173
‘ Red Mike, die het blokhuis bewaakt, hadden we dadelijk in een hoek en met een paar roode lantaarns hadden we den trein gauw gestopt. De stoker wou kabaal maken en ik moest hem het zwijgen opleggen met een blauwe boon, jammer voor den kerel, maar ik had het te doen. We hebben den buit in de grot... dachten, dat je daar wezen zou? Wat is je bedoeling met hier te kampen? ’
‘ Je kan nooit weten, ’ zei Lefty, ‘ of ze ons niet ditmaal in de gaten houen, we zijn er al een paar jaar goed mee weggekomen, maar het kan altijd geen mooi weer blijven. Daarom sloeg ik hier m'n kamp op en wist, dat je 't vuur wel zien zou. ’
‘ En wat wou je met dien sprinkhaan daar? ’ vroeg een ander, op Wilkes wijzend. ‘ O, die nieuweling kwam me een beetje gezelschap houen. Ik gaf hem m'n wapens om mee te spelen en wat te eten, de stumper had honger. We zullen hem... ’ Hij voltooide den zin niet, want opnieuw klonk er paardengetrappel... De mannen luisterden een seconde... dan sprongen ze bliksemsnel op. ‘ De troepers... Vooruit jongens, te paard en smeert 'm, ’ schreeuwde Lefty. In minder dan geen tijd hadden de bandieten hun paarden bereikt, slingerden zich
erop en gaven de dieren de sporen...
Maar de vervolgers schenen hen gezien te hebben... roode vuurstralen verscheurden het nachtdonker... schoten knalden en het hoefgetrappel verwijderde zich meer en meer.
Wilkes bleef achter. De touwen sneden hem om de polsen en de enkels... Hij luisterde naar de verwijderde geluiden... een schreeuw in de verte... dan weer
een paar
Chr. van Abkoude, Kruimeltje