Hoofdstuk 82

..

‘Zijn we er klaar voor?’ vroeg Christie.

‘Zo klaar als we maar kunnen zijn,’ zei Grace.

‘Goed, op naar het restaurant voor onze vrijgezellenavond,’ zei Christie. Ze liepen achter elkaar van de afdeling en hoorden het afkeurende geluid dat Malcolm maakte. Hij stond met zijn armen gevouwen naast zijn bureau en straalde uit elke porie rancune uit.

Christie draaide zich langzaam naar hem om.

‘Is er iets wat je in mijn gezicht wilt zeggen, meneer Spatchcock?’ vroeg ze. ‘Of stuur je liever een anonieme brief?’

Malcolm trok zijn wenkbrauwen op in twee onschuldige, borstelige bogen. Hij haatte de vrouw die voor hem stond. Hij had die middag een bespreking gehad met McAskill, en die had al zijn voorstellen afgewezen. Malcolm wist dat het kwam omdat hij hem ervan verdacht dat hij de anonieme brief naar zijn vrouw had gestuurd. Er was natuurlijk geen bewijs voor, maar hij voelde de vijandigheid in golven van McAskill afrollen. Hij realiseerde zich dat hij de brief niet had moeten sturen, maar dat mens had hem ertoe gedreven. En nu stond ze hem hooghartig aan te kijken en plaatste ze beschuldigende opmerkingen.

‘Nee,’ zei Malcolm met een kunstmatige glimlach. ‘Is er nog iets?’

‘Nee,’ antwoordde Christie.

‘Ik vind van wel,’ zei Anna. Ze deed twee stappen naar Malcolm toe en verpletterde zijn ballen met een opwaartse beweging van haar knie, een uiting van krachtige, vrouwelijke, door oestrogenen gedreven emoties. ‘Ik denk dat we daarmee alles hebben gezegd,’ zei ze terwijl ze haar handen tegen elkaar sloeg om aan te geven dat ze haar werk goed had gedaan terwijl Malcolm in elkaar kromp en kreunend op de grond viel.

‘Snel, lopen,’ zei Christie, die haar meiden letterlijk de deur uit duwde. ‘Hemel, Anna, waarom heb je dat gedaan? Hij maakt er beslist werk van.’

‘Na alles wat je de afgelopen maanden voor mij hebt gedaan, was ik je dit schuldig,’ zei Anna. Ze bedacht dat ze haar knie zo meteen met veel zeep zou wassen in het toilet van de Setting Sun.

Ze namen een Thais buffet, net als op de avond van Anna’s verjaardag en toostten met champagne op Dawn, terwijl ze allemaal hoopten dat ze wist wat ze deed. Dawn deed verschrikkelijk haar best om sprankelend over haar huwelijk te vertellen: hoe mooi haar jurk was en dat haar bruidsmeisjes hadden beloofd om nuchter te blijven, in elk geval tijdens de plechtigheid. Ze leek onnatuurlijk opgewekt.

‘Is het je nog gelukt om een huwelijksreis te regelen?’ vroeg Christie terwijl ze de laatste champagne in Dawns glas schonk.

‘Nee,’ zei Dawn. Helaas was de nieuwe attente Calum te laat geboren om er een te boeken en bovendien was de helft van tante Charlottes geld verdwenen. En Muriel was helemaal losgeslagen en had de hele wereld uitgenodigd voor de receptie, dus zou de rest daaraan opgaan. Dawn had niet aangeboden om de winst van de paardenrace, waar ze nog maar een klein beetje van had gebruikt, bij te dragen. Ze wilde er na de bruiloft de gevaarlijk loshangende bedrading in het huis van laten repareren. Een geweldige bestemming. Maar op dit moment stond het veilig op haar bankrekening, samen met het deel van tante Charlottes geld dat Calum nog niet in zijn klauwen had gekregen.

‘Calum zegt dat hij volgende maand vrij neemt en dan gaan we misschien een weekend naar Butlins of zo,’ babbelde ze verder.

‘Heb je afscheid genomen van je cowboy?’ vroeg Anna.

Dat was de druppel. Dawn liet haar hoofd op haar handen vallen en barstte uit in een hartverscheurende huilbui.

‘O, Dawny,’ zei Anna.

Dat maakte het nog erger. Híj noemde haar Dawny, en morgen vertrok hij voorgoed uit haar leven.

Christie pakte Dawns hand. ‘Weet je, als je morgen bij de kerkdeur staat en je besluit om er niet mee door te gaan, dan zijn wij er om je te steunen. Je hoeft niet bang te zijn.’

Dawn dacht aan Freya. Zelfs na haar verhaal wist Dawn dat ze morgen over het middenpad zou lopen, hoeveel twijfels ze ook had. Ze was nu eenmaal een slappeling.

‘Het spijt me,’ zei Dawn, die probeerde te glimlachen, wat jammerlijk mislukte. Ze loog over de reden voor haar tranen maar ze nam niemand in de maling. ‘Het komt gewoon doordat mijn vader en moeder er niet bij zijn. Ze wilden zo graag een mooie, witte bruiloft voor me.’

‘Lieverd, ik weet zeker dat je vader en moeder alleen willen dat je gelukkig bent, met of zonder schuimgebakjurk,’ zei Grace. Zij wist beter dan alle anderen hoe moeilijk een liefdeloos huwelijk kon zijn.

‘Ik word gelukkig,’ zei Dawn, ‘dat beloof ik.’ Freya van White Wedding had gezegd dat ze gelukkig zou worden. En Dawn had heel hard iets nodig om zich aan vast te klampen.

..

Al Holly zat aan de bar toen Dawn binnenkwam. Gelukkig was hun optreden achter de rug. Ze had het niet kunnen verdragen om naar hun muziek te moeten luisteren en Samuel afscheid te horen nemen.

Al Holly’s rug was breed en lang, en ze wilde haar wang ertegenaan drukken en zijn warmte door zijn zwarte overhemd voelen.

Hij voelde haar aanwezigheid, draaide zich om en glimlachte. Niet zijn gewone vrolijke, luie glimlach waardoor zijn hele gezicht oplichtte, maar een gereserveerde, vriendelijke lach.

‘Dawny Sole, je bent toch gekomen,’ zei hij. ‘Ik zag je niet, ik dacht dat je misschien...’

‘Ik ben gekomen om afscheid te nemen.’ De woorden bleven bijna in haar keel steken alsof ze van weerhaakjes waren voorzien. ‘Ik moest komen. Ik moest je zien.’

‘Je hebt mijn nummer gemist,’ zei hij. ‘Het was het laatste nummer van de avond en het gaat over een man die van een vrouw houdt maar haar niet kan krijgen.’

Dawns lip begon te trillen. Stel dat ze hem dat nummer had horen zingen? Ze wist dat ze ingestort zou zijn. Het lot had zich ermee bemoeid en had haar op het rechte pad gehouden door ervoor te zorgen dat de serveerster de rekening was kwijtgeraakt waardoor ze een kwartier langer in het restaurant waren gebleven. Maar diep in haar hart wilde ze het nummer horen, ze wilde instorten en toegeven aan wat haar hart haar vertelde.

‘Het spijt me dat ik het gemist heb.’

‘De bus vertrekt hier morgen om drie uur. Je hebt’ – hij keek op zijn horloge – ‘nog achttien uur de tijd om van gedachten te veranderen en met ons mee te gaan. Meisje, ik zou zoveel van je houden...’

‘Zeg dat niet, Al.’

Hij hield zijn lippen bij haar oor.

‘Ik hou van je, Dawny Sole. En jij houdt van mij omdat ik je heb gekust en je hart tegen het mijne heb gevoeld en ik weet het. Ga met me mee naar huis.’

‘Dat kan ik niet.’

Hij gaf een kus op haar wang. Een langzame, zachte kus die elke cel, elke zenuw, elke atoom in haar lichaam liet ontvlammen. Ze zou zich deze kus altijd herinneren als de verdrietigste en mooiste die ze ooit had gehad.

‘Tot ziens, lieve, fantastische, geweldige Al Holly. Zorg dat je gelukkig wordt,’ zei ze. Daarna draaide ze zich om en keek niet meer achterom, zodat hij niet zag dat de tranen over haar gezicht stroomden.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml