Hoofdstuk 27

..

Dawn streek Calums beste overhemd. Hij had toegegeven en beloofd dat hij het zou dragen, maar wel met een spijkerbroek. Hij keek alsof ze gek was geworden toen ze hem een stropdas voorhield.

‘Ze geeft dat geld toch wel. Het maakt echt geen verschil of ik een stropdas draag of zelfs een compleet clownspak aanheb,’ kreunde hij.

‘Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’ vroeg Dawn.

‘Dat is verdomme niet lang genoeg geleden.’

‘Moet je zoveel vloeken?’

‘Inderdaad, dat moet ik verdomme,’ zei Calum. ‘Je zeurt weer.’

Dawn hield haar mond. Nu hij het z-woord had ontdekt, gebruikte hij het als excuus voor alles. Het was het verbale equivalent van een T-shirt in één maat dat iedereen paste. Hij had haar daarstraks beschuldigd van zeuren toen ze hem had gevraagd om de televisie zachter te zetten. Hij beschuldigde de buren er echter niet van dat ze zeurden toen ze vijf minuten later op de muur begonnen te bonken.

Dawn stak haar haar op met een speld met krokodillenprint en trok aan de zijkanten wat plukken los om het effect te verzachten. ‘Ik wil gewoon dat we er netjes uitzien als we daar naartoe gaan. Dat is het minste dat we kunnen doen nu ze ons zoveel geld voor ons huwelijk geeft.’

Calum bromde iets en knoopte zijn stropdas in een lage, slordige strop, die hij opstandig naar een kant duwde. Hij was heel knap in een overhemd met stropdas, en hij zou er op hun bruiloft fantastisch uitzien in zijn smoking. Hij had een jongensachtig gezicht met grote, grijsblauwe ogen en een sexy glimlach die haar vanaf het begin had aangetrokken.

Dawn reed naar het bejaardentehuis Greenfields in Penistone. Het was een oud victoriaans gebouw met een deur in het midden en een grote, glazen serre aan de linkerkant. Achter de ramen hingen gordijnen met ruches en de uitstekend onderhouden voortuin gaf de bezoekers de indruk dat dit een keurig verzorgd tehuis was. Calum verveelde zich en kreunde al voordat ze bij de receptie waren. Hij gaf Dawn het gevoel dat ze zijn moeder was. Het was niet de eerste keer dat ze zich zo voelde; haar verloofde was niet bepaald voortvarend. Ze trok hem mee en praatte met de receptioniste.

De receptioniste bracht hen naar een heerlijk zonnige ontvangstruimte aan de achterkant van het gebouw, die uitkeek op een groot gazon met bloembedden. Een paar oude mannen met zonnehoeden op speelden croquet in het midden. Het was allemaal erg ouderwets en Engels, en het gaf Dawn het gevoel dat iemand de klok had teruggedraaid naar de jaren 1930.

Tante Charlotte was heel anders dan het kleine, tengere, verschrompelde vrouwtje dat Dawn zich had voorgesteld. Ze was goed gekleed, gezond slank en zat kaarsrecht op haar leunstoel, en toen ze hen begroette was het duidelijk dat ze vroeger spraakles had gehad. Ze praatte als een dame en zag er ook zo uit. Haar zilverwitte haar was opgestoken in een nette dot, en haar heldere, sprankelende ogen waren grijsblauw. Ze glimlachte en bood haar wang eerst aan Calum en daarna aan Dawn aan. De oude dame rook naar een zoet en verfijnd parfum dat Dawn niet herkende.

‘Ik wilde eigenlijk scones gaan eten,’ zei tante Charlotte terwijl ze zich vooroverboog alsof ze een groot geheim onthulde. ‘Houden jullie van scones? Het eten is hier erg goed.’

‘Ik ben dol op scones,’ zei Dawn.

‘Ik ook,’ zei Calum als een verveelde tiener. Dawn had zin om hem een schop te geven.

Op dat moment reed een vrouw een ratelende serveerwagen naar binnen met een grote pot thee en kopjes en gepoetst zilveren bestek en een porseleinen schaal met beboterde scones en schoteltjes met jam en room. Dit bejaardentehuis was helemaal niet saai en sjofel en doordrongen van de stank van urine, zoals Dawn het zich had voorgesteld. Maar dit was natuurlijk een eersteklas tehuis. Muriel had opgemerkt dat het tante Charlottes spaargeld sneller opslokte dan een zwerm sprinkhanen een picknick.

‘Wil jij inschenken?’ vroeg tante Charlotte aan Dawn. ‘Die theepot is veel te zwaar voor mij.’

‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde Dawn. Calum was al aan de scones begonnen zonder hen er eerst een aan te bieden.

‘Jij bent Dawn, nietwaar?’ vroeg tante Charlotte. ‘Wat een prachtige naam. Een zonnige naam.’

‘Ja, ik ben Dawn Sole.’

‘S-o-l-e?’ Tante Charlotte pakte met een elegant gebaar een scone van de schaal. Ze had lange, rechte vingers met prachtige nagels.

‘Ja.’

‘Dat is Italiaans voor “zon”,’ knikte tante Charlotte. ‘Het wordt anders uitgesproken, maar de spelling is dezelfde.’

‘Echt waar?’ vroeg Dawn, waarna ze besloot dat Calum het helemaal bij het verkeerde eind had als hij zei dat tante Charlotte stapelgek was. Er lag een slimheid in haar ogen die verried dat ze erg bij de tijd was.

‘Je wordt een junibruid, net als ik,’ zei tante Charlotte.

‘We brengen wat bruidstaart langs,’ glimlachte Dawn.

‘Dank je.’ Charlotte boog zich naar haar toe en fluisterde: ‘Maar daar hou ik niet van. Het glazuur is te zoet. Ik heb nog nooit om marsepein gegeven en ik hou ook niet van kersentaart.’

‘Als ik eerlijk ben vind ik het ook niet lekker,’ zei Dawn zuchtend.

‘Je zou in plaats daarvan chocoladetaart moeten nemen. En sommige jongeren hebben tegenwoordig een toren van gebakjes. Een fantastisch idee.’

Calum pakte nog een scone. Omdat Dawn nog niet was begonnen over de reden waarom ze hier waren, deed hij het.

‘Tante Charlotte, mijn moeder zei iets over een cheque.’

‘Dat ben ik niet vergeten,’ zei tante Charlotte koel. Ze nam een slok thee terwijl Dawn in elkaar kromp van verlegenheid. ‘Ik heb hem in mijn tas, maak je geen zorgen.’

‘Ik ben even naar de wc,’ zei Calum, die de rest van de scone in zijn mond propte. Dat zal wel roken zijn, dacht Dawn.

‘Bij de voordeur,’ riep tante Charlotte hem na. ‘Je mag niet roken op het terrein, dat moet je in de lounge doen.’ Ze knipoogde naar Dawn. ‘Hij heeft de onrust van een roker. Mijn echtgenoot William had precies hetzelfde. Een smerige gewoonte.’

Dawn glimlachte. Wat een heerlijke oude vrouw. Ze durfde te wedden dat haar moeder ook zo’n oude dame zou zijn geworden, als ze de kans had gekregen.

‘Hoe gaat het met je plannen? Ik hoop dat Muriel zich er niet te veel mee bemoeit. Ze heeft een erg sterk karakter,’ zei tante Charlotte met natuurlijke diplomatie.

‘Ze heeft me fantastisch geholpen,’ knikte Dawn.

‘Als je maar voorzichtig bent. Ze is altijd zo geweest, zelfs als meisje. Het was haar manier of geen manier, en dit is jouw trouwdag, jij bent de ster. Neem nog een scone. Ze zijn vers.’

‘Dat zou ik niet moeten doen, maar ik doe het wel. U hebt een slechte invloed op me. De thee is trouwens heerlijk. Zal ik nog een keer inschenken?’

‘Graag. Mijn handen zijn niet meer zo sterk als ze zijn geweest.’

‘U hebt prachtige handen.’

‘Ik heb veel pianogespeeld. Daarmee heb ik ze soepel gehouden. En mijn moeder zorgde er altijd voor dat ik vanaf heel jong handcrème gebruikte. Ik moest met katoenen handschoenen aan slapen. Mijn moeder had ook prachtige handen.’

Het was grappig om te bedenken dat deze oude dame een moeder had gehad, dacht Dawn. Zou die er weleens over hebben nagedacht dat haar dochter ooit negentig zou zijn? Het was beter om je kinderen oud te zien worden dan ze vóór jou te zien sterven. Haar oma was gebroken geweest toen ze haar enige zoon verloor. Ze was er nooit van hersteld.

Alsof tante Charlotte haar gedachten las, zei ze: ‘Denk je dat Calum en jij kinderen krijgen?’

‘Ik weet het niet,’ zei Dawn. ‘We hebben er nog niet over gepraat. In elk geval voorlopig nog niet.’

‘Ik zou je willen adviseren om er geen haast mee te maken. Ik denk dat hij eerst volwassen moet worden.’ Tante Charlotte keek naar de deur om te controleren of Calum al terugkwam. ‘Ik hoop dat je gelukkig wordt, maar je bent anders dan ik me had voorgesteld.’

‘Ja?’ Dawn slikte. Ze wist niet zeker hoe ze de opmerking moest opvatten. Oude mensen konden verschrikkelijk lomp zijn, dat wist ze van haar dagen als kapster.

‘Je lijkt me een zachtaardig, vriendelijk meisje. Je moet opkomen voor jezelf. Vooral in die familie.’

‘O, maar dat doe ik wel, maakt u zich geen zorgen.’ Dawn lachte opgelucht omdat tante Charlottes opmerking als een compliment was bedoeld en niet als een belediging.

Calum liep de zaal weer in. Er hing een rooklucht om hem heen.

‘Ik zal jullie je cheque geven.’ Tante Charlotte bukte zich om haar handtas van de vloer te pakken. Het was een prachtige vintagetas met een grote clip. Ze haalde haar chequeboek eruit en zocht naar een pen.

‘Het is echt heel aardig van u,’ zei Dawn.

‘Ik weet dat het tegenwoordig belachelijk duur is om te trouwen. En ik begrijp dat je alleen op de wereld bent. Dat vond ik erg verdrietig. Ik moet alleen de naam van de ontvanger nog opschrijven.’

Ze klikte op de pen en vulde de ontbrekende details met een sierlijk handschrift in.

‘Denise en Demi krijgen ook een cheque als ze gaan trouwen, maar niet zo groot.’ Tante Charlotte scheurde de cheque uit het boekje. ‘Hou de details dus voor jezelf. Ik heb tegen Muriel gezegd dat ik jullie allemaal duizend pond geef, maar ik geef jou tweeduizend.’

Calum werd ineens heel vrolijk. ‘Dat is erg aardig van u. Dank u, tante Charlotte.’

‘Ik heb de cheque op naam van Dawn Sole gezet. De bruid weet het beste hoe het geld besteed moet worden.’

Calum keek even geërgerd, maar dat ging snel voorbij. Hij zou het geld van Dawn aftroggelen als het over een paar dagen binnen was.

Dawn was opgetogen. Nu wist ze zeker dat het geld naar de bruiloft zou gaan en niet rechtstreeks naar de kassa van de Dog and Duck. Samen met het geld van de paardenrace had ze genoeg om nog wat dingen voor haar grote dag te kopen.

‘Heb je al een jurk uitgezocht, Dawn?’ vroeg tante Charlotte nadat ze discreet had gegaapt. Dawn zag dat ze moe begon te worden.

‘Ja, en die is prachtig. Vindt u het leuk om er later een foto van te zien?’ vroeg Dawn.

‘Dat zou fantastisch zijn,’ zei tante Charlotte. ‘Ik ben bang dat ik niet naar de bruiloft kan komen, maar ik wil je jurk heel graag zien.’

Calum had duidelijk geen zin om hier nog een keer naartoe te gaan, dus zei Dawn: ‘Dan neem ik Calum niet mee, en ik kom vroeg in de middag, zodat het niet te vermoeiend is.’

‘Ik word tegenwoordig inderdaad snel moe,’ zei tante Charlotte. ‘Het probleem is dat ik ook zo vroeg wakker word. Het is niet leuk om oud te worden. Geniet van je jeugd zolang je al die energie nog hebt.’

‘We zullen u niet langer vermoeien. Ga mee, Dawn, tante Charlotte heeft slaap,’ zei Calum. Hij pakte Dawns mouw en deed zijn best om zorgzaam te klinken.

‘Ik kom snel terug.’ Dawn gaf een kus op tante Charlottes wang. Haar huid voelde heel fragiel en dun en zacht onder haar lippen. Het heerlijke parfum zweefde om Dawn heen. Het deed haar denken aan een herfstwandeling na een regenbui in het bos.

‘Zet me maar af bij de pub. Ik bel iedereen om het te vieren,’ zei Calum terwijl ze bij Penistone wegreden.

Dawn hield voor zich wat ze had willen zeggen. Hij zou haar er voor de duizendste keer van beschuldigen dat ze zeurde. Ze koos ervoor om haar mond te houden en realiseerde zich dat ze dat in de toekomst misschien nog heel vaak zou moeten doen.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml