166
maakte sterker in hem het verlangen, om zijn lang verloren vriend terug te vinden. Hij had er alles voor over, was bereid de gevaarlijkste avonturen door te maken, indien hij er slechts Harry Volker door weer kon vinden.
Hij bleef er een uur en steeg dan weer te paard. Af en toe nam hij een kleinen slok uit de veld fl esch, want het eten had hem dorstig gemaakt. Hij zorgde echter wel, niet al te roekeloos met het water te zijn, daar er weldra een streek bereikt zou zijn, waar in het geheel geen water verkrijgbaar was.
Zijn allereerste doel was, de vroegere claim te bezoeken. Wellicht vond hij daar
iets, dat hem op het spoor kon brengen.
Maar toen hij den tweeden dag de claim bereikt had, waar hij tien jaren geleden met Harry Volker goud gegraven had, vond hij deze geheel verlaten. Van de hut was weinig overgebleven, wind en weer hadden die verwoest, de mijn was klaarblijkelijk uitgewerkt en daarna verlaten door de bandieten. Wilkes maakte er een kamp voor den nacht en besloot er eenigen tijd te blijven, ten einde alles aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen.
Hij bleef er drie dagen, maar ondanks de meest zorgvuldige onderzoekingen vond
hij niets, dat hem eenig licht verschafte.
Het eenige voorwerp, dat hij vond en dat hem herinnerde aan zijn vriend, was een groot mes met de letters H.V. in het handvat gesneden. Wilkes groef het op uit het zand en hield het peinzend in de handen. In gedachten zag hij Harry Volker er een groot stuk spek mee snijden en bij die herinnering schudde hij meewarig het hoofd. Hij stak het mes bij zich en vervolgde zijn onderzoek, maar zooals gezegd, hij vond niets.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje