Hoofdstuk 12

..

In het midden van de week daarna, om elf uur precies, keek Christie op. Ze zag dat haar vrouwen druk aan het werk waren. Ze had nog nooit op een afdeling gewerkt waar zo weinig grappen werden gemaakt. Het maakte haar onrustig. Ze had leidinggegeven aan afdelingen waar ze haar personeel tot de orde moest roepen omdat er zoveel werd geroddeld, maar dit was het andere uiterste. Het was heel onnatuurlijk en volgens haar niet goed voor de werksfeer. Het was net of ze allemaal een hek van prikkeldraad om zich heen hadden. Ze schudde haar hoofd. Vrouwen die met taart en gebak werkten zouden in hun element moeten zijn. Er was een gebrek aan saamhorigheid op de afdeling en ze was vastbesloten om daar iets aan te doen.

‘Over twee minuten afdelingsvergadering in de kantine, dus schakel jullie telefoons over naar het antwoordapparaat,’ riep ze. Ze zou trakteren op koffie en broodjes. Dat was een goed begin om een band te scheppen.

In de kantine was net een stapel verse scones met boter neergezet. Christie zette er vijf op een blad.

‘Dieet is aan deze tafel niet toegestaan,’ zei ze terwijl ze ging zitten. ‘Ga jullie gang.’

Anna had helemaal geen honger. Ze had sinds het weekend nauwelijks iets gegeten, haar eetlust was samen met Tony verdwenen, maar de anderen namen een scone en ze zou zich een spelbreekster voelen als zij weigerde. Misschien een paar kleine hapjes; het kon geen kwaad om iets te eten.

‘Goed, ik wil van jullie allemaal drie interessante feiten horen. Het mag van alles zijn, als het maar belangrijk voor jullie is,’ verkondigde Christie nadat ze een flinke hap van haar scone had genomen. ‘Ik begin wel. Ik ben weduwe, heb geen kinderen en woon in een huis met mijn broer die tandarts is, en hoewel we vaak vochten toen we klein waren kunnen we het als volwassenen verrassend goed met elkaar vinden. Twee: ik ben gek op kleding, vooral vintagekleding, en nog gekker op schoenen en ik heb er veel meer dan ik ooit zal dragen. Drie: ik hou van aardbeien, maar die kan ik niet eten omdat ik er uitslag van krijg.’

De vrouwen lachten vriendelijk.

‘Dat is verschrikkelijk, vind je niet?’ zei Grace. ‘Dat is alsof je van dieren houdt maar allergisch voor hun vacht bent.’

‘Jouw beurt, Grace.’

Grace pijnigde haar hersenen. Drie interessante dingen. Ze kon er niet een bedenken.

‘Het hoeft niet uitzonderlijk te zijn,’ probeerde Christie haar over te halen. ‘Gewoon drie dingen over jezelf die wij niet weten. Je hebt me bijvoorbeeld verteld dat je een hobby hebt sinds je achter in de twintig was.’

‘O ja,’ zei Grace dankbaar omdat ze op weg was geholpen. ‘Goed, ik doe al bijna dertig jaar aan yoga. Ik begin elke ochtend met een kwartier en eindig elke avond met hetzelfde. Ik denk dat ik prikkelbaar zou worden als ik het niet deed; het is een vertrouwde routine geworden.’

‘Ik wilde dat ik zoveel discipline had,’ zei Dawn. ‘Ik heb al een hele tijd niet meer getraind.’

‘Toch heb je een mooi figuur,’ zei Grace.

‘Ik heb veel te lange benen, wat een probleem is als ik broeken koop omdat ze nooit lang genoeg zijn.’

‘Bofkont. Ik moet die van mij altijd in laten korten. Maar goed, ga verder, feit nummer twee, Grace,’ drong Christie aan.

‘Goed, eh... ik heb drie kinderen: Laura is negenentwintig, Paul is achtentwintig en Sarah is vijfentwintig, en ik heb twee kleinkinderen: Joe van vijf, hij is het zoontje van Laura, en het dochtertje van Sarah, die Sable heet en vier jaar is. Sable krijgt binnenkort een broertje of een zusje.’

‘Ben je getrouwd, Grace?’ vroeg Raychel, die haar geen echtgenoot had horen noemen.

‘Jazeker, ik ben inmiddels drieëntwintig jaar met Gordon getrouwd. Hij werkte als spuitgieter maar hij is met vervroegd pensioen gegaan.’

Interessant, dacht Christie. Haar echtgenoot ging met vervroegd pensioen terwijl zij ertegen vocht. En als ze afging op de leeftijd van haar kinderen, waren ze allemaal voor hun huwelijk geboren. Ze had gedacht dat Grace traditioneler zou zijn.

‘En je derde feit?’

Grace dacht diep na en begon toen te grinniken.

‘Ik heb koffie gedronken met Phillip Schofield.’

‘Niet waar!’ hijgde Raychel. ‘Ik vind Phillip Schofield geweldig.’

‘Wanneer was dat?’ vroeg Dawn.

‘Bij Starbucks, in het treinstation van Leeds, ongeveer vier jaar geleden,’ zei Grace trots. ‘Alle tafels waren bezet en hij vroeg of hij bij mij mocht zitten omdat ik alleen was. Ik vond dat hij op Phillip Schofield leek, maar het kwam niet bij me op dat hij het echt was. Toen iemand om zijn handtekening vroeg viel ik bijna flauw. Hij is erg aantrekkelijk.’

‘Heb jij ook om zijn handtekening gevraagd?’ vroeg Christie voordat ze een hap van haar scone nam.

‘Hij heeft mijn servet getekend,’ antwoordde Grace. ‘Hij was verschrikkelijk charmant.’

‘Hij wordt aantrekkelijker naarmate hij ouder wordt,’ zei Dawn. ‘Was hij daar aan het filmen?’

‘Ja,’ antwoordde Grace, ‘maar ik kan me niet herinneren wat. Ik was nogal onder de indruk.’

‘Goed, jouw beurt, Dawn,’ zei Christie.

‘Oké, ik ga over twee maanden trouwen. De laatste zaterdag in juni. Met Calum.’

Er volgde een kakofonie van felicitaties na die onthulling.

‘Een grote, witte bruiloft?’ vroeg Christie.

‘Klein tot middelgroot. Ik heb geen familie. Ik heb de mooie jurk en de kerk en de taart, maar niet veel gasten. Dat kan ik me niet veroorloven.’

‘Hoe heet je als je getrouwd bent?’ vroeg Raychel, waarna ze haar mond afveegde met een servet.

‘Crooke. Niet bepaald een romantische naam. Niet zoals die van jou, Love,’ zei Dawn met een glimlach. Het kon haar niet schelen. Mevrouw Crooke was goed genoeg voor haar en ze voelde zich vanbinnen warm worden als ze eraan dacht. ‘Ten tweede: ik speel vanaf mijn jeugd gitaar en mijn dierbaarste bezit is de gitaar die mijn ouders me hebben gegeven toen ik zeventien werd. Een paar weken later zijn ze omgekomen bij een auto-ongeluk.’

‘O mijn god, dat is verschrikkelijk,’ zei Grace met oprechte sympathie.

‘Ik weet het,’ zei Dawn. ‘Ik mis ze heel erg, vooral nu ik ga trouwen.’

‘Dat is logisch,’ beaamde Christie. ‘Speel je nog steeds gitaar?’

‘Tegenwoordig niet meer zo vaak,’ zei Dawn.

‘Je moet goed zijn als je al zo lang speelt. Heb je ooit bij een band gezeten of zoiets?’ vroeg Grace.

‘Nee, ik ben lang niet goed genoeg om in een band te spelen,’ zei Dawn met een glimlach. Een nogal verdrietige glimlach, dacht Christie.

‘En ten derde, o jeetje, ik weet niets te bedenken. Of toch wel: tot twee jaar geleden werkte ik als kapster.’

Dat leek hen allemaal te verrassen, afgaand op het plotselinge optrekken van wenkbrauwen.

‘Waarom heb je een ander beroep gekozen?’ wilde Christie weten.

‘Ik heb altijd op een kantoor willen werken. Ik dacht alleen dat ik er niet slim genoeg voor was. Kapster zijn begon me te vervelen en ik ben een computercursus gaan volgen. Dat vond ik echt heel, heel leuk. Dus toen ik de vacature voor deze baan in de krant zag staan, heb ik gesolliciteerd en ik ben aangenomen. Ik kon het niet geloven. Ik dacht niet dat ik een kans maakte.’

Dat meisje heeft niet veel zelfvertrouwen, concludeerde Christie. Grappig dat het altijd de knappe, bekwame vrouwen waren die dat overkwam.

Alle ogen richtten zich op Raychel, die daardoor vuurrood werd. Haar collega’s glimlachten bemoedigend.

‘Drie snelle dingen, Raychel, daarna mag je weer uit de belangstelling,’ zei Christie terwijl ze op haar hand klopte.

‘Ik moet de meest saaie persoon op deze planeet zijn,’ zei Raychel terwijl ze diep ademhaalde. ‘Goed, daar komt-ie. Ik ben getrouwd met Ben, een aannemer.’

‘Komt hij uit Barnsley?’ vroeg Dawn.

‘Nee, uit Newcastle-upon-Tyne.’

‘O, ik vroeg me af of je hiernaartoe was gekomen om bij hem te zijn. Ik neem aan dat jij ook uit Newcastle komt, afgaand op je accent?’ Dawn stopte het laatste stukje scone in haar mond en kauwde.

‘Hij is voor zijn werk hiernaartoe gekomen. We hebben in Londen gewoond en daar ontmoette hij een man die hier werknemers zocht,’ legde Raychel uit.

‘Grappig, de meeste mensen verhuizen naar het zuiden om daar te gaan werken en jij gaat de andere kant op,’ zei Dawn. ‘Ben je al lang getrouwd?’

‘Tien jaar.’

‘Hemel,’ zei Anna, haar eerste bijdrage van die ochtend.

‘Hoeveel kinderen heb je?’ vroeg Dawn, die de conclusie trok dat iemand die zo jong trouwde, zwanger moest zijn geweest. Maar Raychel verraste haar.

‘Ik heb geen kinderen en ook geen plannen in die richting. Goed, nummer twee.’ Ze tikte met haar vingers op de tafel terwijl ze nadacht. ‘Ik schilder graag. Ik ben altijd met kunst bezig geweest. Ik had graag artiest willen worden.’

‘Ben je goed?’ vroeg Dawn.

‘Ik weet het niet,’ zei Raychel. ‘Ik vind het gewoon fijn om te doen. Het ontspant me. Een beetje zoals jouw yoga, Grace. En ten derde verhuizen we volgende maand naar een nieuw appartement en ik kan niet wachten tot het zover is. We huurden tot nu toe een tussenwoning, maar we hebben een van de nieuwe appartementen in Milk Street gekocht, op de plek van de oude melkfabriek. De bovenste verdieping.’

‘Een penthouse dus,’ knipoogde Christie.

‘Het is prachtig,’ zei Raychel met een tevreden zucht. ‘Dit weekend ga ik de maat nemen voor gordijnen en ik kan niet wachten, hoe zielig is dat?’

‘Ik vind het fantastisch,’ zei Dawn, die wilde dat zij en Calum naar een andere woning verhuisden. Ze huiverde bij de gedachte aan de staat van zijn huis. Zelfs een team van het lifestyleprogramma Laurence Llewelyn-Bowens zou niet in staat zijn om dat sjofele wangedrocht mooi te maken.

‘Anna?’ Christie keek naar de stille vrouw met de verdrietige ogen.

‘Ik ben verloofd en woon samen met Tony, een kapper, ik ben het baasje van de chagrijnigste kat ter wereld en een liefhebber van Hammer Horror-films. Dat ben ik in een notendop,’ zei Anna terwijl ze knikte alsof daarmee alles gezegd was.

Christie was niet van plan haar weg te laten komen met zo’n korte samenvatting.

‘Wat voor soort kat is het?’

‘Een Chocolate Point Siamees. Een kater. Je zou denken dat hij prins Edward is als je ziet hoe hij op iedereen neerkijkt.’

‘En jouw haar wordt natuurlijk gratis geknipt?’

Anna dacht aan Tony’s vingers in haar haar en slikte. ‘Ja, natuurlijk,’ zei ze te opgewekt.

‘Ik was altijd gek op de oude Hammer Horrors,’ zei Grace. ‘Ik had een zwak voor Christopher Lee.’

‘Op een keer vroegen de nonnen op school wat ik later wilde worden,’ zei Anna. ‘Ze zeiden dat ik mijn fantasie de vrije loop moest laten, dus vertelde ik dat ik een vampier wilde zijn. Ik heb er een flink pak slaag voor gekregen.’ Ze herinnerde zich zuster Martin en haar glimlachende gezicht dat als een afneembaar masker verdween bij het eerste teken van vrijpostigheid. De oude heks had Anna net zo lang geslagen tot ze in haar broek had geplast. Harde, gefrustreerde oude nonnen zoals zij waren een van de belangrijkste redenen waarom Anna haar kinderen nooit naar een katholieke school zou sturen. Als ze tenminste kinderen zou krijgen, en daar was in haar geval een onbevlekte ontvangenis voor nodig. Misschien moest ze opletten of ze een ster boven haar huis zag verschijnen en een groep herders voor haar voordeur zag staan. Je wist maar nooit.

‘Je hebt een mooi figuur, Anna,’ merkte Christie op. Ze had volle borsten, een smal middel en volle lippen, en ze zou een heel andere vrouw zijn met de juiste halslijn en een beetje rode lippenstift. Nu leek ze verdrietig en verwaarloosd. Eerder verwaarloosd door zichzelf dan door iemand anders.

‘Geef je de voorkeur aan een weerwolf of aan een vampier?’ vroeg Raychel, die Twilight had gelezen en onder de indruk was van de eerste. De weerwolfheld deed haar denken aan Ben: massief en warm.

‘Dat is geen vraag,’ snoof Anna. ‘Een vampier natuurlijk. Ik zou geen zin hebben in een verharende weerwolf. Mijn Dyson zou er verstopt van raken.’

Iedereen lachte. Het was duidelijk dat Anna een droog gevoel voor humor had. Christie dronk haar kop koffie leeg en merkte dat de anderen haar voorbeeld volgden.

‘Goed, we kunnen beter weer aan het werk gaan. Bedankt, dames. Ik heb het gevoel dat ik jullie een beetje beter heb leren kennen.’

Christie liep voor de anderen uit. Ze was zich ervan bewust dat Grace met Dawn praatte en dat Raychel iets aan Anna vroeg. Ze glimlachte. De dooi was ingetreden.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml