41
van een man, die zich over mij heenboog. Het was Pat, de man met het roode haar.
‘ Luister, mister, ’ zei hij op zachten toon, ‘ jullie bent niet veilig hier. Shorty en Lefty zijn van plan je allebei naar de andere wereld te helpen... ik kom je waarschuwen... ik hoor eigenlijk niet bij hen... ’
‘ Waar zijn ze nu? ’ vroeg ik.
‘ Bij de beek... kunnen dadelijk terugkomen... wees voorzichtig... lieten mij achter
om het vuur aan te houden... ’
Pat sloop weer uit de tent en ik wekte Harry. Met een paar fl uisterende woorden had ik hem gauw den toestand uitgelegd en je kunt begrijpen, dat we niet meer aan slapen dachten.
We grepen allebei onze geweren en vulden ook de magazijnen van de revolvers. Toen gingen we achter in de tent naast elkaar op den grond zitten, de geweren over onze knie. Buiten was heldere maneschijn en de schaduwen van de omringende boomen teekenden zich scherp op het tentdoek af.
We wachtten wel een kwartier... maar het eenige geluid, dat we vernamen, was het ruischen van den nachtwind door de boomen en soms het verwijderde gehuil van een hongerigen prairiewolf.
Maar toen hoorden we geritsel en gekraak van brekende takjes... zagen we iets, laag bij den grond, naderbijsluipen. We openden wijder onze oogen en hielden den vinger aan den trekker...
Toen teekende zich de schaduw van een hoed op het tentdoek af, dan een hoofd en schouders... een der kerels kroop naar onze tent. Hij droeg een lang, dun voorwerp in den mond, maar we konden niet onderscheiden wat dat was.
Het voordoek van de tent werd langzaam opgelicht en nu ontdekten we het grimmige gezicht van Lefty, die een mes tusschen de tanden geklemd hield.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje