Hoofdstuk 5

..

Grace was na het weekend als eerste op de afdeling en constateerde dat de afdeling Onderhoud aan het werk was geweest. Er was dik, nieuw tapijt gelegd en er stond een enorm mahoniehouten bureau in plaats van het standaardbureau waaraan Malcolm en Brian hadden gezeten. Aan de muur hing een wit bord en in de hoek stonden dozen met briefpapier en iets wat leek op promotiemateriaal. Er was ook nog een artistieke kapstok voor jassen en paraplu’s neergezet. Meneer McAskill stond er niet om bekend dat hij zijn geld over de balk smeet aan luxe, dus de roddelmachine zou door deze uitgave zeker op gang komen.

Zodra Grace zat en haar computer had aangezet, kwam Dawn binnen.

‘Hallo,’ zei ze luchtig. ‘Het parkeerterrein is vanochtend nogal vol, nietwaar?’

‘Ja, dat klopt,’ zei Grace. Hun contact bevond zich nog steeds in de beleefde fase en ze voerden luchtige gesprekken die ze ook bij de kapper zouden kunnen hebben. Leuk weekend gehad? Wat een heerlijk weer is het.

‘Is dat tapijt nieuw? Het lijkt wel een trampoline.’ Dawn sprong een paar keer en wenste jaloers dat het tapijt in Calums huis net zo dik en nieuw was, zonder brandplekken van sigaretten en vlekken van gemorst bier.

‘Ja,’ antwoordde Grace terwijl ze een onbekende klok aan de muur zag hangen. ‘Er zijn nogal wat nieuwe dingen sinds vrijdag.’

‘Goedemorgen, allemaal,’ zei Raychel verlegen. Vlak achter haar liep de kastanjebruine Anna, die hen nog stiller begroette maar net zo gefascineerd was door alle veranderingen op de afdeling. Ze leken vanochtend allemaal een beetje zenuwachtig. Ze kenden elkaar nauwelijks en nu zou er een enorme druk ontstaan op die breekbare dynamiek. Alsof ze voor het eerst in een nieuwe klas zaten te wachten tot de leraar binnenkwam.

Meer dan een halfuur later, exact om negen uur, voelden ze een golf van opwinding. De statige gestalte van James McAskill verscheen aan het eind van het kantoor naast een vrouw in een felrood mantelpakje, rode schoenen en een bijpassende tas. Het was op zich al ongewoon dat de baas zelf kwam, maar het feit dat hij glimlachte terwijl hij tegen deze vrouw praatte – alsof ze een oude vriendin was – was buitengewoon. De status van de nieuwe afdelingsmanager Bakkerij steeg onmiddellijk een paar punten. Grace zag dat Malcolm vanuit zijn afdeling verderop in de kantoortuin geïnteresseerd naar hen keek.

‘Dames,’ zei meneer McAskill, ‘mag ik jullie voorstellen aan Christie Somers. Christie, mag ik je voorstellen aan de dames van de afdeling Bakkerij. Dit zijn Grace – hij gebaarde achtereenvolgens naar hen – Dawn, Anna en Raychel.’

‘Prettig jullie te ontmoeten, dames,’ zei Christie met een zelfverzekerde stem die hees was van het roken. Van de kleren tot haar stem was er niets kalm aan deze vrouw.

‘Ik heb Christie net een rondleiding gegeven en je kunt het geloven of niet, maar ik ben verdwaald,’ zei meneer McAskill met een stralende glimlach. Meneer McAskill glimlachte nooit, hoewel hij multimiljonair was en de belangrijkste aandeelhouder van de keten minisupermarkten White Rose Stores, die zijn opa was begonnen en waar hij een ongelofelijk succes van had gemaakt. Niet alleen was wrs een nationaal instituut, ze hadden sinds kort ook winkels in Europa op plaatsen waar veel emigranten woonden, en de resultaten waren fantastisch. Meerdere columnisten van financiële dagbladen hadden James de naam ‘McMidas’ gegeven.

‘Ik weet zeker dat ik binnen de kortste keren de weg weet,’ zei Christie Somers. Ze deed Grace denken aan haar oude hockeylerares, met haar zelfverzekerde taalgebruik en door roken aangetaste stem.

‘Dan laat ik je nu achter om te wennen, liefje,’ zei meneer McAskill. Als de anderen elkaar beter hadden gekend, zouden ze heimelijke blikken hebben gewisseld. Liefje? Ze zagen de nieuwsgierigheid van het personeel op de andere afdelingen. Malcolm verdraaide zijn hoofd zo dat het bijna van zijn wervelkolom viel.

‘Dus ik krijg het chique bureau?’ vroeg Christie toen James McAskill haar had achtergelaten bij haar nieuwe team. Ze wees naar het halfronde bureau achter een scherm dat privacy moest bieden.

‘Ja, dat is jouw bureau,’ zei Grace met een vriendelijke glimlach.

‘Dat scherm moet weg,’ zei Christie. ‘Achter dat ding kan ik niet zien wat er gebeurt.’

Malcolm had erop gestaan dat hij het scherm kreeg toen hij op de afdeling kwam. Op die manier kon hij spelletjes op internet doen en thrillers lezen zonder dat iemand zag dat hij de kantjes ervan afliep.

‘Zal ik Onderhoud voor je bellen?’ vroeg Grace.

‘Nee, als je me laat zien waar de telefoonlijst is, dan doe ik het zelf,’ zei Christie. ‘Ik heb er altijd in geloofd dat je in het diepe moet springen.’

Hemel, dat was een verandering met Malcolm, dacht Grace. Die zou zijn werkneemsters zijn kont nog laten afvegen als hij daarmee weg was gekomen.

‘Goed, laten we koffie gaan drinken, dan kunnen we elkaar een beetje leren kennen,’ ging Christie verder. ‘Ik denk dat ik nog weet hoe we bij de kantine moeten komen.’

‘Wat? Nu?’ vroeg Dawn.

‘Ja.’

‘Allemaal?’

‘Ja.’

‘En de telefoons onbemand laten?’ vroeg Grace. Dat was een doodzonde. Malcolm zou hen voor minder onthoofd hebben.

‘Ik weet zeker dat de bellers wel een halfuur kunnen worden doorgeschakeld naar de voicemail. Kom op. Ik moet kennis met jullie maken en daarvoor hebben we koffie en koekjes nodig,’ zei Christie, waarna ze weg beende naar de trap, en de anderen achter haar aan liepen als kleine eendjes achter hun moeder.

..

Twintig minuten later waren de vijf vrouwen halverwege hun koffie. Vijf vrouwen die samenwerkten, dat kon een ramp of een plezier zijn. Christie was vastbesloten het eerste uit te sluiten en daarom moest ze de karakters van haar werkneemsters leren kennen.

James McAskill had aan Christie verteld dat hij dacht dat hij de ideale combinatie voor de afdeling had gevonden. Het was geen doelbewuste strategie geweest om mannen te weren, het was gewoon zo gelopen.

Christie bedacht dat hij geen gevarieerdere groep vrouwen bij elkaar had kunnen zetten. Grace, de oudste, was vijfenvijftig en had prachtig witblond haar dat met een chique golf tot haar kaak hing. Ze was er blijkbaar erg op gebrand geweest de positie van vicemanager te krijgen, en had er zelfs een kans op vroegtijdige pensionering voor laten schieten. Maar met de kalme klasse die ze uitstraalde leek ze te koninklijk voor een kantoor, dacht Christie. Ze leek meer op haar plaats als manager van een ouderwetse, exclusieve kledingboetiek. Anna, die negenendertig was, was stil en ernstig en verborg zich achter twee gordijnen lang kastanjebruin haar met een grijze uitgroei. Ze frunnikte voortdurend aan een kleine, met diamanten bezette ring aan haar ringvinger en haar ogen stonden vermoeid, alsof ze al heel lang niet goed had geslapen. Dawn, van drieëndertig, was een jonge vrouw met een open glimlach en een gezicht vol sproeten, maar ze had een te zorgelijke blik in haar grote, toffeekleurige ogen. Raychel ten slotte was een mooi meisje met vriendelijke, grijze ogen en zigeunerachtige zwarte krullen, die volgens Christie haar intelligentie verborg. Ze betwijfelde of ze hen verkeerd had ingeschat, want dat gebeurde bijna nooit. Ze schudde geërgerd haar hoofd. Ze had de genen van haar vader, die psycholoog was en voortdurend mensen analyseerde. Dat kon een irritante eigenschap zijn.

‘Weten jullie dat James grote plannen heeft voor de afdeling Bakkerij?’ vroeg Christie glimlachend. Ze zei het hoofdzakelijk tegen Grace, haar assistente. ‘Hij wil zijn plan voor een soort ideeënbus vanaf deze afdeling lanceren. Wij regelen de administratie van alle ideeën die van de collega’s in het veld over Bakkerij binnenkomen. Als het werkt, gaat James op alle afdelingen een ideeënbus invoeren.’

‘Dat is goed nieuws,’ zei Grace. Haar baan was dus nog een tijd veilig. Niemand was verbaasder geweest dan zij toen ze de positie van assistent-manager aangeboden had gekregen. Ze wist dat James McAskill het altijd had over eerlijke kansen voor alle geslachten en leeftijden, maar het was erg prettig geweest om te merken dat hij dat ook in praktijk bracht.

‘Hoe was de laatste manager eigenlijk?’ vroeg Christie met een twinkeling in haar ogen.

‘Brian? Een erg aardige man,’ antwoordde Grace.

‘Brian was in orde,’ voegde Dawn eraan toe. ‘Ik denk dat hij op het eind moe was. Hij liet het meeste over aan Malcolm.’ Ze huiverde onbewust toen ze zijn naam noemde, en Christie kon het niet helpen dat ze dat merkte.

‘Malcolm Spatchcock, bedoel je?’ vroeg Christie. James had haar voor hem gewaarschuwd. Normaal gesproken roddelde hij niet, hij had er zelfs een hekel aan, maar hij vond het nodig om haar te vertellen dat Malcolm niet blij was geweest dat hij naar de afdeling Kaas ging, ook al was het een promotie. Christie had uit dat gesprek begrepen dat Malcolm Spatchcock niet een van James’ favorieten was, hoewel hij dat niet had gezegd, zelfs niet tegen haar. Christie Somers hield ervan om zich een eigen mening over mensen te vormen. De verschillen in dynamiek tussen de karakters creëerden verschillende soorten relaties. Misschien zouden Malcolm en zij zelfs uitstekend met elkaar kunnen opschieten.

‘Hij is de nieuwe manager Kaas,’ zei Dawn droog. ‘Heel passend,’ mompelde ze erachteraan. Ze had altijd gevonden dat Malcolm enigszins naar cheddar stonk, maar misschien was dat verbeelding.

Raychel snoof in een poging niet te lachen.

Anna zei niets maar knikte instemmend. In de maanden dat ze met elkaar hadden samengewerkt, had ze nauwelijks iets gezegd. De anderen hadden besloten dat ze een doener in plaats van een prater was.

‘Het is zo fijn om jullie allemaal te ontmoeten en samen een kop koffie te drinken om het ijs te breken,’ zei Christie terwijl ze naar iedereen glimlachte. ‘Ik wil een prettige, vrolijke afdeling. We brengen veel tijd met elkaar door en het laatste dat ik wil is dat dat een ellendige ervaring wordt.’

Ze stond op en de anderen volgden haar voorbeeld.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml