VASTBERADENHEID
1
Suzanna bleef lange tijd nadenkend naast Jerichaus lichaam
zitten, terwijl ze juist aldoor probeerde niet te denken. Onder aan
de heuvel werd het tapijt steeds verder ontknoopt en het tij van de
Fuga naderde haar. Maar op dit moment verlangde ze niet naar de
schoonheid ervan. Toen de draden haar tot op vijftig meter waren
genaderd, trok ze zich terug en liet Jerichaus lichaam liggen waar
het lag.
De naderende dageraad maakte de wolken lichter. Ze besloot
naar een hoger gelegen punt te klimmen om de situatie zodra het
echt licht werd beter te kunnen overzien. Hoe hoger ze klom, hoe
winderiger het werd; een bitterkoude wind uit het noorden. Maar het
panorama dat ze zag, was die koude wel waard. Ze besefte hoe slim
Shadwell geweest was door juist dit dal uit te kiezen. Het werd aan
alle kanten omgeven door steile heuvels waarop geen enkel huisje,
hoe nederig ook, was gebouwd. De onverharde weg waarover het
konvooi gekomen was, was het enige teken dat op de aanwezigheid van
mensen wees.
En op die weg zag ze, toen de dageraad de heuvels kleur gaf,
de auto. Die kroop nog een eindje voort over de heuvel en werd toen
tot stilstand gebracht. De chauffeur stapte uit en bekeek het dal.
Het leek net of hij de Fuga niet zag, want hij stapte vrijwel
meteen de auto weer in, alsof hij besefte dat hij een verkeerde weg
was ingeslagen. Maar anders dan ze verwachtte, reed hij niet weg.
In plaats daarvan zette hij de auto naast de weg neer, uit her
zicht, te midden van struiken. Toen stapte hij weer uit en begon
haar kant op te lopen, zigzaggend over de met keien bedekte
heuvel.
En nu meende ze hem te herkennen; durfde te hopen dat haar
ogen haar niet bedrogen en dat het inderdaad Cal was.
Had hij haar gezien? Waarschijnlijk niet, want hij begon naar
beneden te lopen. Ze rende, klom op een grote steen en zwaaide met
haar armen. Enige seconden lang zag hij dat signaal niet, maar toen
keek hij toevallig haar kant op. Meteen rende hij de heuvel weer op
en ja, ja, het was Cal! Nog altijd was ze bang dat haar ogen haar
bedrogen, tot ze zijn hijgende ademhaling kon horen en het gepiep
van zijn hakken in het vochtige gras.
Eerder struikelend dan rennend legde hij de laatste meters die
hen van elkaar scheidden af, en toen rende ze zijn armen in en trok
hem dicht tegen zich aan.
Ditmaal was zij degene die zei: 'Ik houd van je.' En die zijn
glimlach beantwoordde met kussen en kussen.
2
Zo snel mogelijk vertelden ze elkaar de belangrijkste
elementen van elkaars verhaal. Details konden tot later
wachten.
`Shadwell wil de Fuga niet langer verkopen,' zei Suzanna. 'Hij
wil hem bezitten.'
`En voor altijd de Profeet blijven spelen?'
Dat betwijfel ik. Daar zal hij wel mee ophouden zodra hij de
macht in handen heeft.'
`Dan zullen we moeten voorkomen dat hij de macht in handen
krijgt,' zei Cal. 'We moeten hem ontmaskeren.'
`Of hem eenvoudigweg doden,' zei ze.
Hij knikte. laten we dan maar niet langer talmen.'
Ze stonden op en keken naar de wereld die zich nu uitstrekte
over het hele dal. Het Weefsel was nog niet volledig ongedaan
gemaakt; draden van licht kropen door het gras, flora en fauna
scheppend. Het beloofde land glansde. Het was alsof de Fuga zijn
eigen seizoen uit de slaap had meegenomen, en dat seizoen een
eeuwigdurende lente was.
Licht werd uitgestraald door de bomen en op de velden en
rivieren. Licht dat niet uit de lucht kwam, die bewolkt was, maar
uit iedere bloemknop en waterdruppel. Ook de alleroudste steen werd
vandaag opnieuw geschapen. Net als de gedichten die Cal onder het
rijden had gerepeteerd. Oude woorden, nieuwe magie.
`De Fuga wacht op ons,' zei hij.
Samen liepen ze de heuvel af.