192
den en daarom waagde hij zich buiten de grot. Hij beklom een hoogte en zag vandaar, hoe de troepers de bandieten achtervolgden. Schoten weerklonken, hij zag de grijze rookwolkjes hier en daar, gevolgd door doffe knallen. De ruiters renden door het rotsachtige terrein. Met kloppend hart keek Wilkes naar de vervolgers, die echter weinig op de bandieten wonnen. Plotseling hoorde hij gehinnik achter zich en... kon hij zijn oogen gelooven? Daar was zijn eigen paard, lustig knabbelend aan een drogen struik. Wilkes rende op het dier toe en sloeg de armen om zijn hals. ‘ Brave jongen, ’ zei hij vol blijdschap, ‘ om den baas weer op te zoeken. ’ Het dier had hem echter in het geheel niet opgezocht, maar was heel den nacht aan het zwerven geweest. Wilkes zag, dat zijn bepakking onaangeroerd was. Met een sprong was hij op het paard en dreef het in de richting waarin hij de troepers had zien gaan.
Maar er was geen spoor van hen te ontdekken. Troepers en bandieten waren
verdwenen.
Een paar uren lang zette hij den tocht voort, hopende eenig teeken van menschelijk leven te ontdekken. Onder het voortrijden gebruikte hij een paar biscuits en ook was hij nog zoo gelukkig, een helder stroomende kreek te vinden, waar hij naar hartelust drinken en zijn veld fl esch vullen kon. Het terrein was hem hier geheel en al onbekend, maar tegen den middag zag hij het eerste teeken van menschelijke bewoners. Het was een klein steenen gebouw en aan een langen stok waaide de Amerikaansche vlag. Wilkes galoppeerde erheen en kwam spoedig tot de ontdekking, dat het huis een wachtpost was van de militaire politie. Voor den ingang gekomen, steeg hij af en trad het gebouwtje binnen. Er was een klein
Chr. van Abkoude, Kruimeltje