Hoofdstuk 74
‘Wat weet jij van Albert Stucky?’ Maggie ging rechtop zitten en probeerde de spanning te verdringen die alleen al het noemen van zijn naam bij haar opriep.
‘Die avond bij mij thuis heb je een paar keer zijn naam geroepen. Ik dacht dat je het me wel zou vertellen. Toen je dat niet deed… Nou ja, ik dacht dat het mijn zaken niet waren. En misschien geldt dat nog steeds.’
‘Inmiddels is alles openbaar.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Albert Stucky is een seriemoordenaar die ik ruim een maand geleden heb helpen opsporen. De Verzamelaar. Dat was de bijnaam die we hem hadden gegeven. Hij had de gewoonte twee, drie, soms vier vrouwen tegelijk te ontvoeren en vast te houden in een onbewoonbaar verklaard pand of een verlaten pakhuis. Als hij er genoeg van kreeg, vermoordde hij ze. Hij sneed ze in stukken, sloeg hun schedels in en beet stukken uit hun lichaam.’
‘Jezus, en ik dacht dat die vent achter wie wij aan zitten ziek was.’
‘Stucky is net zo ziek. Hij werd uiteindelijk gepakt door het profiel dat ik van hem had opgesteld. Het heeft twee jaar geduurd voordat we hem hadden. Elke keer wanneer we hem bijna te pakken hadden, verhuisde hij naar een ander deel van het land. Ergens in die twee jaar ontdekte Stucky dat ik degene was die zijn profiel had opgesteld. Toen begon het spel.’
Het maanlicht stroomde inmiddels het kantoor binnen. Ze keek hem aan, niet op haar gemak door de doordringende blik in zijn blauwe ogen, waarin ze zowel bezorgdheid als belangstelling las. Blijkbaar had hij op zijn lip gebeten, want die bloedde weer. Ze ging verzitten en haalde een papieren zakdoek uit haar jaszak. ‘Je bloedt weer.’
Hij negeerde de papieren zakdoek en veegde met een mouw over zijn mond. ‘Vind je het gek? Ik vecht immers als een meisje.’ Toen werd zijn uitdrukking weer ernstig. ‘Wat voor spel?’
‘Stucky ging in mijn achtergrond graven. Op de een of andere manier kwam hij van alles over mijn familie te weten. Over de dood van mijn vader, over mijn moeder en dat ze dronk. Hij wist alles. Althans, zo leek het. Ongeveer een jaar geleden begon ik brieven te krijgen. Nu is dat niet zo ongebruikelijk, maar de brieven van Stucky waren dat wel. Hij stopte er altijd een stuk van zijn slachtoffers bij – een vinger, soms een stuk huid met een moedervlek of een tatoeage, een keer een tepel.’
Nick schudde zijn hoofd maar zei niets.
‘Hij begon me als het ware aas voor te houden,’ vervolgde ze. ‘Dan stuurde hij aanwijzingen over de plek waar hij de vrouwen vasthield. Als ik ze goed interpreteerde, stuurde hij als beloning een nieuwe aanwijzing. Als ik het mis had, vermoordde hij voor straf een van zijn slachtoffers. Ik had het vaak mis. Elke keer wanneer we weer een van zijn slachtoffers in een vuilniscontainer vonden, had ik het gevoel dat het mijn schuld was.’
Ze sloot haar ogen en zag hun gezichten weer voor zich. Allemaal met diezelfde blik van afschuw. Ze kon zich hen allemaal nog herinneren, compleet met naam, adres en persoonlijke kenmerken. Het leek wel een litanie van heiligen. Ten slotte deed ze haar ogen weer open, maar ze vermeed het Nick aan te kijken.
‘Soms stopte hij een tijdje, maar alleen om naar een ander deel van het land te verhuizen. Uiteindelijk spoorden we hem op in Miami. Na een paar aanwijzingen wist ik bijna zeker dat hij in een verlaten pakhuis bij de rivier zat, maar ik was bang dat ik het mis had. Ik kon niet nog een slachtoffer op mijn geweten hebben. Dus vertelde ik het aan niemand en besloot er alleen op af te gaan. Als ik het dan mis had, zouden er in elk geval geen doden vallen. Maar ik had het goed, en Stucky wachtte me op. Hij liet me in een hinderlaag lopen voordat ik wist wat me overkwam.’
Haar ademhaling ging onregelmatig; haar hart raasde, en haar handen waren zweterig. Het was voorbij. Waarom had het nog altijd een dergelijk effect op haar?
‘Hij bond me aan een ijzeren paal en dwong me toe te kijken terwijl hij twee vrouwen martelde en verminkte. Sterker nog, de tweede was mijn straf omdat ik mijn ogen had gesloten toen hij de eerste vrouw de hersens insloeg. Hij had me gewaarschuwd dat hij doorging met de volgende als ik mijn ogen dichtdeed.’
Ze had het gevoel dat ze stikte. Wanneer zou ze eindelijk die smekende ogen niet meer zien, die onverdraaglijke kreten niet meer horen? ‘Ik zag hoe hij twee vrouwen sloeg, opensneed, uit elkaar scheurde, en ik voelde me zo… zo verdomd hulpeloos.’
Ze keek naar buiten, naar de maan en de sterren. ‘Ik stond er zo dichtbij…’ Ze wreef over haar schouders. Nog altijd kon ze het voelen. ‘Ik stond er zo dichtbij, dat hun bloed op me spetterde. Hun bloed… en stukjes van hun hersens, splinters van hun botten…’
‘Maar je hebt hem te pakken gekregen.’
‘Ja, maar niet dankzij mij. Een oude visser hoorde de kreten en belde 911.’
‘Maggie, je bent niet verantwoordelijk voor de dood van die vrouwen.’
‘Dat weet ik.’ Natuurlijk wist ze dat, maar daarmee kon ze haar schuldgevoel nog niet van zich afzetten. Ze wreef in haar ogen, teleurgesteld dat de tranen al over haar wangen biggelden. Toen stond ze haastig op. Veel te haastig, maar dankbaar dat ze het onderwerp kon afsluiten.
‘Trouwens, daardoor bedenk ik me ineens…’ Ze probeerde haar stem weer normaal te laten klinken. ‘Ik heb weer een briefje gekregen.’ Ze viste de gekreukelde envelop uit haar zak en gaf hem aan Nick.
Hij haalde het kaartje eruit, las het en leunde tegen de muur. ‘Jezus, Maggie. Wat denk je dat hij daarmee bedoelt?’
‘Ik weet het niet. Misschien helemaal niets. Misschien geniet hij hier gewoon van.’
Nick strekte zijn benen en kwam soepel overeind. ‘Wat doen we nu?’
‘Wat dacht je ervan om eens een kijkje te gaan nemen op het oude kerkhof?’