WAKKER WORDEN IN HET DONKER

Ze keerden terug — door de herfstschemering — naar Chariot Street. Daar stroopten ze de keuken af, zoekend naar iets dat hun rammelende magen tot bedaren zou kunnen brengen, aten en gingen toen naar Cals kamer met een fles whisky die ze onderweg hadden gekocht. De geplande discussie over wat ze nu moesten gaan doen, verzandde al snel. Ze spraken aarzelend, door een mengeling van vermoeidheid en een gevoel van onbehagen dat was ontstaan door de gebeurtenissen bij de rivier. Telkens weer namen ze alles door, maar kregen geen inspiratie.
Het enige tastbare bewijs dat ze tot dusverre van hun avontuur hadden, was het stukje van het tapijt, en dat gaf hun geen enkele aanwijzing.
Het gesprek ging trager, half afgemaakte zinnen werden gevolgd door steeds langere stiltes.
Rond elf uur kwam Brendan thuis, riep Cal van beneden iets toe en ging naar bed. Door zijn komst kwam Suzanna weer een beetje bij haar positieven.
`Ik moet weg,' zei ze. 'Het is al laat.'
De gedachte alleen te moeten blijven, zorgde ervoor dat Cal de moed in de schoenen zonk.
Waarom blijf je niet?' zei hij.
`Het is een smal bed,' antwoordde ze.
'Maar wel comfortabel.'
Ze legde een hand tegen zijn gezicht en streelde met een vinger over de blauwe plek bij zijn mond.
`We zijn niet voorbestemd gelieven te worden,' zei ze rustig. 'We lijken te veel op elkaar.'
Dat was bot gezegd en die opmerking deed pijn, maar toen zijn seksuele verlangen werd getemperd, werd er meteen ook een andere en uiteindelijk wezenlijker hoop bevestigd. Dat ze in deze onderneming bij elkaar hoorden; zij, her kind van de Fuga, hij, de onwetende binnendringer. Tegenover een kort moment van lichamelijk genot met haar, plaatste hij het grotere avontuur en wilt — hoewel zijn pik dat niet met hem eens was — dat het voor hem zo beter was.
Dan gaan we slapen,' zei hij. 'Als je tenminste wilt blijven.'
Ze glimlachte. 'Ik wil blijven,' zei ze.
Ze trokken hun vuile kleren uit en knopen tussen de lakens. Voordat de lamp was afgekoeld, sliepen ze al.
Het was geen lege slaap, verre van dat. Ze hadden dromen. Of liever gezegd hadden ze beiden een bepaalde droom.
Ze droomden een geluid. Een planeet vol bijen, allemaal zoemend alsof hun gehoningde hart moest barsten; een steeds luider wordend gezang, als zomermuziek.
Ze droomden een geur. Allerlei geuren; van straten na een regenbui en lang geleden gebruikte eau de cologne en wind uit een warm land. Maar bovenal droomden ze dat ze iets zagen.
Het begon met een patroon; een knopen en weven van talloze draden, geverfd in honderd kleuren, een energie dragend die zoveel invloed had op de slapenden dat ze in gedachten hun ogen moesten beschermen.
Toen leek het alsof het patroon te ambitieus werd om zijn huidige samenstelling te behouden; de knopen gleden los. De kleuren leken op te lossen in de lucht, de losse draden beschreven hun vrijheid in regels en komma's en punten, zoals de penseelstreken van een meesterlijke kalligraaf. Aanvankelijk leek dat alles willekeurig te gebeuren, maar geleidelijk aan werd het duidelijk dat er uit de chaos vormen te voorschijn kwamen.
Droommomenten geleden waren de draden nog niets anders geweest dan schering en inslag, nu waren er vijf duidelijke menselijke gestalten te voorschijn aan het komen en voegde de onbekende kunstenaar met een onbeschaamd gemak details aan de portretten toe.
De stemmen van de bijen werden luider, ze zongen in de hoofden van de slapenden en gaven die onbekenden namen.
De eerste van het quintet die een naam kreeg, was een jonge vrouw in een lange, donkere jurk, haar kleine gezicht bleek, haar gesloten ogen omgeven door lichtbruine wimpers. Dit, zeiden de bijen, is Lilia Pellicia.
Lilia deed haar ogen open, alsof ze wakker werd door het horen noemen van haar naam.
Toen ze dat deed, stapte een gezette, gebaarde man met een hoed op en een jas om zijn schouders gedrapeerd, naar voren. Frederick Cammell, zeiden de bijen, en de ogen achter de muntvormige glazen van zijn bril gingen snel open. Zijn hand werd meteen naar zijn hoofd gebracht om de hoed of te zetten, waardoor er een onberispelijk, ge-olied kapsel zichtbaar werd.
`Zo zei hij en glimlachte.
Nog eens twee. De ene, die graag vrij wilde komen uit deze wereld van verfsoorten, was ook gekleed als voor een wake. (Wat was er gebeurd, vroegen de slapenden zich af, met de felle gloed die de draden aanvankelijk hadden uitgestraald? Waren die kleuren ergens onder die begrafeniskleren verborgen, in felgekleurde petticoats?) Het zure gezicht van de derde bezoeker leek daar niet op te wijzen.
Apolline Dubois, kondigden de bijen aan, en de vrouw deed haar ogen open en keek meteen boos, waardoor tanden in de kleur van oud ivoor zichtbaar werden.
De laatste twee leden van de groep arriveerden gezamenlijk. De ene een neger, wiens mooie gezicht zelfs in rust lets melancholieks had. De andere een naakte baby die hij in zijn armen hield en die kwijlde op het hemd van zijn beschermer.
Jerichau St.- Louis, zeiden de bijen, en de neger deed zijn ogen open. Meteen keek hij naar het kind dat hij in zijn armen hield en dat al begon te jammeren voordat zijn naam was genoemd.
Nimrod, zeiden de bijen, en hoewel de baby beslist nog geen jaar oud was, kende hij de twee lettergrepen van zijn naam al. Hij deed zijn ogen open, die duidelijk een gouden glans hadden.
Zijn wakker worden maakte een einde aan het proces. De kleuren, de bijen en de draden trokken zich terug en lieten de vijf onbekenden in Cals kamer achter.
Apolline Dubois nam als eerste het woord.
Dit kan niet goed zijn,' zei ze, en liep naar het raam om de gordijnen open te trekken. `Waar zijn we verdomme?'
`En waar zijn de anderen?' zei Frederick Cammell. Zijn ogen hadden de spiegel aan de muur ontdekt en hij bekeek zichzelf aandachtig. Hij pakte een schaar uit zijn zak en begon een paar al te lange Karen op zijn wang af te knippen.
Zinnige vraag,' zei Jerichau. Toen, tegen Apolline: 'Hoe ziet het er daarbuiten uit?'
Verlaten,' zei de vrouw. 'Het is midden in de nacht en . . . ' Wat zeg je?'
`Kijk zelf maar,' zei ze en zoog spuug terug door haar kapotte tanden, `er is daar lets mis.' Ze draaide zich om, weg van het raam. 'Het is anders dan vroeger.'
Lilia Pellicia ging nu bij het raam staan. 'Het ziet er inderdaad anders uit.'
`En waarom zijn alleen wij bier?' vroeg Frederick voor de tweede maal. 'Waar gaat het in feite om.'
`Er is iets gebeurd,' zei Lilia zacht. 'lets afschuwelijks.'
Dat zul jij ongetwijfeld wel aan je nieren voelen,' merkte Apolline op. `Zoals gewoonlijk.'
Juffrouw Dubois, laten we het beleefd houden,' zei Frederick met de gekwelde gezichtsuitdrukking van een schoolmeester.
`Noem me geen juffrouw,' zei Apolline. 'Ik ben een getrouwde vrouw.'
Cal en Suzanna luisterden, diep in slaap, naar die woorden van de nonsensicale figuren die hun verbeelding had opgeroepen. Maar toch waren die mensen ondanks hun oude kledij, hun namen en hun absurde gesprekken, griezelig echt en was ieder detail perfect gerealiseerd. Alsof de slapenden nog verder in verwarring moesten worden gebracht, keek de man die de bijen Jerichau hadden genoemd, nu naar het bed en zei: `Misschien kunnen zij ons iets vertellen.'
Lilia keek naar het slapende paar.
`We moeten hen wakker maken,' zei ze en stak een hand uit om de slapenden wakker te schudden.
Dit is geen droom, besefte Suzanna men ze Lillia's hand op haar schouder of zag komen. Ze voelde dat ze wakker werd en men de vingers van het meisje haar aanraakten, deed ze haar ogen open.
De gordijnen waren opengetrokken. De kamer werd beschenen door het licht van de straatlantarens. En daar stond het vijftal op het bed, als een tot vlees geworden droom. Ze ging rechtop zitten. Het laken gleed terug, en Jerichau en het kind keken beiden naar haar borsten. Ze trok het laken op en daardoor kwam Cal bloot te liggen. Door de koude werd hij wakker. Hij keek haar aan met nauwelijks geopende ogen.
Wat is er aan de hand?' vroeg hij slaperig.
`Wakker worden,' zei ze. 'We hebben bezoek.'
'Ik droomde dat . . mompelde hij. Toen: 'Bezoek?'
Hij volgde haar blik.
`0, mijn hemel . .
Het kind lachte in Jerichaus armen, met een dik vingertje wijzend naar Cals stijve penis. Hij pakte snel een kussen en verborg zijn enthousiasme.
`Is dit een van Shadwells trucjes?' fluisterde hij.
denk ik niet,' zei Suzanna.
Wie is Shadwell?' wilde Apolline weten.
`Zonder enige twijfel ook een Koekoek,' zei Frederick, die zijn schaar paraat hield voor het geval een van deze twee mensen oorlogszuchtig zou worden.
Bij het woord Koekoek begon Suzanna het te begrijpen. Immacolata had dat woord gebruikt, sprekend over de Mensheid.
`. . . de Fuga . . zei ze.
Meteen keek iedereen haar aan en Jerichau zei streng: Wat weet jij over de Fuga?'
Niet veel,' antwoordde ze.
Weet je waar de anderen zijn?' vroeg Frederick.
`Welke anderen?'
`En het land?' zei Lilia. Waar is het allemaal?'
Cal keek nu niet langer naar het quintet, maar naar de tafel waar hij het stukje tapijt had neergelegd. Dat was er niet meer.
`Ze zijn uit dat stukje tapijt gekomen,' zei hij, zonder dat zelf helemaal te kunnen geloven.
Dat heb ik gedroomd.'
`Ik heb het ook gedroomd,' zei Suzanna.
Ten stukje van het tapijt?' zei Frederick dodelijk geschrokken. Je bedoelt dat we van elkaar gescheiden zijn?'
Ja,' antwoordde Cal.
Daar is de rest?' zei Apolline. 'Breng ons erheen.'
`We weten niet waar de rest is,' zei Cal. Die heeft Shadwell.' `Verdomde Koekoeken!' barstte de vrouw los. kunt niemand van
hen vertrouwen. Allemaal draaiers en bedriegers!'
`Hij is niet alleen,' antwoordde Suzanna. `Zijn partner is een van jullie.'
Dat betwijfel ik,' zei Frederick.
`Het is waar. Immacolata.'
Die naam ontlokte Frederick en Jerichau kreten van afschuw. Apolline, altijd een dame, spuugde alleen op de grond.
`Hebben ze dat kreng nog niet opgehangen?' zei ze.
`Tweemaal al,' antwoordde Jerichau overtuigd.
`Dat vat ze op als een voor haar vleiende behandeling,' merkte Lilia op.
Cal rilde. Hij had het koud en was moe, hij wilde dromen van zonovergoten hemels en stralende rivieren, niet over deze treurende mensen die hem boos en achterdochtig aankeken. Hij negeerde hun starende blikken, haalde het kussen weg, liep naar de plaats waar hij zijn kleren op de grond had gelegd en begon zijn hemd en spijkerbroek aan te trekken.
Waar zijn de Conservators?' zei Frederick, zich tot de hele kamer richtend. Weet iemand dat?'
`Mijn grootmoeder . . zei Suzanna. . . . Mimi. .
Ja?' zei Frederick. Waar is zij?'
`Dood, vrees ik.'
`Er waren andere Conservators,' zei Lilia, even dringend als Frederick. Waar zijn zij?'
weet ik niet.'
Je had gelijk,' zei Jerichau met een bijna tragische gezichtsuitdrukking. 'Er is iets verschrikkelijks gebeurd.'
Lilia liep terug naar het raam en gooide dat open.
`Kun je het ruiken?' vroeg Frederick haar. 'Is het in de buurt?' Lilia schudde haar hoofd. 'De lucht stinkt,' zei ze. Dit is het oude Koninkrijk niet. Het is koud. Koud en smerig.'
Cal, die nu was aangekleed, duwde Frederick en Apolline opzij en pakte de fles whisky.
je iets drinken?' vroeg hij Suzanna.
Ze schudde haar hoofd. Hij schonk voor zichzelf een fikse hoeveelheid in en dronk die op.
`We moeten die Shadwell van jou vinden,' zei Jerichau tegen Suzanna, 'en het Weefsel terughalen.'
`Vanwaar de haast?' vroeg Apolline met perverse nonchalance. Ze liep naar Cal. `Mag ik ook wat?' zei ze. Aarzelend gaf hij haar de fles. `Hoe bedoel je dat vanwaar de haast?' zei Frederick. 'We worden midden in niemandsland wakker, alleen
`We zijn niet alleen,' zei Apolline en nam een stevige slok whisky. 'We hebben hier vrienden.' Ze keek Cal met een scheef glimlachje aan. `Hoe heet je, schatje?'
`Calhoun.'
`En zij?'
`Suzanna.'
'Ik ben Apolline. Dat is Freddy.'
Cammell maakte een kleine, vormelijke buiging.
Die daar is Lilia Pellicia, en het kleine mormel is haar broer Nimrod . .
`En ik ben Jerichau.'
`Ziezo,' zei Apolline. 'Nu zijn we allemaal vrienden, nietwaar? De rest hebben we niet meer nodig. Laat die maar verrotten.'
`Het zijn onze mensen,' bracht Jerichau haar in herinnering. 'En ze hebben onze hulp nodig.'
`Hebben ze ons daarom achtergelaten in de Rand?' zei ze zuur, en bracht de whiskyfles weer naar haar lippen. 'Nee, ze hebben ons op een plekje gezet waar we zoek zouden kunnen raken, en probeer het maar niet gunstiger voor te stellen. We worden beschouwd als oud vuil. Bandieten en hoeren en wat al niet meet.' Ze keek naar Cal. `0 ja,' zei ze. Je bent terechtgekomen te midden van een stelletje boeven. leder van ons maakt hen te schande, denken ze.' Toen, tegen de anderen: 'Het is beter als onze wegen zich nu scheiden en we de bloemetjes eens buiten gaan zetten.'
Terwijl ze dat zei, leek Cal stralen van licht uit de plooien van haar rouwkleding te zien komen. 'Er is daarbuiten een hele wereld waarvan we kunnen genieten,' zei ze.
`Verloren is nog altijd verloren. Zoekgeraakt,' zei Jerichau. Apolline snoof woest.
`Hij heeft gelijk,' zei Freddy. `Zonder het Weefsel zijn we vluchtelingen. Je weet hoezeer de Koekoeken ons haten. Hebben ze altijd gedaan. Zullen ze ook altijd doen.'
zijn ezels,' zei Apolline en liep terug naar het raam, met de whisky.
We zijn de draad een beetje kwijt,' zei Freddy tegen Cal. 'Kun je me zeggen welk jaar dit is? 1910? 1911?'
Cal lachte. 'Een jaar of tachtig erbij.'
De andere man verbleekte zichtbaar en draaide zijn gezicht naar de muur. Lilia slaakte een kreet van schrik, alsof ze door een mes was gestoken. Trillend ging ze op de rand van het bed zitten.
Tachtig jaar...' mompelde Jerichau.
Waarom hebben ze zo lang gewacht?' vroeg Freddy. Wat is er gebeurd dat ze zo lang hebben gewacht?'
`Spreek alsjeblieft niet in raadsels,' zei Suzanna, 'en leg uit wat je bedoelt.'
kunnen we niet,' zei Freddy. zijn geen Zieners.'
`0, wat een onzin,' zei Apolline boos. 'Het kan toch zeker geen kwaad?'
`Vertel het maar, Lilia,' zei Jerichau.
'Ik protesteer,' zei Freddy.
`Vertel zoveel als ze weten moeten,' zei Apolline. 'Als je alles zou moeten vertellen, komen we hier nooit weg.'
Lilia zuchtte. Waarom moet ik dat doen?' vroeg ze, nog altijd trillend. Waarom moet ik het vertellen?'
`Omdat jij het beste kunt liegen,' antwoordde Jerichau met een gespannen glimlachje. kunt het als de waarheid laten klinken.'
Ze keek hem onheilspellend aan.
`Uitstekend,' zei ze, en begon te vertellen.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml