EEN HOOFDSTUK VOL TOEVALLIGHEDEN

1
Als er een patroon zat in de gebeurtenissen van de volgende dag, was dat een patroon van herenigingen die door het lot niet werden verwezenlijkt en andere die even grillig wel werden gerealiseerd. Suzanna had de vorige avond besloten naar Liverpool te gaan en weer contact te zoeken met Cal. Voorzichtigheid was nu niet meer geboden. Het crisispunt naderde overduidelijk. Cal moest worden gewaarschuwd, er moesten plannen worden gemaakt; plannen die je alleen kon maken als je bij elkaar was: hoe ze Mimi's boek het beste zouden kunnen beschermen, en hun Leven. Rond middernacht had ze geprobeerd hem te bellen, maar er was niet opgenomen.
's Morgens belde ze Apolline, om haar te vertellen wat ze te weten was gekomen bij het Heiligdom van de Sterfelijkheden. Ze had zich erop voorbereid dat Apolline de informatie van de geest van Immacolata zou verwerpen, uit minachting voor de bron ervan, maar dat bleek niet het geval te zijn.
Waarom zouden we het niet geloven?' zei ze. `Als de doden nu nog niet eerlijk kunnen zijn, wie kan dat dan wel? Bovendien bevestigt het alleen maar wat we al wisten.'
Suzanna vertelde dat ze van plan was naar Liverpool te gaan om met Cal te praten.
zult daar niet alleen zijn,' vertelde Apolline haar. `Sommigen van ons zijn in het huis van je grootmoeder naar betoveringen gaan zoeken. Misschien kun je eens kijken of ze succes hebben geboekt.' Dat zal ik doen, en ik zal je opbellen als ik hen heb gezien.' `Verwacht niet me dan nuchter aan de telefoon te krijgen.' Voordat Suzanna vertrok, probeerde ze nog eenmaal Chariot Street op te bellen. Ditmaal kreeg ze een pieptoon te horen die aangaf dat het toestel was afgesloten, en de telefoniste kon haar niet vertellen waarom. Als ze de radio had aangezet, zou ze via de nieuwsberichten de reden ervan wel hebben gehoord; de televisie zou haar beelden hebben laten zien van het kale stuk grond waar Mooneys huis eens had gestaan. Maar ze zette de radio te laat aan, zodat ze alleen nog de weerberichten hoorde, die sneeuw en nog meer sneeuw beloofden.
Ze wist dat het zinloos was de reis per auto te maken. In plaats daarvan nam ze een taxi naar Euston en de trein naar het noorden. Net toen ze op Naar gemakje was gaan zitten om te beginnen aan de vier uur durende reis naar Liverpool Lime Street — die uiteindelijk zes uur in beslag zou nemen — was Cal al halverwege de rit naar Birmingham, met de trein van acht uur twintig, via Runcorn en Wolverhampton.
2
Na de confrontatie met de mist had hij Gluck opgebeld vanuit een telefooncel bij Pier Head. Daar was hij niet om een speciale reden naar toe gegaan; hij had domweg behoefte, naar de rivier te gaan, en de laatste nachtbus voor het ochtendgloren had hem hierheen gebracht. Hij was aan de Gesel ontsnapt, in ieder geval voorlopig; hij bedacht zelfs dat het mogelijk was dat het wezen tevreden was gesteld met de vernielingen die het al had aangericht. Maar diep in zijn binnenste wist hij wel beter. De Engel — Shadwells vlam van God —had een onverzadigbare honger naar de dood. Die zou pas tevreden zijn als ze allemaal in stof waren veranderd; inclusief Shadwell, hoopte hij. De enige troost die hij op dit moment kon putten uit alle afschuwelijke gebeurtenissen van die nacht, was het idee dat hij nog weleens de allerlaatste voorstelling van de Verkoper kon hebben aanschouwd.
De wind was bij de rivier bitter koud. De sneeuw prikte op zijn huid, als naalden. Maar hij leunde op het hek en keek naar het water tot zijn vingers en gezicht gevoelloos waren geworden; toen ging hij op zoek naar een hapje eten, rond een uur of zes. Hij bofte. Er was een cafeetje open, waar een ontbijt werd geserveerd voor buschauffeurs die vroeg moesten beginnen. Hij bestelde een stevige maaltijd en ontdooide onder het eten van eieren en toast, nog altijd nadenkend over wat hij nu het beste kon doen. En toen belde hij rond een uur of halfzeven Gluck. Hij had niet verwacht dat er zou worden opgenomen, maar in dit opzicht had hij nu in ieder geval mazzel. Net toen hij de hoorn weer op de haak wilde leggen, werd er aan de andere kant van de lijn opgenomen.
'Hallo?' zei een slaperige stem. Hoewel Cal Gluck nauwelijks kende, had hij zich maar zelden of nooit zo gelukkig gevoeld met een menselijk contact.
Meneer Gluck? U spreekt met Cal Mooney. U zult zich mij waarschijnlijk wel niet meet kunnen herinneren, maar . .
Natuurlijk herinner ik me u wel. Hoe staan de zaken ervoor daar bij de Mersey?'
'Ik moet u spreken. Het is dringend.'
'Ik ben een en al oor.'
'Ik kan er door de telefoon niet over praten.'
`Komt u dan maar naar me toe. Heeft u mijn adres?'
Ja. Ik heb uw visitekaartje nog altijd.'
`Komt u dan maar! 1k kan best een beetje gezelschap gebruiken.' Die vriendelijke woorden waren na alle trieste gebeurtenissen van die nacht bijna te veel. Cal voelde zijn ogen prikken.
'Ik kom met de eerste trein,' zei hij.
`Uitstekend.'
Cal stapte de telefooncel uit, de bijtend koude lucht in. Het was nog niet echt dag geworden; de met sneeuw bedekte straten waren bijna verlaten terwijl hij naar het station ploegde. Een vrachtwagen reed langs; een krantenverkoper legde de ochtendkranten in een portiek; verder zag hij niemand. Toen hij sjokkend door Spookstad liep, kon hij zich moeilijk voorstellen dat het daar ooit nog weer eens lente zou worden.
3
Suzanna stond aan het einde van Chariot Street en staarde recht voor zich uit. Er liepen zoveel mensen rond dat ze niet verder wilde gaan. Uniformen maakten haar nog altijd bijzonder achterdochtig, en ze had ook nog altijd niet veel op met grote aantallen Koekoeken bij elkaar. Maar ze kon vanaf de plaats waar ze stond duidelijk zien dat het huis van Mooney er niet meer stond. Het was letterlijk met de grond gelijkgemaakt, en het vuur waardoor het verteerd was, had zich in beide richtingen verder over de huizenrij uitgebreid. De Gesel was in de nacht op bezoek geweest.
Trillend liep ze weg, naar Rue Street, het ergste vrezend. Daar zag ze niets waarop ze al niet was voorbereid. Ook Mimi's huis was tot de grond toe afgebrand.
Wat moest ze nu doen? Naar Londen terugkeren en Cal aan zijn lot overlaten, als hij tenminste nog leefde? Ze kon hem niet opsporen. Ze kon er alleen maar op vertrouwen dat hij haar op de een of andere manier wel zou weten te vinden. Het was allemaal zo verschrikkelijk chaotisch, met Zieners die zich over het hele land hadden verspreid en Cal die weg was . . . en het bock? Ze durfde daar niet al te diep over nadenken. Ze draaide de restanten van Mimi's huis haar rug toe en liep Rue Street af, pessimistisch door alles wat ze net had gezien. Toen ze de hoek omging, kwam er een auto naast haar tot stilstand, en een rond gezicht met een zonnebril op boog zich door het raampje naar buiten.
Je zult het nog koud krijgen,' zei hij.
Je kunt een hoge boom in,' zei ze tegen hem en ging sneller lopen. Hij bleef met de auto naast haar rijden.
'Ik heb je al gezegd dat je een hoge boom in kunt,' zei ze en keek hem woedend aan. Hij school zijn zonnebril over zijn neus omlaag en staarde haar aan. De ogen waren felgoud van kleur.
`Nimrod?'
Wie anders?'
Zonder die ogen zou ze hem nooit hebben herkend. Zijn gezicht was dikker geworden en zag er nauwelijks meer aantrekkelijk uit.
'Ik heb eten nodig,' zei hij. `En jij?'
4
Zijn eetlust leek gelijke tred te houden met de ernst van het gevaar waarin ze verkeerden. Ze zaten tegenover elkaar aan een tafeltje in een Chinees restaurant, en ze keek toe hoe hij een heel menu wegwerkte en ook nog eens het merendeel van haar eten opat.
Het duurde niet tang voordat ze elkaar op de hoogte hadden gesteld van hun meest recente onderzoeken. Het meeste nieuws van haar was nu at weer oud nieuws geworden. De Gesel was er. Maar Nimrod had recentere informatie, door gesprekken die hij had afgeluisterd en vragen die hij had gesteld. In Chariot Street waren geen lijken gevonden, dus konden ze veilig aannemen dat Cal daar niet was omgekomen. Er waren echter wel stoffelijke overschotten in Rue Street gevonden.
'Ik kende geen van hen persoonlijk,' zei hij. 'Maar jij kent een van hen wel, ben ik bang.'
Wie?'
`Balm de Bono.'
`De Bono?'
`Die was gisteravond in Rue Street.'
Ze zweeg, denkend aan de korte tijd die ze met De Bono had doorgebracht en de discussies die ze hadden gevoerd. Nu was hij er niet meer en hoelang zou het duren voordat alle anderen eveneens dood waren? Vat moeten we doen, Nimrod?' mompelde ze. `Moeten we weer proberen ons in een Weefwereld te verbergen?'
`We zouden met z'n allen nog niet eens een matje kunnen vullen,' zei Nimrod triest. 'Bovendien kunnen wij niet betoveren. We hebben nog maar zo weinig macht.'
Dus moeten we maar gewoon afwachten tot de Gesel ons gevonden heeft? Wil je dat zeggen?'
Nimrod streek met zijn hand over zijn gezicht.
'Ik heb zo hard gevochten als ik kon,' zei hij. 'Ik denk dat we dat allemaal hebben gedaan.'
Hij haalde een blikje tabak uit zijn zak en begon een sigaret te rollen. 'Ik heb vergissingen gemaakt,' zei hij. 'Ik ben voor Shadwells leugens gevallen . . . Ik ben zelfs verliefd geworden.'
`Werkelijk?'
Hij glimlachte even, waardoor Suzanna terug moest denken aan de onweerstaanbare figuur die hij eens was geweest. '0 ja . . zei hij. 'Ik heb in het Koninkrijk avontuurtjes beleefd. Maar ze hebben niet lang geduurd. Een deel van mij is nooit uit de Fuga weggegaan, is daar nog steeds.' Hij stak de dunne sigaret op. 'Ik veronderstel dat dat belachelijk is, omdat die plaats niet eens meer bestaat.'
Hij had zijn donkere zonnebril afgezet zodra de ober zich had teruggetrokken. Zijn gouden ogen keken haar nu aan, zoekend naar een beetje hoop.
`Kun je je hem nog herinneren?' zei ze.
'De Fuga? Natuurlijk.'
'Ik ook. Of in ieder geval denk ik dat ik dat kan. Dus misschien is hij niet verloren gegaan.'
Hij schudde zijn hoofd.
`Niet zo sentimenteel doen,' berispte hij haar. 'Herinneringen zijn niet voldoende.'
Het was zinloos daarover te discussiëren. Hij vertelde haar dat hij verdriet kende en Been behoefte had aan gemeenplaatsen.
Ze dacht erover na of ze hem moest vertellen wat ze wist, dat ze reden had om te hopen dat niet alles verloren was, dat de Fuga er weer zou kunnen zijn, op een dag. Ze wist dat die hoop breekbaar was, maar hij had lets nodig om zich aan te kunnen vastklampen.
`Er is niet definitief een einde aan gekomen,' zei ze.
Droom jij maar verder,' zei hij. 'Ik weet wel beter.'
'Ik zeg je dat de Fuga niet verloren is.'
Hij keek op van zijn sigaret.
`Hoe bedoel je dat?'
`In de Kringvorming heb ik het Weefgetouw gebruikt.'
`Het Weefgetouw gebruikt? Wat bedoel je daar nu weer mee?'
`Of het kan zijn dat het Weefgetouw mij heeft gebruikt. Misschien een beetje van beide.'
`Hoe? Waarom?'
`Om te voorkomen dat alles verloren zou gaan.'
Nimrod had zich nu over de tafel been gebogen.
'Ik begrijp het niet,' zei hij.
'Ik begrijp het ook niet helemaal,' antwoordde ze. 'Maar er is lets gebeurd. De een of andere kracht
Ze zuchtte. Ze kon de woorden niet vinden om die momenten te beschrijven. Een deel van Naar was er niet eens zeker van of het allemaal wel werkelijk was gebeurd. Maar van een ding was ze wel zeker: 'Nimrod, ik geloof niet dat we verslagen zijn. Het kan me niets schelen wat voor een wezen die ellendige Gesel is. Ik ben niet van plan me door hem angst aan te laten jagen en maar domweg dood te gaan.'
Dat hoeft ook niet,' zei hij. `Jij bent een Koekoek. Jij kunt een andere kant op lopen.'
zou beter moeten weten,' zei ze scherp. 'De Fuga is van een ieder die bereid is ervoor te sterven. Van mij . Cal ...'
Hij keek berouwvol.
weet ik,' zei hij. 'Het spijt me.'
`Nimrod, jij bent niet de enige die de Fuga nodig heeft. Die hebben we allemaal nodig.'
Ze keek naar het raam en zag dat het weer erger was gaan sneeuwen. `Ik heb nooit in het Paradijs geloofd,' zei ze zacht. 'Met op de manier waarop daar in de Bijbel over wordt verhaald. De eerste zonde en dergelijke onzin meer. Maar misschien is het wel een echo van een waar gebeurd verhaal.'
`Een echo?'
`Een echo van hoe alles eens werkelijk is geweest. Van een plaats waar wonderen werden verricht en magie bestond. De Gesel is dat verhaal over het Paradijs gaan geloven, omdat het een gecorrumpeerde versie van de waarheid was.'
Doet dat er wat toe?' vroeg Nimrod met een zucht. Doet het er wat toe of de Gesel een Engel is of niet; of we uit het Paradijs komen of niet? Wat zou er daardoor veranderen? Punt is dat de Gesel gelooft dat hij Uriel is. En dat betekent dat hij ons zal vernietigen.'
Daar viel niets tegenin te brengen. Wat betekenden namen als de wereld zijn einde naderde?
'Ik denk dat we bij elkaar moeten blijven,' zei hij na een stilte, 'in plaats van ons over het land te verspreiden. Misschien dat we een vuist kunnen maken als we allemaal bij elkaar zijn.'
'Dar is nog niet zo'n gek idee.'
Beter dan de Gesel ons zomaar te laten afmaken.'
'Maar waar zouden we ons dan moeten verzamelen?'
`Er was een plaats,' zei hij, `waar hij nooit kwam. Die kan ik me nog vaag herinneren. Apolline zal het wel beter weten.'
voor een plaats?'
`Ik geloof dat het een heuvel was,' zei hij, en keek zonder met zijn ogen te knipperen naar het witpapieren tafellaken tussen hen in. Een soort van heuvel.'
`ZuIlen we daar dan maar naar toe gaan?'
`Net zo'n goede plaats als iedere andere om te sterven.'

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml