Hoofdstuk 24
..
‘Hallo allemaal,’ zei Christie terwijl ze naar binnen stormde. ‘Hebben jullie een fijn paasweekend gehad?’
‘Heerlijk, dank je,’ klonk het eensgezind.
Anna hoopte dat ze niet hoefde te vertellen wat ze had gedaan. Wat kon ze zeggen? Ik heb veel gehuild en ben straalbezopen geworden terwijl ik naar Jezus keek? O ja, ik ben ook nog flauwgevallen op het treinstation en ben door een homoseksuele vampier gevraagd om zijn lingerie te dragen. Pasen kon niet beter worden dan dat. En daarbovenop had ze die hoer van een Lynette Bottom en Tony gezien toen ze vanochtend in hun auto langs haar reden. En ze had een barstende hoofdpijn omdat ze zichzelf in slaap had gehuild. Hoewel, ‘slaap’ was een beetje te veel gezegd. Ze kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst een hele nacht had geslapen. Vannacht was het een uur geweest, als ze dat had gehaald, voordat ze een droom over Tony en een heel erg zwangere Lynette kreeg, die trouwden bij Sailor Sids snoepkraam op de markt van Barnsley. Ze was met een schok wakker geworden. Haar hele lichaam deed pijn en ze huilde hard in haar kussen, in de hoop dat ze weer in slaap zou vallen, maar dat gebeurde niet. Uiteindelijk had ze haar nederlaag toegegeven en was ze opgestaan om warme melk te maken, maar daardoor was ze misselijk geworden. Ze had zich op de bank laten vallen en gewacht tot het ochtend werd, terwijl ze naar een paar flauwe comedyseries op de televisie keek waarom ze niet kon lachen. De twee grote koppen koffie en Ibuprofen bij wijze van ontbijt hadden niet geholpen om de pijn in haar slapen te laten verdwijnen, waardoor ze nauwelijks uit haar ogen kon kijken. Ze had het gevoel dat iemand met een schroevendraaier in haar hersenen stak.
Malcolm keek weer eens nieuwsgierig naar hun afdeling. Toen Anna naar het toilet ging, zag ze dat hij probeerde te zien wat er in de dozen zat die Onderhoud net naar Christie had gebracht. Als hij net zoveel aandacht besteedde aan zijn eigen afdeling, zou Kaas misschien een kans hebben om te overleven. Het zag er echter steeds meer naar uit dat Kaas binnen een jaar zou samengaan met Deli.
Anna liep naar het toilet en ging op het deksel zitten, met haar hoofd tegen de koele scheidingswand. De pijn ging veel verder dan haar slapen. Ze reikte tot haar darmen, kneedde die stevig en hield ze onder druk tot ze het gevoel had dat ze het niet meer kon verdragen. Alsof het nog niet genoeg was dat hij in haar dromen rondspookte, had ze vanochtend in de trein in een achtergelaten Barnsley Chronicle gelezen dat Tony een kappersprijs had gewonnen. Er stond een foto van hem en zijn partner Lynette op de voorpagina. Tony had zijn arm om haar heen geslagen. Zijn vingers in haar middel waren zichtbaar.
Partner! Ze wilden de Chronicle bellen en zeggen dat Lynette zijn partner niet was, maar zijn slet. Zíj was zijn partner! Partner. Dat ene woord, gebruikt voor Lynette Bottom, deed vreselijk veel pijn. En om het nog erger te maken glimlachten ze naar elkaar als een verliefd, jong stel. Haar leven lag in duigen en ze was blijkbaar weggevaagd uit dat van Tony. Waar ze ook keek, was hij: op straat, in haar nachtmerries en zelfs in de krant.
Een nieuwe golf van pijn overspoelde haar terwijl ze zich Tony en Lynette in bed voorstelde, en ze kreunde hardop. Tony hield heel erg van seks. Hij zou alle dingen met Lynette doen die hij met Anna had gedaan. En waarschijnlijk meer, gedreven door haar hitsige tienerhormonen. Anna barstte in huilen uit; de druppels rolden dik en warm langs haar wangen en het kon haar niet schelen of haar foundation erdoor geruïneerd werd en haar mascara uitliep. Ze kon niet langer leven met de verscheurende pijn in haar hart; het maakte haar kapot. Eigenlijk wilde ze dat het haar kapotmaakte en dat er een eind aan kwam, omdat ze wist dat ze dit niet te boven zou komen. Er was niets meer om voor te leven: ze kon niet slapen, ze kon niet eten, ze kon zich niet concentreren, ze kon nergens blij mee zijn of ergens hoop uit putten. En alsof dat nog niet genoeg was, zou ze over drie dagen veertig worden – in elk opzicht een rampendag. Een veertigste verjaardag waarop ze dik, slonzig en vergeten zou zijn. Haar leven begon niet op die dag, het eindigde daar.
..
De dozen bevatten veel nieuwe en innovatieve cadeaus om werknemers te belonen die goede suggesties hadden ingestuurd om het bedrijf te verbeteren. Dawn bood aan om ze op te bergen in de voorraadkast, en Christie moedigde haar aan. Dawn was in haar element als ze kon organiseren. Pas toen ze klaar was en Christie een koffiepauze aankondigde, merkten ze dat Anna al een hele tijd afwezig was.
‘Waar is ze naartoe?’ vroeg Christie.
‘Ik dacht dat ze naar het toilet was,’ zei Raychel.
‘Toch niet zo lang?’
‘Zal ik even gaan kijken?’ bood Dawn aan. Ze ging de toiletruimte in, waar het doodstil was, maar het laatste hokje was gesloten.
‘Anna, ben je hier?’ Ze klopte voorzichtig op de deur. Er kwam geen antwoord.
Er was nauwelijks meer dan een spleet tussen de deur en de vloer, dus ging Dawn naar het hokje ernaast. Ze klom op het toilet om over de scheidingsmuur te kijken en zag Anna op het toiletdeksel zitten, met haar hoofd tegen de muur, terwijl de tranen over haar gezicht stroomden. De stilte waarmee ze huilde was het meest verontrustend aan de scène. Dawn viel bijna van het toilet toen de deur naar de gang openging, maar gelukkig was het Christie.
‘We dachten dat hier een Bermudadriehoek was die jou ook had opgeslokt. Wat is er aan de hand?’
Dawn deed haar mond open om antwoord te geven, maar bedacht plotseling dat Christie, hoe aardig ze ook was, toch hun cheffin was, en Anna leek stomdronken. Of erger: stoned.
‘Is alles goed met haar?’ vroeg Christie. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Niet echt,’ zei Dawn ontwijkend. Als Anna dronken was, wilde ze haar niet verraden.
Christie tikte op de deur.
‘Anna, liefje, doe de deur open. Ben je ziek?’
Anna boog zich naar voren en liet haar hoofd in haar handen vallen.
‘We moeten naar binnen,’ zei Christie. ‘Anna?’ riep ze zachtjes. ‘Anna, kun je de deur opendoen?’
‘Nee, laat me alsjeblieft met rust,’ zei Anna.
‘Ik kom naar je toe,’ zei Dawn. Ze stopte haar rok in haar ondergoed, sprong van het toiletdeksel omhoog en haakte haar lange been over de bovenkant van het hokje. ‘Oeps, daar gaat mijn panty!’
Christie hoorde Dawn landen en een seconde later ging de deur open. Ze liep naar binnen en boog zich over Anna heen, die eruitzag als een zombie.
‘Anna, liefje, wat is er? Heb je iets geslikt?’
‘Nee, nee. Het spijt me zo, Christie,’ snikte Anna.
‘Waarom, wat is er gebeurd?’ Christie veegde Anna’s haar uit haar gezicht en met dat vriendelijke, zachte gebaar verdween het laatste restje wil die de stortvloed van Anna’s verdriet had tegengehouden. Ze liet zich in Christies armen vallen en begon alles op te biechten.
‘Ik heb tegen jullie gelogen. Ik woon niet gelukkig samen met Tony. Hij heeft me in februari verlaten. Er lag een briefje waarop stond dat hij niemand had, maar dat had hij wel. Ik kwam net thuis uit het ziekenhuis, na een miskraam. Ik had hem zo erg nodig en hij was er niet.’
‘O, lieverd,’ zei Christie terwijl ze Anna tegen zich aan drukte.
‘Het was mijn vierde miskraam. Ik lijk baby’s niet langer dan zes weken bij me te kunnen houden.’
‘Hemel,’ zei Dawn. Ze wist niets constructiefs, maar voelde de noodzaak om in elk geval iets op een sympathieke toon te zeggen.
‘Ik moet overgeven, het spijt me,’ zei Anna. Ze duwde Christie snel op een veilige afstand, deed het toiletdeksel open en meteen daarna stroomde er gele vloeistof uit haar mond. Het zag eruit als iets uit The Exorcist.
‘Lieverd,’ zei Christie met een treurige zucht.
‘Ik ben een wrak,’ zei Anna. Ze was uitgeput en greep zwakjes naar de toiletrol, die er niet was. Dawn pakte een stuk toiletpapier uit het hokje ernaast en gaf dat aan haar.
‘Mannen kunnen zulke hersenloze klootzakken zijn,’ zei Dawn. Haar rok zat nog steeds in haar ondergoed.
‘O god, kijk eens naar je panty,’ zei Anna. ‘Het spijt me zo.’
‘Anna, het is maar een panty. Maak je niet druk,’ antwoordde Dawn zogenaamd streng. ‘Ik ga een glas water voor je halen. Blijf zitten, voordat je valt.’
Ze liet Anna in de bekwame handen van Christie achter. Anna keek naar beneden om oogcontact te vermijden en wilde dat ze het niet had gedaan: ‘O, nee, Christie, er zit braaksel op je rok.’
‘Maak je daar maar geen zorgen over. Het is maar een vlekje. Ik breng je naar huis, jongedame. Je bent niet in orde. Wanneer heb je voor het laatst iets gegeten? Er kwam alleen maar gal uit je maag. Je eet niet, nietwaar?’
‘Nee, maar dat hindert niet.’ Anna liet zich weer op het toiletdeksel vallen. Haar benen waren net zo wankel als die van een pasgeboren veulen. Ze realiseerde zich dat ze er afschuwelijk uit moest zien.
Dawn kwam terug met een glas water en een pakje vochtige doekjes die ze aan Christie gaf.
‘Grace heeft deze meegegeven,’ zei ze. ‘Hier, drink dit op. Ik heb het uit de waterkoeler, dus het is lekker koud.’
Anna dronk gulzig van het water terwijl Christie een paar vochtige doekjes pakte en Anna’s gezicht voorzichtig schoon begon te maken, alsof ze een klein meisje was.
‘Het spijt me zo,’ zei Anna opnieuw.
‘Sst,’ fluisterde Christie. ‘Denk je dat je kunt staan? We halen je jas en sjaal en dan breng ik je naar huis.’
Anna deed haar mond open om te protesteren dat ze een taxi zou nemen en dat ze niet nog meer last wilde veroorzaken, maar ze was te zwak. ‘Dank je,’ gaf ze toe.
‘Grote meid,’ zei Christie, die Anna overeind hielp.
Anna voelde zich zo breekbaar als een kitten toen ze naar de afdeling terugliepen, waar Grace op hen wachtte met Anna’s jas open zodat ze haar armen erin kon steken. Dawn stond naast haar met Anna’s tas. Anna keek naar hen. Ze las zoveel vriendelijkheid in hun ogen dat ze zich wel op de grond wilde laten vallen om te huilen, niet alleen van schaamte maar ook van dankbaarheid.
‘Ik zie jullie straks, dames,’ zei Christie. Ze leidde Anna het kantoor uit. ‘Kom, liefje, ik breng je naar huis en stop je in bed.’
..
Anna woonde aan het eind van een leuke, rustige straat, vlak bij het station van Dartley. Courtyard Lane was een goede naam voor de smalle rijtjeshuizen die een vierkant rond een keurige binnentuin vormden.
De woning zond veel verschillende signalen uit. Het interieur was een mooie combinatie van zwaar, oud meubilair en bijpassende reproducties. Nogal donker en gothic, met intens rood op de muren en braaf blauw in de hal. Maar overal lag stof en het kleed moest nodig gestofzuigd worden. Het zag er vermoeid uit. Als een huis dat met veel gevoel voor stijl was ingericht en waar iemand ooit trots op was geweest maar dat niet meer werd verzorgd. Het was een perfecte weerspiegeling van Anna zelf.
De kleine keuken was schoon, maar een beetje rommelig. Twee kattenbakjes waar met de hand de woorden vlinders eten en vlinders water op waren geschilderd, stonden gevuld op de vloer. Christie zocht in de kasten naar twee bekers nadat ze had verkondigd dat ze koffie ging zetten. Er was een plank vol porseleinen bekers met afbeeldingen van Siamese katten erop. Ze vulde twee bekers en liep naar de zitkamer, waar Anna als verdoofd op de bank zat.
‘Ik heb cafeïnevrije genomen,’ zei Christie. ‘Volgens mij moet je eens goed slapen.’ Ze deed haar handtas open en haalde er een paar tabletten uit. ‘Hier, die helpen met een beetje geluk tegen de hoofdpijn.’
‘Ik voel me een beetje beter sinds ik heb overgegeven,’ zei Anna, maar ze nam de tabletten toch. Ze had het gevoel alsof ze binnenstebuiten was gekeerd.
Christie zag dat er veel foto’s in de kamer hingen: Anna die tegen een knappe man, waarschijnlijk Tony, aan kroop en veel foto’s van een Siamese kat met een smalle kop in verschillende groeistadia.
‘Is dat je kat?’ vroeg Christie. ‘Hij is erg mooi.’
‘Hij woont bij Edna, een weduwe aan de andere kant van de binnentuin. Ik kon zelfs niet voorkomen dat die stomme kat wegliep. Dank je, Christie, dat je me thuis hebt gebracht. Het spijt me heel erg dat ik jullie zoveel last bezorg.’
‘Als je dat nog een keer zegt, sla ik je,’ zei Christie. ‘Je bent niet in orde en je had niet op het werk moeten zijn. Heb je vrij genomen nadat je je miskramen hebt gehad?’
‘Dat hoefde niet,’ antwoordde Anna. ‘Ik ben ze zo vroeg verloren. Behalve de laatste. Maar zelfs toen was ik vrijdagavond in het ziekenhuis en mocht ik zaterdagochtend naar huis. Ik wilde geen drukte.’
‘En is hij die vrijdagavond bij je weggegaan?’ vroeg Christie kalm, waarmee ze de walging die ze voelde camoufleerde.
‘Het was voor hem ook moeilijk dat we zoveel baby’s verloren zijn,’ zei Anna. Ze wist dat ze excuses voor hem maakte, maar ze wilde geloven dat hij verdriet had en zwak was, in plaats van een absolute klootzak met een pijpenrager als ruggengraat.
‘Ja, natuurlijk, die arme man,’ zei Christie stijf.
‘Het spijt me zo,’ zei Anna terwijl ze hard en primitief begon te huilen. Haar waardigheid was ze kwijt. Ze was een chaos van verstrikte gevoelens. ‘Ik word vrijdag veertig. Dat helpt niet bepaald.’
‘Lieve hemel,’ zei Christie, ‘je moet de deuren opengooien om dat veertigste jaar over de drempel te trekken.’
‘Dan ben ik oud,’ zei Anna.
‘Natuurlijk niet,’ snauwde Christie. ‘Vrouwen van veertig moeten prachtige wezens zijn. Hoe komt het in vredesnaam dat vrouwen denken dat veertig oud is. De helft van hen wordt op die leeftijd herboren omdat ze tot die tijd niet hebben geleefd. Het is een schop onder hun kont.’
Anna merkte dat ze glimlachte om Christies felheid.
‘En nog iets: ik wil niet dat je komt werken voordat je in orde bent,’ waarschuwde Christie.
‘Ik kan niet langer in dit huis zijn dan nodig is, Christie. Het deprimeert me te erg. Ik moet een doekje voor je rok pakken.’ Anna probeerde te gaan staan, maar ze werd voorzichtig op de bank teruggeduwd.
‘Ik kan het zelf schoonmaken. Wil je iets eten?’
‘Nee, ik moet er niet aan denken.’ Anna huiverde bij de gedachte. ‘Ik wil alleen slapen.’
‘Dan ga je slapen, liefje,’ zei Christie. Ze pakte een paar plaids van de andere kant van de bank en stopte Anna in. Anna’s ogen begonnen dicht te vallen. Het laatste dat ze hoorde was dat de voordeur dichtging en de sleutel door de brievenbus werd gegooid. Meteen daarna viel ze in slaap.