Hoofdstuk 52

..

Calum was naar de dertigste verjaardag van een kameraad geweest en liep zondagochtend de trap op om naar bed te gaan toen Dawn naar beneden kwam.

‘Waar ga jij naartoe?’ vroeg hij met dubbele tong.

‘Meadowhall. Ik moet wat dingen voor de bruiloft regelen,’ loog ze. Het was nog niet eens acht uur ’s ochtends, maar Calum was te ver heen om klok te kunnen kijken.

‘Een fijne dag,’ riep hij haar na. ‘Ik zie je bij mijn moeder voor de kip.’

Verdorie! Ze was vergeten dat ze naar Muriel zouden gaan, maar dat zou de manier waarop ze haar dag ging doorbrengen niet verpesten. Ze was vreselijk opgewonden en eventuele schuldgevoelens verdrong ze. Ze zou bellen, zogenaamd uit Meadowhall, en tegen Calum zeggen dat ze het zo druk had gehad met winkelen dat ze de tijd was vergeten. Nog een reden om zich schuldig te voelen, maar waarom eigenlijk? Tenslotte ging ze alleen een cowboy iets van de omgeving laten zien. Een vriend. Ja, maar dan wel een vriend van wie je hartkloppingen krijgt. Een vriend die over een paar weken uit je leven is verdwenen en die je waarschijnlijk nooit meer ziet, klonk het irritant in haar hoofd. Dawn wilde er niet aan denken.

Al wachtte op een muurtje in de zon. Hij droeg een gebleekt spijkerjack en een zwart T-shirt waardoor zijn borstkas breed en zijn middel smal leek. Dawn voelde dat ze begon te glimlachen zodra ze hem zag.

‘Goedemorgen, Dawny Sole,’ zei hij. Zijn aanwezigheid leek de zon nog meer te laten stralen, en zijn nonchalante glimlach gaf haar het gevoel dat ze er een beetje van had ingeslikt, waardoor haar maag gloeide.

‘Hallo,’ antwoordde ze lijzig. Hij moest erom lachen.

‘En, waar gaan we naartoe?’

‘Wacht maar af,’ zei ze nonchalant. Ze was niet van plan hem te vertellen dat ze de vorige avond urenlang op internet had gezocht; er waren zoveel plekken waar ze hem mee naartoe kon nemen. Ze had gekozen voor gevoelig en kalm in plaats van opwindend. Plekken waar ze om gaf, plekken waar ze naartoe kon gaan om aan hem te denken als hij weer in Canada was.

‘Wat denk je ervan om te beginnen met een wandeling in een mooi park?’

‘Dat klinkt uitstekend, liefje,’ zei Al terwijl hij op de passagiersstoel ging zitten. Dawns voet trilde op het koppelingspedaal.

..

De eenden en ganzen in Higher Hoppleton waren zo goed doorvoed dat ze met minachting naar de broodkruimels keken die door kleine kinderen werden gestrooid. Dawn was al zo vaak het doelwit van hun minachting geweest dat ze deze keer twee zakken vol Madeiracake had meegenomen.

De eenden waggelden naar haar toe terwijl ze ‘dat lijkt er meer op’ leken te kwaken.

‘Voeren jullie de eenden in Canada?’ vroeg Dawn.

‘Alleen om ze vervolgens op te eten,’ antwoordde Al grinnikend.

‘Dat is verschrikkelijk,’ zei Dawn lachend.

‘Dat is een mooi gebouw,’ zei Al terwijl hij omkeek naar Hoppleton Hall. ‘Kunnen we dat vanbinnen bekijken?’

‘Jazeker, het staat op mijn actielijst,’ zei Dawn.

‘Staat er ook Engelse thee met room op je lijst?’

‘Natuurlijk,’ zei Dawn. ‘Daar ga ik je later mee verbijsteren.’

‘Je bent een gids naar mijn hart, Dawny Sole,’ zei Al terwijl hij salueerde.

Ze voerden de gulzige eenden en liepen naar de prachtige oude Hoppleton Hall, waar ze militaire gedenkwaardigheden bekeken terwijl Dawn met het idee speelde dat ze een stel waren die een van hun regelmatige uitjes maakten, zoals Ben en Raychel. Calum wilde nooit ergens anders naartoe dan de pub en soms, als zijn kameraden hem meesleurden, naar het voetbalveld. Zelfs toen ze afgelopen jaar naar zee waren geweest, had hij de middag in een biertuin doorgebracht omdat het volgens hem te warm was om rond te lopen. En zand verveelde hem. Hij had naar haar gekeken alsof ze niet goed bij haar hoofd was toen ze had voorgesteld om hun schoenen uit te trekken en pootje te baden.

Het was iets meer dan een uur rijden naar de kust. Cleethorpes was geen druk kuststadje, maar er was zon en zee en zand, een aantal van de dingen die ze met Al wilde delen. Ze had altijd bij de zee of bij water willen wonen. Al woonde blijkbaar bij een meer dat zo groot was dat het een oceaan leek. Dawn zuchtte. Alweer. Ze zuchtte veel in zijn gezelschap. Ze praatten, deden grappige spelletjes zoals ‘favoriete dingen vergelijken’ en ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’ terwijl ze over wegen reden die verrassend leeg waren voor zo’n mooie, vrije dag. Bij het strand was het druk, maar ze vonden een parkeerplek omdat een gezin met een schreeuwende dreumes net vertrok.

Dawn liep meteen naar de dichtstbijzijnde souvenirwinkel om twee hoeden met de tekst kiss me quick te kopen.

‘Het is verboden om zonder zo’n hoed het strand op te gaan,’ zei ze en daarna trok ze Al mee voor zijn eerste Engelse fish and chips, besprenkeld met zout en azijn, die ze uit een krant aten terwijl ze op een bank uitkeken over de zee en kinderen met emmertjes en schepjes, ezels met rinkelende belletjes en tieners die elkaar de ogen uitstaken met kleine bikini’s en wijde broeken en volleyballen.

‘Ik ben gek op water,’ zei Al, die de helft van de vis die Dawn niet op kon, opat. ‘Het meer waaraan ik woon zit vol vis. Heb je weleens gevist, Dawny?’

‘Mijn vader nam me altijd mee als hij ging vissen,’ zei Dawn. De herinnering was behaaglijk als een paar oude pantoffels.

‘Is je moeder ooit hertrouwd?’ vroeg Al terwijl hij zijn vingers aflikte.

‘Mijn vader en moeder zijn samen gestorven. Een auto-ongeluk. Veroorzaakt door een idioot die veel te snel reed.’ Ze schudde haar hoofd terwijl ze terugdacht aan de taakstraf die de tiener had gekregen voor het verwoesten van drie levens. Hij was in de rechtbank gearriveerd met een schuldbewuste uitdrukking op zijn gezicht en een theatrale nekkraag. Die trok hij onmiddellijk af toen hij de rechtbank uit liep met zijn feestende kameraden.

‘Het spijt me,’ zei Al. ‘Dat wist ik niet.’

‘Ze zijn naast elkaar begraven. Mijn vader met zijn gitaar, mijn moeder met haar piano.’ Dawn glimlachte verdrietig. ‘Dat is natuurlijk een grapje.’ De piano van haar moeder was bijna het enige dat niet in de kist lag. Bevriende musici hadden bloemen en muziekstukken en gedichten en allerlei andere spullen in hun kisten gestopt.

‘Hoe oud was je?’

‘Zeventien.’

‘Dat is jong.’

‘Het is altijd te jong om mensen zoals zij te verliezen.’ Dawn voelde haar ogen nat worden en schudde haar hoofd alsof ze de tranen zo kon terugdringen.

‘Laten we een eind langs de zee lopen’, zei Al. Hij verkreukelde de krant en gooide hem in de dichtstbijzijnde afvalbak. Daarna pakte hij Dawns hand en trok haar de trap af naar het strand. Hij hield haar hand maar zes treden vast, maar het effect was rampzalig. Het bracht alle gedachten terug aan wat ze nu deed en wat ze eind juni zou doen. Het ontketende gevoelens die ze niet zou mogen hebben, gevoelens die ze niet had voor de man met wie ze ging trouwen. Alles werd erdoor op losse schroeven gezet.

Al trok zijn laarzen en sokken uit en Dawn haar sandalen. Daarna liepen ze over het natte zand terwijl de koude golven over hun voeten spoelden.

‘Ga je vaak naar het strand, Dawny?’

‘Niet zo vaak,’ zei ze. ‘Het is een eind rijden.’

‘Een eind? Natuurlijk niet! Alles is belachelijk dichtbij in Engeland,’ zei hij. ‘Als je in Canada zou wonen, zou je daar heel anders over denken.’

‘We zouden in Amerika gaan wonen,’ zei Dawn. ‘Mijn vader en moeder waren onze emigratie aan het voorbereiden. Ze wilden een eenvoudig leven leiden en muziek spelen in barretjes. Maar ik moest eerst mijn school afmaken.’

‘Denk je dat je het daar fijn had gevonden?’

‘Ja,’ zei ze zonder dat ze erover hoefde na te denken. ‘Mijn ouders zouden gelukkig zijn geweest, dus ik ook. Ik wilde dat ze niet hadden gewacht. Ik zou me aangepast hebben.’

‘Waarom doe je het nu dan niet?’

‘Omdat mijn dromen samen met hen gestorven zijn.’

‘Waarom?’

‘Omdat...’ Ze wist niet wat ze moest zeggen. Vreemd genoeg had ze zichzelf die vraag nooit gesteld. Toen haar vader en moeder dood waren, was het niet in haar opgekomen dat ze zonder hen kon vertrekken. Ze had de droom voor hen kunnen leven, als ze hem niet samen met hen kon beleven.

‘Ik weet dat ik gemakkelijk praten heb,’ gaf Al toe. Ze waren op een stuk strand beland waar niet veel mensen waren. Hij stopte plotseling en draaide zich naar haar om. De zeewind blies een lok haar voor haar gezicht. Hij stak zijn hand uit en duwde de lok achter haar oor. Ze wilde haar gezicht tegen zijn hand drukken en zijn lange vingers op haar wang voelen. Ze wist dat het heel verkeerd was om zulke gedachten te hebben, maar net zomin als het Knoet de Grote was gelukt om de zee te laten terugtrekken, lukte het haar om haar gevoelens te bedwingen. Ze keek op en zag dat hij haar aankeek. Hij stak zijn hand weer uit en tikte voorzichtig tegen de zijkant van haar hoofd.

‘Maar alle dromen slapen daar nog steeds, Dawny. Die zijn niet dood.’

Dawns hart bonkte. Ze durfde zich niet te bewegen. Was het verbeelding of leunden ze steeds dichter naar elkaar toe?

‘Sorry!’ riep een kleine jongen terwijl hij op jacht naar een grote opblaasbare strandbal tussen hen door rende. Het moment was voorbij. Het was het equivalent van een emmer koud water die over hen heen werd gegooid. Ze deden allebei een stap naar achteren en liepen zwijgend terug naar het parkeerterrein.

Dawn zette het zonnedak open toen ze weer in de auto zaten.

‘Nu ga ik je een heel mooi stukje Engeland laten zien,’ zei ze terwijl ze probeerde over te schakelen naar Dawn de toeristengids.

‘Dat klinkt prima,’ zei Al. Hij stopte een cd in de speler en ze zongen mee met Nicolette Lawsons rokerige soft-rockstem terwijl Al luchtgitaar speelde. Ze wist dat alle noten perfect zouden zijn als hij een echte gitaar in zijn handen zou hebben.

‘Je hebt een prachtige stem, Dawny.’

‘Dat heb ik niet,’ zei ze. Ze had haar stem altijd redelijk gevonden, maar ze was al haar zelfvertrouwen kwijt. ‘Ze is verdomme altijd aan het janken. Ze klinkt alsof ze gewurgd wordt,’ had Calum vaak aan Muriels tafel gezegd, waarop iedereen moest lachen. Dawn was gestopt met hardop meezingen als er iemand in de buurt was.

‘Doe je alles op muziek?’ vroeg ze. Hij trok zijn wenkbrauwen ondeugend op en ze mompelde afkeurend. ‘Ik bedoel, ben je net als ik? Vind je het fijn om muziek op de achtergrond te hebben als je eet, kook je bij muziek, zing je in de badkamer?’

‘Ja, allemaal. En soms doe ik gewoon niets en luister ik alleen.’

Het klonk heerlijk: liggen, je ogen dichtdoen en luisteren. Ze probeerde zich even voor te stellen wat Calums antwoord zou zijn als ze zou voorstellen om dat een dag te doen, maar ze verdrong hem zo snel mogelijk weer uit haar gedachten, wat vandaag niet al te moeilijk was.

Ze reden over een bochtige secundaire weg terug naar Barnsley.

‘En nu het pièce de résistance van je verblijf in Engeland,’ zei Dawn terwijl ze een parkeerterrein bij een rij oude gebouwen op reed. ‘Thee met room in Yorkshire.’

‘Het is hier Italiaans!’ zei Al terwijl hij lachend wees naar de enorme vlag die buiten hing.

‘Nee, het is honderd procent Barnsley,’ antwoordde Dawn. ‘Porties als hier krijg je in Italië niet.’

Ze duwde de deur open en het eerste dat ze zagen, wat haar bedoeling ook was geweest, was een enorme vitrine vol taarten en gebak.

‘Wauw,’ zei Al. ‘Wat veel. Hoe moet ik daaruit kiezen?’

‘Probeer het met “iet wiet waait” als niets anders lukt,’ zei Dawn. Ze lachte naar de serveerster die hen naar een tafeltje bracht en hen lange groen-rood-witte menukaarten overhandigde.

Tien minuten later hadden ze nog steeds niet besloten wat ze zouden nemen.

‘Waarom nemen jullie de “mama en papa” niet?’ stelde de serveerster voor. ‘Die is voor twee personen en bestaat uit acht stukken taart naar keuze.’

‘Moeten we het terugbrengen naar acht?’ vroeg Al hoofdschuddend. ‘Ik weet niet of ik dat kan.’

Hij is gek op eten, net als ik, dacht Dawn. Ze kwam uit een gezin waar uitgebreid werd gegeten en lang werd nagetafeld. De zondagse lunch bij de Crookes was een van hun grootste pluspunten.

Toen de schaal met taart arriveerde, zei Dawn zonder erbij na te denken: ‘Hemel, dat is genoeg voor mijn receptie.’

Ze wilde dat ze de woorden terug kon nemen. Ze had haar andere leven de hele dag niet genoemd en op het laatste moment moest ze er zo nodig over beginnen.

Al pakte de enorme theepot en schonk zwijgend twee koppen vol.

‘Wanneer is de grote dag?’

‘Zevenentwintig juni,’ antwoordde Dawn, niet op haar gemak.

Hij zweeg even.

‘Hoe heet hij?’ vroeg hij even later.

‘Calum.’ Ze wilde niet over hem praten. Ze bevonden zich in een andere wereld, een ander universum waarin Calum Crooke niet bestond.

‘Wat voor soort man is hij?’

Hij slaapt ontzettend veel, hij is lui, hij drinkt te veel, hij handelt in illegale spullen, hij vindt dat ik zeur en hij haat het als ik zing, dacht ze. Maar volgens mijn toekomstige schoonmoeder moet ik gewoon een paar jaar wachten en dan is hij de perfecte man.

‘Hij, eh, ziet er goed uit en hij heeft een fantastische familie; ze zijn heel aardig voor me. Hij is rustig, is een familiemens en staat dicht bij zijn ouders en zussen. Ze zijn allemaal heel grappig.’ Ze nam een flinke slok koffie.

Al bracht een hap chocoladetaart naar zijn mond.

‘Het klinkt alsof je verliefder bent op zijn familie dan op hem.’

‘Dat is niet zo,’ zei Dawn. Ze zei het zo verdedigend dat ze er zelf van schrok, maar dit was de tweede keer dat hij iets zei wat te dicht bij de waarheid kwam. ‘Het is gewoon het hele pakket. Zo’n soort familie is het: ze hangen erg aan elkaar. Daar hou ik van.’

‘Ik snap het,’ zei Al, maar ze zag dat hij nadacht over haar woorden terwijl hij aan een koffiemeringue begon.

‘Zouden je vader en moeder hem aardig gevonden hebben?’

Dawn had zichzelf die vraag nooit gesteld en dat wilde ze nu ook niet doen. Ze wist vrij zeker wat het antwoord zou zijn.

‘Mijn vader en moeder zouden gewild hebben dat ik gelukkig ben. En dat ben ik. Echt.’ Ze stak haar kin naar voren alsof dat meer gewicht aan haar verklaring gaf.

Ze wist niet wat er in Als hoofd omging terwijl hij taart at, maar ze voelde dat hij nadacht, hoewel hij niets meer over het onderwerp zei.

Hij betaalde de rekening. Ze protesteerde omdat hij ook voor de fish and chips had betaald, maar hij zei dat hij niet wilde dat een vrouw voor hem betaalde, vooral als ze op haar benzine rondreden. Calum vond het nooit een probleem als zij betaalde, dacht ze. Ze vroeg zich af hoe vaak ze Calum vandaag had vergeleken met de lange, slanke Al Holly. En hoeveel punten Al Holly voorlag. Misschien was het maar goed dat het tijd was om naar huis te gaan. Het was tijd dat dit eindigde.

Ze reden het stadje uit in de richting van Barnsley. Ze nam de lange route over kleine weggetjes, zich bewust van het feit dat ze de dag zo lang mogelijk rekte. Op een van die weggetjes vroeg Al plotseling aan Dawn om te stoppen.

‘Hier?’ vroeg ze. ‘Waarom? Er is hier niets.’ Ze stopte bij een hek waarachter het bos begon en ze wandelden naar een gedeelte waar de laatste voorjaarshyacinten de aarde bedekten. Late bloeiers die binnen een paar dagen verdwenen zouden zijn.

‘Kijk eens wat mooi,’ zei Al.

‘Dat is het inderdaad,’ zei Dawn. ‘Hebben jullie die niet in Canada?’

‘Geen Engelse. Wij hebben kruisingen, maar die zijn anders.’

Hij deed zijn ogen dicht en ademde de heerlijke geur in. ‘Dit was een fantastische dag,’ zei hij uiteindelijk zonder haar aan te kijken. ‘Ik weet dat we alleen vrienden kunnen zijn, maar ik wilde dat er ergens een parallel universum is waarin jij... vrij bent...’ Hij stompte hard met zijn vuist op zijn dijbeen alsof hij naar de werkelijkheid terug wilde keren. ‘Het spijt me. Dat had ik niet mogen zeggen. Dawny...’

Dawn slikte door de manier waarop hij haar naam uitsprak terwijl hij zich langzaam naar haar omdraaide. De seksuele spanning tussen hen toen hij haar hand vastpakte, was zelfs niet stuk te krijgen met Darth Vaders lichtzwaard. Hij gaf een kus op haar handrug en zei: ‘Misschien denk je dat dit een goedkope versiertruc is, maar dat is het niet. Vandaag is een van mijn fijnste dagen ooit, en ik zal er altijd aan terugdenken. Dank je wel.’

Dawn kon geen antwoord geven. Haar ademhaling stokte in haar keel. Ze was blij dat hij zich omdraaide om naar de auto terug te lopen, zodat ze een onwelkome traan ongezien kon wegvegen. Ze vroeg zich af wat ze volgend jaar zou voelen als de voorjaarshyacinten in bloei stonden. Ze vroeg zich af of ze zou glimlachen of huilen.

Toen ze Al bij de pub afzette, glimlachte hij scheef naar haar en zei dat ze vrijdagavond absoluut moest komen omdat hij een verrassing voor haar had.

..

Die nacht droomde Dawn dat ze op haar eigen bruiloft danste, maar niet met Calum. Ze danste een adembenemende wals met Al Holly in zijn cowboykleding. De geur van voorjaarshyacinten hing zwaar in de lucht. Ze werd wakker op het moment dat Al Holly’s lippen haar mond bijna raakten.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml