114
der zwak voor die inrichting gehad, omdat er zoo weinig gelegenheid is in deze stad, om verlaten stumpers op te laten nemen. De Vader is een ietwat eigenaardig man, kort aangebonden en streng, maar de Moeder is een toonbeeld van goedheid en liefde voor de kinderen en allen houden van haar. ’
‘ Wel, dan kan er geen bezwaar zijn, Kruimeltje daar te laten gedurende mijn afwezigheid. Zoolang ik echter nog hier ben, zal ik mij over den jongen ontfermen. ’ ‘ Dat is heel vriendelijk van u, ’ zei de commissaris, ‘ en ik ben blij, te weten, dat hij voorloopig in goede handen is. Ge zult er anders een kluifje aan hebben. De jongen is van zijn vroegste jeugd aan op straat geweest en zal moeilijk binnenshuis te regeeren zijn. Wij hebben hem al ontelbare malen hier op het bureau gehad voor kleine misdaden, maar iederen keer is het weer het zelfde. Hij is nog te jong om naar een verbeterhuis gestuurd te worden en ook waren zijn misdaden daar niet ernstig genoeg voor. Bovendien lijkt de jongen me en heb ik altijd geaarzeld om hem hard aan te pakken, ofschoon hij het soms verdient. Hij heeft echter een schrander voorkomen en ik geloof, dat hij met wat goede leiding het later ver zal brengen in de wereld. Voor het echter zoover is, zal er nog wel heel wat water naar zee stroomen, denk ik. ’
Kort daarop verliet Wilkes den commissaris en beloofde hem nogmaals, goed op
Kruimeltje te zullen passen.
----------
Nauwelijks was Wilkes de straat uit of hij hoorde fl uiten aan den overkant. Daar
stond Kruimeltje, den hond angstig vasthoudend.
‘ Wel, ’ riep Wilkes hem toe, ‘ waarom kom je niet hier? ’
Chr. van Abkoude, Kruimeltje