191
Met z'n drieën kwamen ze de grot in en namen den buit mee.
‘ Wat zou je ervan denken, als we eens een paar dagen in de grot kampeerden? ’
stelde een der kerels voor.
Wilkes luisterde in spanning toe, want het antwoord zou over zijn lot beslissen. ‘ Te gevaarlijk, ’ meende Lefty, ‘ als ze ons snappen zijn we als ratten in een val. ’ ‘ Laten we zoo gauw mogelijk in Denver zien te komen en verspreiden... ieder zijn
eigen weg. We hebben genoeg voor een paar maanden. ’
‘ Te veel haast is ook niet goed, ’ meende Lefty. ‘ We zullen hier blijven, tot het
donker wordt en dan vertrekken. 't Is veiliger. ’
De bandieten maakten het zich gemakkelijk. Ze zetten zich bij elkander aan den ingang van de grot. Wilkes vond dit allesbehalve aangenaam, want de kans op ontdekking was daardoor heel wat grooter geworden. De mannen hadden hun uitkijk op een hoog punt gezet, vanwaar hij den ganschen omtrek kon overzien. Lefty en de anderen rookten een pijp of rolden cigaretten. Ze zaten daar wel meer dan een uur en Wilkes begon zich stijf te voelen van het voortdurend opgerold liggen achter de rots. Hij waagde zich eens even uit te rekken, maar dook bliksemsnel, want een der kerels naderde hem.
Op dat oogenblik klonk een schot vanuit de verte. Dan kwam hoefgetrappel snel
naderbij.
De uitkijk kwam aanrennen.
‘ De troepers!!!... hurry up, boys! ’
De man, die in de grot was doorgedrongen, rende terug, volgde de anderen. Ze sprongen te paard en waren in een minimum van tijd verdwenen.
Wilkes had den kreet gehoord. Hij wist, dat de militaire politie, de troepers, hem
helpen kon-
Chr. van Abkoude, Kruimeltje