haar, en hem in zijn lege gezicht zeggen
dat hij egoïstisch was. Ze hield van hem. Wist hij dat dan niet? Ze
hield van hem en ze wilde dat hij haar weer herkende en bij haar
was. Op andere momenten was ze de wanhoop nabij en kon ze de tranen
van frustratie niet binnenhouden. Dan ging ze ongelukkig van hem
weg tot ze zichzelf weer onder controle had, omdat ze bang was dat
hij haar verdriet zou Koren en nog verder in zichzelf zou
wegvluchten. Ze probeerde hem zelfs met het menstruüm te bereiken,
maar hij was net een fort, en haar subtiele lichaam kon niets
anders doen dan in hem staren, zonder hem binnen te kunnen gaan.
Wat ze zag, gaf haar geen reden tot optimisme. Het leek alsof hij
vanbinnen werkelijk helemaal leeg was.
5
Buiten het huis van Gluck voltrok zich een vrijwel analoog
verhaal; er waren weinig levenstekens. Dit was de strengste winter
sinds het begin van de eeuw. Het bleef sneeuwen, ijslaag bedekte
ijslaag. Toen de maand januari zijn einde naderde, werd er niet
meer zo vaak naar het welzijn van Cal geïnformeerd. Iedereen had
onder zulke barre weersomstandigheden zo zijn eigen problemen, en
het was verhoudingsgewijze makkelijk hem uit hun gedachten te
zetten omdat hij geen pijn had, of in ieder geval geen pijn die hij
onder woorden kon brengen. Zelfs Gluck zei tactvol dat hij de
indruk had dat Suzanna wat te veel tijd aan de verzorging van Cal
besteedde. Ze moest zelf ook genezen; weer enige orde scheppen in
haar leven; plannen maken voor de toekomst. Ze had alles gedaan wat
van een toegewijde vriendin mocht worden verwacht en meer, zei hij,
en ze moest de last nu maar eens met anderen gaan delen.
kan ik niet,' zei ze tegen hem.
Waarom niet?' vroeg hij.
'Ik houd van hem,' zei ze, 'en ik wil bij hem zijn.'
Natuurlijk was dat maar de helft van het antwoord. De andere
helft had te maken met het boek.
Het lag daar in zijn kamer, waar ze het had neergelegd op de
dag dat ze van de Raymentheuvel waren teruggekeerd. Hoewel Mimi het
haar cadeau had gegeven, kon ze het nu door de magie die het
bevatte, niet alleen openmaken. Net zoals ze Cal in de Tempel nodig
had gehad om gebruik te maken van de macht van het Weefgetouw en om
het boek hun herinneringen te geven, had ze hem nu ook nodig om het
proces om te draaien. De magie hing tussen hen in. Ze kon op haar
eentje niet opeisen wat ze zich samen hadden verbeeld.
De verhalen uit het boek zouden onverteld blijven tot hij
wakker was geworden. En als hij niet wakker werd, zouden ze voor
altijd onverteld blijven.
6
Half februari, toen even de onterechte indruk ontstond dat het
zou gaan dooien, ging Gluck naar Liverpool, en door het stellen van
enige discrete vragen in Chariot Street slaagde hij erin Geraldine
Kellaway op te sporen. Ze ging met hem terug naar Harborne om Cal
te bezoeken. Ze schrok hevig van zijn toestand; maar ze was
praktisch ingesteld, en binnen een uur had ze het al
verwerkt.
Twee dagen later keerde ze terug naar Liverpool en naar het
leven dat ze na Cals vertrek was gaan leiden, na de belofte te
hebben gedaan hem snel weer een keertje te komen opzoeken.
Als Gluck had gehoopt dat haar verschijning Cal bij zijn
positieven zou brengen, werd hij in die hoop teleurgesteld. De
slaapwandelaar bleef slaapwandelen, de hele maand februari en het
eerste deel van maart door, terwijl de beloofde dooi buiten telkens
weer werd uitgesteld.
Overdag zetten ze hem neer bij het raam en daar zat hij dan te
kijken naar de bevroren grond achter Clucks huis. Hoewel hij goed
te eten kreeg, en kauwde en slikte met de mechanische doelmatigheid
van een dier, hoewel er met hem gelopen werd om te voorkomen dat
zijn beenspieren totaal zouden verslappen, was het degenen die hem
nog kwamen bezoeken, en vooral Suzanna en Gluck, duidelijk dat hij
bezig was voorbereidingen te treffen om te sterven.
7
En het stof rolde verder.