Hoofdstuk 35

..

‘En, gaan we morgen nog uit?’ vroeg Anna. ‘Ik heb zo’n overvolle agenda dat ik het op tijd moet noteren.’

Dawn lachte. Vroeger had ze gedacht dat Anna absoluut geen gevoel voor humor had, maar blijkbaar was dat wel zo. Het was echter een subtiele, droge humor waarbij ze een stalen gezicht hield. Heel anders dan haar eigen niet bepaald fijngevoelige humor.

‘Ja, dat zou leuk zijn,’ zei Christie. ‘We kunnen vieren dat je veertig jaar en een week bent.’

‘Nee, dank je,’ zei Anna. ‘Dat zou betekenen dat ik over nog maar eenenvijftig weken eenenveertig ben.’

‘Of vijftig over vijfhonderdnegentien weken,’ voegde Raychel eraan toe.

‘Hou op, ik begin me ziek te voelen!’ riep Anna, die net deed of ze hoofdpijn had.

‘Ik kan niet lang blijven,’ zei Raychel. ‘We verhuizen dit weekend naar ons nieuwe appartement en ik heb het druk, druk, druk. Maar het zou leuk zijn om een drankje in de pub te drinken.’

‘Je kunt op me rekenen,’ zei Dawn. ‘Je mag ons alle details vertellen over je avond met Darq.’ Het was een heel drukke week geweest en ze hadden helemaal geen tijd gehad om te kletsen.

‘Er is niet veel te vertellen,’ zei Anna. ‘Ik...’

‘Niet doen, bewaar het voor straks!’ zei Dawn. ‘We willen geen vluchtig verslag. We willen details.’

..

De volgende avond liepen ze al kletsend naar de Rising Sun. Het kleine podium voor de bar was deze keer niet leeg. Het stond vol apparatuur en mannen met cowboyhemden en -hoeden liepen rond met microfoons en instrumenten. Waarschijnlijk waren dit The Rhinestones.

‘Moeten we allemaal rijden?’ vroeg Christie.

‘Ik niet,’ zei Anna. ‘Maar één alcoholisch drankje is genoeg voor me. Ik kan niet goed tegen drank.’

‘Laten we dan een fles wijn en vijf glazen nemen,’ stelde Christie voor. ‘Dan blijven we onder de limiet.’

‘Zullen we een pot maken?’ vroeg Dawn, die haar portemonnee opendeed en een briefje van vijf tevoorschijn haalde. ‘Ik heb geen wisselgeld, maar we kunnen het bewaren voor volgende week als we hier een gewoonte van maken. Wat vinden jullie?’

De anderen leken het ermee eens te zijn en iedereen gaf een briefje van vijf. Terwijl Christie naar de bar ging om wijn te bestellen, liepen ze naar een tafel uit de buurt van de band, wat Dawn een beetje jammer vond.

‘Vertel,’ zei Raychel toen ze hun jas allemaal uit hadden en de wijn was ingeschonken. ‘Hoe is het met de designer gegaan?’

‘Ik weet niet waar ik moet beginnen,’ zei Anna. ‘Ik ben opgehaald met een Mercedes en naar een prachtig huis gebracht. Het leek op een kasteel van een Hammer Horror-filmset. En toen heeft hij nauwkeurig naar mijn beha gekeken en gezegd dat die vreselijk was.’ Anna liet het vernederende knoflookincident achterwege.

‘Dat is niet bepaald uitgebreid, nietwaar?’ vroeg Christie met een ondeugende glimlach.

‘Het filmen begint morgen. Daarna heb ik meer te vertellen.’

‘Ben je bang?’ vroeg Raychel.

‘Aan het begin van de week niet, maar nu ben ik doodsbang.’

‘Het moet zo opwindend zijn,’ zei Dawn grinnikend. ‘Ik heb Vladimir Darq opgezocht op internet. Hij is heel aantrekkelijk, vind je niet?’

‘Dat zijn homo’s altijd,’ snoof Anna. ‘Kijk maar naar Gok, die is ook razend knap. Zo iemand wil je graag als je beste vriend.’

‘Je hebt vast een oogje op Vladimir Darq,’ zei Christie.

‘Wat heeft dat voor nut?’ antwoordde Anna.

‘Ik kan niet wachten op het vervolg,’ glimlachte Raychel. ‘Hoe laat moet je ernaartoe?’

‘De auto komt om kwart voor zeven ’s avonds. Hij zegt dat hij overdag niet werkt.’ Anna schoof op haar stoel naar voren en fluisterde alsof ze afgeluisterd kon worden. ‘En hij heeft hoektanden.’

‘Hoektanden?’

‘Net als een vampier. Geen enorme van twee meter, maar het zijn absoluut hoektanden. Echt waar.’

‘Dan speelt hij duidelijk met zijn Roemeense afkomst,’ beweerde Christie. ‘Heel handig.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Dawn terwijl de anderen kreunden.

‘Roemenië – vampiers – Dracula,’ legde Grace uit.

‘Ik heb me nooit beziggehouden met dat gothic-gedoe. Dát is meer mijn ding,’ zei Dawn terwijl ze naar de band wees die inmiddels speelde en heel goed was. Vooral de lange ritmegitarist achterin. Zodra ze zijn vingers op de snaren had gehoord, kreeg ze het briljante idee om hem te vragen of de band op haar bruiloft wilde spelen. Dat zou de karaoke tenminste draaglijk maken.

‘Hoe is het met de kies van je kleinzoon gegaan?’ vroeg Christie aan Grace.

‘Goed, dankzij je broer,’ antwoordde Grace.

‘Ik herinner me dat je vertelde dat je broer tandarts is,’ zei Dawn.

‘Inderdaad, en hij is heel erg goed,’ zei Grace.

‘Mijn grote broer is een fantastische man,’ glimlachte Christie. ‘Ik snap niet waarom hij nooit de juiste vrouw heeft gevonden. Hij is vriendelijk, gul, geduldig, trouw.’ Ze schudde haar hoofd. Ze had nooit begrepen waarom hij niet was getrouwd. Ze was dolblij voor hem geweest als hij een liefdevolle relatie en een stel kinderen had gehad.

‘Tja, daar heb je je antwoord,’ zei Anna zuchtend. ‘Als hij een enorme klootzak was geweest, had hij een leuke vrouw gekregen, waarna hij haar leven had geruïneerd en nog aantrekkelijker was geworden voor andere vrouwen.’ Was het niet oneerlijk dat relaties zo werkten? Fantastische mensen hadden niemand en smeerlappen konden kiezen.

‘Ben je klaar voor de grote verhuizing van morgen?’ vroeg Christie aan Raychel.

‘Min of meer. Ik hoef alleen nog wat schoon te maken voordat de volgende huurder in het huis trekt.’

‘Jakkes. Ik vraag je niet om van weekend te ruilen,’ zei Anna.

‘Ik ook niet. Ik word liever aangeraakt door een vampier dan een oven te moeten schoonmaken,’ zei Dawn.

Ze dronken hun glas leeg, trokken hun jassen aan en wensten elkaar een prettig weekend.

Dawn bood aan om de glazen naar de bar te brengen omdat ze nog heel even naar de band wilde luisteren. Toen ze in de buurt van het podium kwam, was ze onmiddellijk geboeid. Ze zag dat de lange ritmegitarist op een vintage-Fender Stratocaster speelde: dezelfde gitaar die haar vader had gehad. Ze deed haar ogen dicht, luisterde naar het geluid en stelde zich voor dat haar vader op het podium stond en dat zijn vingers de snaren raakten.

Er klonk applaus toen het nummer afgelopen was, maar Dawn zat gevangen in een bitterzoete dagdroom en zwaaide heen en weer, en toen ze dreigde te vallen hield de ritmegitarist haar tegen.

‘Gaat het?’ vroeg hij met een lijzige stem die rechtstreeks afkomstig leek uit een John Wayne-western. Blijkbaar pauzeerde de band.

‘Ja, sorry,’ zei Dawn terwijl ze zichzelf nogal een sukkel voelde en hoopte dat hij niet dacht dat ze wankelde omdat ze dronken was. Ze begon het snel uit te leggen. ‘Ik luisterde naar de gitaar. Mijn vader had ook een vintage-Stratocaster. Die hebben een geweldig geluid. Het is zo leuk om er weer een te zien.’

‘Had? Had hij er een en heeft hij hem weggedaan?’ vroeg de gitarist.

‘Niet echt. Hij is ermee begraven. Wat nogal een dooddoener voor het gesprek is, sorry,’ zei Dawn zuchtend.

‘O, het spijt me om dat horen. Die gitaar was vast heel speciaal voor hem.’

‘Inderdaad.’

‘En speel jij ook gitaar?’

Hij had een prachtige stem, als zonneschijn die haar oor verwarmde. Hij was bijna net zo mooi als de klank van zijn gitaar.

‘Ja, maar ik zal nooit zo goed worden als hij was,’ zei Dawn verlegen.

‘Wat voor gitaar heb je?’

‘Een Gibson Les Paul. Uit 1957.’

Hij floot eerbiedig. ‘Wauw. Speel je ook in een band?’

‘Nee, maar mijn vader deed dat wel,’ zei Dawn.

‘The Beatles?’ vroeg hij plagerig.

Dawn lachte. ‘Natuurlijk. Hij was George.’

‘Mag ik u dan een drankje aanbieden, juffrouw Harrison?’

Dawn deed haar mond open om te zeggen dat ze naar huis moest, maar wat eruit kwam was: ‘Ja, graag. Een cola light. Ik moet nog rijden.’

Eén frisdrankje kon geen kwaad. Ze liep tenslotte geen hartstochtelijke nacht met Calum mis. Hij zou vannacht naast haar kruipen en een poging doen om seks met haar te hebben als hij niet meteen in slaap viel. Ze merkte dat ze huiverde bij de gedachte.

‘En wat is je dagelijkse naam, juffrouw Harrison?’ vroeg de lange, donkere gitarist terwijl het barmeisje twee cola light voor hem neerzette.

‘Dawny. Dawny Sole.’ Ze voegde de ‘y’ eraan toe om zich iemand anders te voelen dan de Dawn Sole die een verloofde had en midden in de voorbereidingen van haar huwelijk zat.

‘Ik ben Al Holly. Dawny Sole, het is een plezier om je te ontmoeten.’

De cowboy gaf haar een hand. Hij had lange, slanke vingers en zijn stem had hetzelfde effect op haar als de lead guitar in Chris Isaaks ‘Wicked Game’. Hij beroerde haar snaren en wekte allerlei gevoelens in haar op die ze helemaal niet mocht hebben.

‘Ik vraag me af... hoelang blijven jullie?’ stamelde Dawn. Ze slikte de vraag of hij op haar bruiloft wilde spelen in.

‘Kirk – de basgitarist – is een paar weken bij zijn ouders die een paar jaar geleden hiernaartoe zijn verhuisd, dus doen we een paar optredens in de buurt. We zijn van plan om eind juni terug te gaan. Waarom? Wil je met ons mee?’

‘Als dat eens kon!’ zei Dawn. Het idee om alle bruiloftskosten te ontvluchten met alleen haar gitaar en wat schoon ondergoed in een tas flitste door haar hoofd en leek bijzonder aantrekkelijk.

‘Je kunt je gitaar meenemen en ons allemaal laten zien hoe het moet,’ zei Al Holly. ‘Misschien geloof ik niet dat je kunt spelen en denk ik dat je me alleen probeert te versieren.’

Zijn zachte hazelnootbruine ogen glansden als die van een ondeugend jongetje op één april.

‘Dat is niet mijn bedoeling, echt niet,’ zei Dawn, die plotseling in paniek raakte. Flirtte ze te veel?

‘Dan moet je je Gibson meenemen en het bewijzen voordat we vertrekken,’ zei Al Holly.

‘Misschien doe ik dat wel,’ zei Dawn terwijl ze naar hem glimlachte.

De rest van Als pauze praatten ze over gitaren. Dat had ze na de dood van haar vader met niemand meer gedaan. Het zou heel saai lijken voor buitenstaanders, maar zij vond het interessant. Al Holly ging na een kwartier het podium weer op, en Dawn liep naar het parkeerterrein terwijl ze zich afvroeg wat er in vredesnaam in zo’n korte tijd was gebeurd waardoor ze zo breed liep te glimlachen.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml