149
dat hij de oude claim weergevonden had en nu misschien wel spoedig meer nieuws omtrent Vader zou te weten komen. Vroolijk dus stapte Kruimeltje naar school. Opeens werd zijn aandacht getrokken door een jongen uit zijn klasse, Jan Van Deken, die huilend voor hem uit liep. Kruimeltje staakte zijn fl uiten en was in een wip bij Jan.
‘ Wat is er, Jan? ’
Het ventje wreef zijn oogen en snikte luider. ‘ Hebben ze je geslagen? ’ Jan knikte.
‘ Wie is het?... Zeg het maar, dan zal ik hem z'n oogen uit het hoofd krabben. ’ ‘ M'n vader. ’
‘ Je vader?... O, da's wat anders... Waarom? ’
‘ Gisteren had ik de bel van m'n vaders fi ets gehaald en in me zak gestoken, en
toen heit de meester 'm op school afgenome. ’
‘ O ja, dat heb 'k gezien... ’
‘ En toen me vader vanmorgen met de fi ets wegging, vroeg-ie, waar de bel was... en ik vertelde, dat de meester 'm had... en toen zei me vader, as ik de bel niet terugbracht, dat-ie me vanavond nog veel meer slaag geve zou... en hij heeft me nou al zoo geslage... ’
‘ Nou, hou je maar gauw stil. Jan, ik zal die bel wel voor je terugkrijge... ’ Jan's gezicht helderde op.
‘ Maar als de meester 'm nou niet geeft, ’ veronderstelde hij.
‘ Nou dat zou 'k dan wel is wille zien, ’ zei Kruimeltje, ‘ de meester geeft 'm wel
als ik 't zeg. ’
Spoedig hadden ze de school bereikt en waren weldra in de klasse, waar meester
Leentvaar al ijverig de sommen voor dien dag op het bord schreef.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje