Hoofdstuk 19

..

Het was Calum gelukt om zichzelf te overtreffen: hij had een hattrick gescoord. Dawn was thuisgekomen van haar werk en had ontdekt dat haar spaarpot met twee-pond-munten was geplunderd en dat het paasei waarop ze de woorden sexy verloofde had laten glazuren, half opgegeten op het aanrecht in de keuken lag. Calum had ze blijkbaar allebei op de bodem van de kledingkast gevonden. Ze was eerder verdrietig over het half opgegeten ei dan over het ontbrekende geld. Godzijdank had ze haar winst van de Grand National beter verstopt, dacht ze. Daarna vond ze chocoladevingerafdrukken op haar sluier in de tas. Ze ging kokend van woede op de bank zitten tot hij om halfelf bezopen thuiskwam. Hij lachte op zijn nonchalante manier, haalde zijn schouders op alsof hij heel erg verbaasd was dat ze zo’n drukte maakte omdat hij een paar pond had geleend, hij had het tenslotte niet gestolen, en om een stom ei dat ze toch voor hem had gekocht. Ze huilde dat hij haar verrassing voor hem had verpest. Hij schreeuwde dat ze een zeurkous was en dat hij beter terug kon gaan naar zijn ex, Mandy Clamp, als het voortaan zo zou gaan. Ze schreeuwde terug dat hij een egoïstische klootzak was en hij gaf haar een klap in haar gezicht omdat ze volgens hem hysterisch was. Daarna ging hij naar bed en liet haar huilend achter in de zitkamer.

..

Grace werd de volgende ochtend wakker door het geluid van een zware regenbui die tegen de zijkanten van de goedkope caravan sloeg waarin ze een krappe en oncomfortabele nacht had doorgebracht. Ze draaide zich om om op de klok te kijken – tien over zes – en begroef haar hoofd onder de deken op het smalste bed waarop ze ooit had gelegen. Ze probeerde terug te keren naar de droom die ze had gehad over zwemmen in de zee terwijl een warme tropische stortbui zachtjes op haar neerdaalde. De opborrelende woede binnen in haar maakte het onmogelijk. Ze probeerde nog een halfuur zonder succes in slaap te vallen, waarna ze opstond om een kop thee voor zichzelf te zetten in de erg armoedige keukenhoek.

Het beeld van Gordons zelfvoldane gezicht toen hij gisteravond afsloeg van de snelweg, verscheen voor haar geestesoog en maakte haar opnieuw woedend. Ze had meteen geweten dat ze werd ontvoerd en gedwongen ergens heen te gaan waar ze niet naartoe wilde. Ze durfde haar spaargeld eronder te verwedden dat het Blegthorpe was (een plaatsnaam die Gordon al maandenlang in gesprekken liet vallen), waar ze systematisch zou worden gemarteld met bezichtigingen van caravanterreinen. En hemel, wat had ze gelijk gehad. Gordon was erg geïrriteerd geweest dat ze niet in de stemming was voor een gezellig praatje bij een broodje en een kop thee toen ze bij een benzinestation stopten. Hij had een koffer voor haar gepakt: met een oude zwarte broek die ze droeg als ze schoonmaakte, een blauw shirt, drie bh’s, een onderbroek, drie paar schoenen en wat handdoeken. Hij had haar haarborstel ingepakt, maar geen make-up, geen nachthemd, geen panty.

Ze zette de oude draagbare televisie aan en rommelde net zolang aan de antenne tot ze een redelijk beeld had. In elk geval overstemde de nieuwslezer het lage gebrom van Gordons irritant tevreden gesnurk in de slaapkamer. Ze was half in de verleiding om de autosleutels te pakken en naar huis te rijden. Ze wilde de zaterdag voor Pasen doorbrengen met Paul en zien hoe Joe’s gezicht oplichtte als hij het enorme paasei zag dat ze vorige week voor hem had gekocht. Ze haatte Gordon hierom. Wat Gordon wilde, moest Gordon hebben, en dat was nog erger geworden sinds de woorden ‘caravan’ en ‘vervroegd pensioen’ in zijn zinnen waren verschenen. Het werd tijd om tegen hem in opstand te komen. Eigenlijk was het al veel te laat. Ze had het moeten doen toen hij Paul uit huis gooide en had niet moeten luisteren naar Pauls smeekbede om er niet bij betrokken te raken.

Ze sms’te Paul om hem te laten weten dat ze het morgenmiddag niet redde. Haar batterij was leeg zodra ze op ‘zenden’ had gedrukt, dus wist ze niet of het sms’je verstuurd was. Het zwarte scherm van haar telefoon gaf Grace het gevoel dat ze geïsoleerder van de wereld was dan ze zich ooit had gevoeld.

..

Dawn werd om tien uur ’s ochtends wakker op de bank waarop ze zich de vorige avond in slaap had gehuild, en reed naar Muriel, terwijl Calum nog steeds in de sprei gewikkeld op bed lag, alsof hij overwinterde in plaats van sliep.

‘Hallo, liefje, wat een leuke verrassing,’ zei Muriel. Haar zachte stem zorgde ervoor dat Dawn in tranen uitbarstte en Muriel trok haar in haar dikke armen, klopte op haar rug en nam haar mee naar de bank. Ze schopte de hazewindhond die erop lag te slapen eraf en duwde Dawn op een kussen vol haren.

‘Heb je ruzie met Calum?’ vroeg Muriel.

Dawn knikte, niet in staat om te praten door alle tranen die haar stem verstikten.

‘Omdat hij gisteravond een laatste waarschuwing heeft gekregen nadat hij die vent in elkaar heeft geslagen?’

Dawn keek op.

‘O, heeft hij dat niet verteld?’

Dawns gezicht vertrok. Kon het nog erger worden?

‘Het was zijn schuld niet. Calum zei dat die vent maanden geleden al een blauw oog had verdiend.’ Dus Calum had zijn moeder over zijn waarschuwing verteld, was daarna naar de pub gegaan en dronken geworden, dacht Dawn. Het was niet moeilijk om te zien waar zij stond op zijn prioriteitenlijst.

‘Het komt wel goed,’ zei Muriel. ‘Zijn vader was net zo toen hij jonger was. Ron was een lichtgeraakte etterbak, vooral als hij gedronken had. Het heeft hem jaren gekost om te veranderen, maar uiteindelijk lukte dat. En kijk nu eens naar hem, hij doet geen vlieg kwaad. Je moet gewoon geduld hebben, meisje.’

‘Hij heeft me een klap in mijn gezicht gegeven, Muriel,’ zei Dawn.

‘Dan had je hem terug moeten slaan,’ zei Muriel, verbaasd over Dawns stommiteit. ‘Dan doet hij het niet meer zo snel, dat kan ik je wel vertellen.’ Ze lachte en keek onderzoekend naar Dawns betraande gezicht terwijl haar stem harder werd.

‘Hij heeft je niet hard geslagen, ik zie er niets van. En waarom heeft hij je geslagen? Je moet hem een reden hebben gegeven.’

‘Hij zei dat hij beter naar Mandy Clamp terug kon gaan.’

‘Dat heeft hij natuurlijk gezegd om je uit je tent te lokken. Je had tegen hem moeten zeggen dat hij op moest sodemieteren naar haar. Dat had ik gedaan.’

Dawn zou dat echter nooit doen. Mandy Clamp was een grote, lelijke doorn in Dawns oog. Calum en Mandy hadden jarenlang een knipperlichtrelatie gehad en toen Mandy hem weer eens had gedumpt, had hij een relatie gekregen met Dawn. Daarna had Mandy besloten dat ze hem terug wilde en had ze hem verschillende keren schaamteloos geprobeerd te versieren. Dawn was altijd dolblij als Muriel zei dat niemand haar aardig vond. De Crookes waren altijd heerlijk kattig over haar hangende ooglid.

Maar hangend ooglid of niet, misschien was Calum inderdaad bij Mandy langs geweest, al was het maar om Dawn een lesje te leren. En Mandy Clamp zou dolblij zijn als ze van Dawn had gewonnen en de deur wijd hebben geopend voor Calum. En haar benen ook.

‘Hij had me niet mogen slaan,’ huilde Dawn.

‘Je moet volwassen worden, Dawn,’ zei Muriel, die plotseling een scherpe toon in haar stem had. ‘Hij heeft ons verteld dat je constant zeurt. Vroeg of laat slaat een man je als je zo zeurt, dat hebben we allemaal gezegd.’

Dawn hapte geschokt naar adem. Het was nooit bij haar opgekomen dat Calum bij zijn familie over haar had geklaagd en dat die familie achter haar rug over haar had gepraat. Wat hadden ze nog meer over haar gezegd? Het was duidelijk dat ze zijn kant van het verhaal geloofden, maar ze dachten toch niet dat hij helemaal geen schuld had? Ze wilde zeggen dat ze niet zeurde en dat haar verzoek om wat geld bij de bruiloft te leggen in plaats van het allemaal op te maken in de pub geen zeuren was. En het was ook geen zeuren dat ze boos op hem werd omdat hij haar spaarpot had geplunderd. Voor het eerst had ze echter het gevoel dat Muriel niet zou luisteren naar haar tegenwerpingen. Het leek of het woord van een Crooke heilig was voor een mede-Crooke. Zelfs als die Crooke zijn vriendin had geslagen.

De ouders van Dawn waren altijd heel tolerant, liefhebbend en respectvol tegen elkaar geweest. Sommige kinderen vielen in slaap bij het geruzie van hun ouders, maar zij had nog nooit gehoord dat ze tegen elkaar schreeuwden. Ze was ervan overtuigd dat ze af en toe onenigheid hadden gehad, maar daar had ze niets van gemerkt. Ze had een liefdevolle, zachtaardige opvoeding gekregen in een gezin waarin ze van elkaar hielden en samen lachten, en het had haar jaren gekost om over de pijn heen te komen die ze had gevoeld toen ze alleen achterbleef, als haar dat ooit was gelukt. Daarna waren de Crookes haar leven binnengestormd. Ze had hen opgezogen als een droge spons een plas helder water. Hun wereld was echter heel anders dan die van haar was geweest. Ze was er niet aan gewend om te schreeuwen om je punt duidelijk te maken, en soms voelde ze zich midden in een ruzie een vreemde. Ze vroeg zich af of ze in staat was om zich voldoende aan te passen. En ze haatte het dat ze zich al zo had aangepast.

In tegenstelling tot Muriel besefte ze dat er twee kanten aan het verhaal zaten. Misschien kwam ze inderdaad over als een zeurkous, ook al was dat niet haar bedoeling. Misschien moest ze iets meer ontspannen in haar relatie met Calum. Hoe meer ze zeurde, des te meer zou ze hem afschrikken, en dan ging hij misschien terug naar dat secreet, zijn ex. Ze wilde geen ruzie met Muriel, dus gaf ze toe en zei: ‘Je hebt waarschijnlijk gelijk, Muriel, soms zeur ik inderdaad een beetje.’

‘Ga naar huis,’ zei Muriel. ‘Ga naar huis en maak het goed met hem. Jullie trouwen over een paar weken. Calum is een goeie vent. Hij heeft gewoon een beetje liefde en steun nodig, niet iemand die hem de hele tijd lastigvalt en erover klaagt dat hij uitgaat. Als je een gekooid dier wilt, moet je een hamster kopen.’

Calum was Muriels kleine, blauwogige jongen. Hij kon geen kwaad doen. Dat kon Dawn beter onthouden.

Zomervlinders
9789049952310.xhtml
9789049952310-1.xhtml
9789049952310-2.xhtml
9789049952310-3.xhtml
9789049952310-4.xhtml
9789049952310-5.xhtml
9789049952310-6.xhtml
9789049952310-7.xhtml
9789049952310-8.xhtml
9789049952310-9.xhtml
9789049952310-10.xhtml
9789049952310-11.xhtml
9789049952310-12.xhtml
9789049952310-13.xhtml
9789049952310-14.xhtml
9789049952310-15.xhtml
9789049952310-16.xhtml
9789049952310-17.xhtml
9789049952310-18.xhtml
9789049952310-19.xhtml
9789049952310-20.xhtml
9789049952310-21.xhtml
9789049952310-22.xhtml
9789049952310-23.xhtml
9789049952310-24.xhtml
9789049952310-25.xhtml
9789049952310-26.xhtml
9789049952310-27.xhtml
9789049952310-28.xhtml
9789049952310-29.xhtml
9789049952310-30.xhtml
9789049952310-31.xhtml
9789049952310-32.xhtml
9789049952310-33.xhtml
9789049952310-34.xhtml
9789049952310-35.xhtml
9789049952310-36.xhtml
9789049952310-37.xhtml
9789049952310-38.xhtml
9789049952310-39.xhtml
9789049952310-40.xhtml
9789049952310-41.xhtml
9789049952310-42.xhtml
9789049952310-43.xhtml
9789049952310-44.xhtml
9789049952310-45.xhtml
9789049952310-46.xhtml
9789049952310-47.xhtml
9789049952310-48.xhtml
9789049952310-49.xhtml
9789049952310-50.xhtml
9789049952310-51.xhtml
9789049952310-52.xhtml
9789049952310-53.xhtml
9789049952310-54.xhtml
9789049952310-55.xhtml
9789049952310-56.xhtml
9789049952310-57.xhtml
9789049952310-58.xhtml
9789049952310-59.xhtml
9789049952310-60.xhtml
9789049952310-61.xhtml
9789049952310-62.xhtml
9789049952310-63.xhtml
9789049952310-64.xhtml
9789049952310-65.xhtml
9789049952310-66.xhtml
9789049952310-67.xhtml
9789049952310-68.xhtml
9789049952310-69.xhtml
9789049952310-70.xhtml
9789049952310-71.xhtml
9789049952310-72.xhtml
9789049952310-73.xhtml
9789049952310-74.xhtml
9789049952310-75.xhtml
9789049952310-76.xhtml
9789049952310-77.xhtml
9789049952310-78.xhtml
9789049952310-79.xhtml
9789049952310-80.xhtml
9789049952310-81.xhtml
9789049952310-82.xhtml
9789049952310-83.xhtml
9789049952310-84.xhtml
9789049952310-85.xhtml
9789049952310-86.xhtml
9789049952310-87.xhtml
9789049952310-88.xhtml
9789049952310-89.xhtml
9789049952310-90.xhtml
9789049952310-91.xhtml
9789049952310-92.xhtml