54
arm, de ander was Moor en die had hij aan het touw. Toen opende de man de achterdeur van den wagen met een sleutel en legde den zieken hond erin.
‘ Hooliaadiéééé!!!!! ’
Met een ruk was Moor los en rende met Kruimeltje de straat uit... luid schreeuwde de jongen zijn vreugde uit... luid blafte Moor... samen holden, sprongen, buitelden ze in de sneeuw, renden vuilnisbakken onderstboven, botsten tegen voorbijgangers aan en waren in minder dan geen tijd uit het gezicht.
‘ Wel heb je ooit! ’ riep de man van den hondewagen, toen hij Moor met Kruimeltje zag weghollen. Maar hij begreep het dadelijk... 't was een arme jongen en z'n hond... En over zijn schouder keek hij naar het politiebureau, of daar iemand het ook gezien had. Maar het geval ging, voor de politie althans, onopgemerkt voorbij en deze wist niet beter, of Moor was goed en wel opgesloten in de kooi. De beambte haalde lachend zijn schouders op, 't kon hem wat schelen. Hij nam de leidsels en klom op den bok.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje