90
tot de ontdekking, dat zijn vriendje hem verlaten had. Kruimeltje was slim en vlug van denken. Het leven op straat had hem geleerd snel te denken en te handelen. En nu overlegde hij, dat, als Moor er niet was, iemand hem meegenomen moest hebben. En dat die iemand natuurlijk de agent moest zijn. Als dat waar was, dan zou Moor naar het politiebureau gebracht zijn en vandaar door den hondewagen meegenomen naar het hondepark.
Die gedachte deed Kruimeltje opspringen. Als een pijl uit den boog rende hij de
straat uit. Hij bleef doorrennen tot hij geheel en al buiten adem was.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje