Hoofdstuk 59
Donderdag, 30 oktober
Het zonlicht dat door de verrotte planken naar binnen viel, maakte Timmy wakker. Even wist hij niet waar hij was, toen rook hij de petroleum en de geur van de beschimmelde muren. De metalen ketting rinkelde terwijl hij rechtop ging zitten. Zijn lichaam deed pijn doordat hij opgerold had gelegen in de plastic slee. Paniek nam bezit van zijn maag. Daar moest hij een eind aan maken, voordat hij weer krampen kreeg.
‘Aan leuke dingen denken,’ zei hij hardop tegen zichzelf.
In het zonlicht zag hij de posters die de gescheurde, afbrokkelende muren bedekten. Ze deden hem denken aan de posters die hij thuis op zijn kamer had. Er waren er verschillende van de Nebraska Cornhuskers, een van Batman en twee verschillende van Star Wars. Hij spitste zijn oren of hij verkeer hoorde, maar het was doodstil. Het enige geluid kwam van de wind, die door de kieren floot en het gebroken glas deed rinkelen.
Als hij maar bij het raam kon komen, zou het hem vast en zeker wel lukken de planken eraf te trekken. Het raam was niet groot, maar hij dacht wel dat hij erdoor kon kruipen zodat hij om hulp kon roepen. Hij probeerde het bed te verschuiven, maar er was geen beweging in te krijgen. Bovendien was hij zwak en licht in zijn hoofd doordat hij niets had gegeten.
Hij stopte een paar frietjes in zijn mond. Ze waren koud, maar zout. Onder de kist vond hij twee Snickers, een zak chips en een sinaasappel. Hoewel hij een beetje misselijk was, verslond hij de sinaasappel en de repen en begon hij aan de chips. Ondertussen bestudeerde hij de ketting waarmee hij aan het bed vastzat. De metalen schakels hadden stuk voor stuk een nauwelijks zichtbare spleet, maar het was onmogelijk ze uit elkaar te trekken. Hij deed zijn uiterste best, maar het was zinloos. Hij was gewoon niet sterk genoeg.
Er klonken voetstappen voor de deur. Haastig kroop hij in bed, onder de dekens, terwijl de sloten piepten en de deur knarsend openkierde.
De man kwam langzaam binnen. Hij droeg een dik ski-jack, dezelfde zwarte rubberlaarzen als de vorige dag en een lange, gebreide muts over een plastic masker.
‘Goedemorgen,’ mompelde hij, terwijl hij een bruine, papieren zak neerzette. Deze keer trok hij zijn jas en zijn laarzen echter niet uit. Blijkbaar was hij niet van plan te blijven. ‘Ik heb wat voor je meegebracht.’ Zijn stem klonk zacht en vriendelijk.
Timmy kwam belangstellend naar de rand van het bed en deed alsof hij niet bang was.
De man gaf hem een stapel stripboeken. Ze waren oud, maar in goede staat. Sterker nog, Timmy dacht dat ze nieuw waren, tot hij zag dat ze maar drie kwartjes hadden gekost. De man gaf hem ook een stapel honkbalplaatjes, samengebonden met een elastiekje. Toen begon hij levensmiddelen uit te pakken en in het krat te stoppen waar Timmy de repen had gevonden. Hij keek toe terwijl de man een pak Choco Flakes neerzette en nog meer Snickers en chips.
‘Ik heb speciaal dingen meegenomen die je lekker vindt,’ zei hij met een blik op Timmy, duidelijk in de hoop dat hij hem een plezier deed.
‘Bedankt,’ zei Timmy automatisch. De man knikte, en weer schitterden zijn ogen, alsof hij glimlachte. ‘Hoe wist u dat ik van Choco Flakes hou?’
‘Ach, zulke dingen onthou ik gewoon,’ zei de man zacht. ‘Ik kan nu niet blijven. Is er verder nog iets wat ik voor je kan meebrengen?’
Toen Timmy zag dat hij de petroleumlamp doofde, voelde hij een golf van paniek.
‘Komt u terug voordat het donker wordt? Ik vind het heel naar om in het donker te zitten.’
‘Ik probeer voor het donker terug te zijn.’ De man liep al naar de deur. Toen keek hij achterom. Met een zucht stak hij zijn hand in zijn zak, en hij haalde er iets glimmends uit.
‘Ik laat mijn aansteker hier, voor het geval dat ik niet terugkom. Maar wees voorzichtig, Timmy. Pas op dat je de boel niet in brand steekt.’ Hij gooide de glimmende, metalen aansteker naast Timmy op het bed. Toen vertrok hij.
Opnieuw nam de paniek bezit van Timmy’s maag. Misschien kwam het door al het snoep dat hij had gegeten. Hij vond het afschuwelijk gevangen te zitten, maar als de man niet terugkwam, kon hij hem in elk geval ook geen kwaad doen. Dan had hij de hele dag om te bedenken hoe hij kon ontsnappen. Hij pakte de aansteker en streek over het gladde oppervlak. Toen zag hij het donkerbruine wapen op de zijkant. Het was hem maar al te vertrouwd. Hij had het honderden keren gezien op de jacks en de uniformen van zijn grootvader en zijn oom Nick. Het was het wapen van het bureau van de sheriff.