Hoofdstuk 45
..
De volgende avond showde Raychel Ben het hippe rode shirt dat ze had gekocht toen ze in de lunchpauze met Anna was gaan winkelen. Het was een shirt dat ze normaal gesproken niet zou hebben uitgekozen. Ze voelde zich meestal aangetrokken tot donkere kleuren waarmee ze op de achtergrond kon blijven. Maar Anna had beweerd dat het haar geweldig zou staan, en dat was ook zo. En die lieve Ben was het er natuurlijk mee eens. Hij vond het fantastisch om zijn vrouw te zien in iets wat niet saai was. De vrouwen met wie ze werkte leken haar uit haar schulp te trekken en dat vond hij prachtig. Toen de bel ging, pakte Ben de intercomtelefoon op. Raychel hoorde dat hij de deur opendeed.
‘Het is John. Hij brengt mijn gereedschapskist langs. Die heb ik per ongeluk op de bouwplaats laten staan.’
‘Heb je hem verteld dat ik zijn vrouw niet wil zien?’
‘Ja.’
‘Wat heeft hij gezegd?’
‘Niets,’ antwoordde Ben. ‘Helemaal niets.’ Hij vertelde de waarheid want John had zwijgend geknikt, alsof hij het begreep.
Raychel liep naar de keuken en was van plan daar te blijven zolang Bens baas er was. Ze wilde niet dat hij weer zo naar haar staarde.
Er werd op de deur geklopt. Ben deed open en zag John met zijn gereedschapskist voor de deur staan, maar hij was niet alleen. Voor hem stond een tengere vrouw met donker krullend haar en intens grijze ogen. Ben zag onmiddellijk de gelijkenis met Raychel en hij begreep waarom John zo gefascineerd was geweest.
‘Mag ik haar alsjeblieft zien?’ vroeg de vrouw. Raychel stak haar hoofd om de hoek van de keukendeur en liet het bord vallen dat ze aan het afdrogen was.
‘Hemel, jij bent het, nietwaar? Het spijt me. Ik weet dat je me niet wilt zien, maar ik kon met geen mogelijkheid wegblijven. Jij bent de dochter van Bev, dat moet wel!’ riep de vrouw, die langs Ben naar binnen liep en haar hand op haar borstkas legde. ‘Ik ben Elisabeth, de zus van Bev.’
‘Je vergist je,’ zei Raychel, maar ze was van slag.
‘Je moeder moet Beverley heten. De gelijkenis is te groot.’
‘Nee... nee... dat is niet zo. Het spijt me.’
Raychel keek hulpzoekend naar Ben, maar die schudde gelaten zijn hoofd.
‘Vertel het ze, Raychel. Vertel ze dat ze gelijk hebben.’
Elisabeth barstte in tranen uit maar vocht om ze terug te dringen. ‘O mijn god. Wat ben je mooi, Raychel. Ik heb me altijd afgevraagd of je geboren was en waar je was gebleven. Ik heb zo mijn best gedaan om jou en je moeder te vinden. Waar is Bev? Is alles goed met haar?’
Raychel hield haar handen voor haar oren. ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, Ben. Ik kan het niet...’
Ben ging naast Raychel staan en sloeg een sterke, beschermende arm om haar heen.
‘Ik denk dat het beter is als jullie gaan,’ zei hij. ‘Het spijt me dat ik je dat moet vragen, John, maar dit maakt Raychel te veel van streek. We hebben veel om over na te denken.’
‘Het spijt me,’ zei Elisabeth terwijl de tranen uit haar ogen stroomden. ‘Ik moest langskomen.’
John trok voorzichtig aan Elisabeths arm, maar keek ook naar Raychel met een intensiteit die werd veroorzaakt door jaren van gemis. ‘Ga mee, liefje, het is voor dit moment genoeg.’
‘Ik wilde je niet lastigvallen, maar ik moest je gewoon zien. Kom alsjeblieft naar me toe als je er klaar voor bent,’ zei Elisabeth. ‘Ben weet waar we wonen.’
Ben zei niets en trok Raychel stevig tegen zich aan. Hij was verbaasd toen hij voelde dat ze instemmend knikte.
‘Snel,’ drong Elisabeth aan. ‘Ik wil je geen kwaad doen. Dat zou ik nooit kunnen.’ Daarna liet ze zich mee naar buiten nemen door John, die de deur voorzichtig achter hen dichtdeed.
Ben en Raychel bleven zwijgend met hun armen om elkaar heen staan. Plotseling keek ze naar zijn vriendelijke gezicht en zei met een kalme stem: ‘Ik ga naar haar toe, Ben. Ik ga haar vertellen wat ze wil weten. Misschien is dat de enige manier om rust te vinden.’