91
Twaalfde hoofdstuk.
De ontsnapping van een ter dood veroordeelde.
H et Hondepark, waar de politie de losloopende honden heenzond, was gelegen buiten het zuidelijk gedeelte van de stad, op een open terrein. Het bestond uit een tweetal lage gebouwtjes, waarin hokken gemaakt waren. Het tweede huis bevatte een kleine woning voor den beambte, die er voortdurend de wacht hield en de dieren voederde. Het was laat in den namiddag, toen Kruimeltje het Hondepark bereikte. Het was al donker geworden, maar de witte sneeuw verlichtte den weg en den omtrek duidelijk. Kruimeltje had maar één wensch en één gedachte: om zoo spoedig mogelijk zijn vriendje Moor terug te hebben en hem te bevrijden van een wissen dood. Hij moèst en hij zòu Moor hebben, het kostte wat het wilde.
De bewaker van het Hondepark, een oudgediende, die een goedig man was, kwam juist naar buiten om de ronde langs de gebouwen te doen, toen hij Kruimeltje aantrof. Nu opgepast, dacht
Chr. van Abkoude, Kruimeltje