Hoofdstuk 92
Nick probeerde Maggie zo ver te krijgen, dat ze in de jeep ging zitten. Het bloeden was gestopt, maar het was onmogelijk te zeggen hoeveel bloed ze al had verloren. Ze kon nauwelijks op haar benen staan; alle kleur was uit haar gezicht weggetrokken. Misschien leed ze ook wel aan waanideeën.
‘Je begrijpt het niet, Nick,’ bleef ze protesteren.
Het liefst had hij haar opgepakt en in de jeep gezet. Het was al erg genoeg dat ze niet wilde dat hij haar naar het ziekenhuis bracht.
‘Ik ga controleren wat er in die vervloekte kist zit,’ zei hij ten slotte. ‘Jij blijft hier.’
‘Wacht even, Nick.’ Ze greep hem krampachtig bij zijn arm, ineenkrimpend van pijn. ‘Misschien is het Timmy.’
‘Wat?’
‘In die kist.’
Het besef trof hem als een vuistslag. Hij leunde tegen de motorkap van de jeep. Zijn knieën dreigden hem plotseling in de steek te laten.
‘Waarom zou hij dat doen?’ wist hij moeizaam uit te brengen. Hij wilde zich niet voorstellen dat Timmy in een kist gepropt zat. Dat Timmy dood was. Maar had hij zich dat al niet voorgesteld? ‘Dat is niet zijn manier van werken.’
‘Wat er ook in die kist zit, het kan voor mij bedoeld zijn.’
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’
‘Weet je nog dat laatste briefje? Als hij het verhaal van Stucky kent, heeft hij misschien zijn toevlucht genomen tot Stucky’s gewoontes. Dus het zou kunnen zijn dat Timmy in die kist zit. En als dat zo is, wil ik niet dat jij het ziet.’
Hij keek haar aan. Haar gezicht zat onder het bloed en het zand, en haar haren zaten vol spinnenwebben en nog meer zand. Ze beet haar prachtige, volle lippen op elkaar van pijn en van de inspanning om zichzelf staande te houden. Desondanks wilde ze hem beschermen.
Hij draaide zich op zijn hakken om en begon de heuvel weer op te lopen.
‘Wacht nou even, Nick.’
Ervan overtuigd dat ze niet achter hem aan zou komen, negeerde hij haar. Dat zou ze niet eens kunnen zonder zijn hulp.
Bij de treden die Maggie had blootgelegd, aarzelde hij even. Toen dwong hij zichzelf af te dalen in het gat. De verstikkende geur vulde de hele ruimte. Maggies revolver lag nog op de grond. Hij raapte hem op en liet hem in de zak van zijn jack glijden. Toen stopte hij de stalen roe en de zaklantaarn onder zijn arm en tilde de kist op. Langzaam begon hij hem naar de treden te slepen. Zijn spieren protesteerden uit alle macht en smeekten hem het ding weer neer te zetten. Hij negeerde ze tot hij het helse gat achter zich had gelaten en weer frisse lucht inademde.
Daar stond Maggie, geleund tegen een grafsteen. Ze was nog bleker geworden.
‘Laat mij maar.’ Ze strekte haar hand uit naar de roede.
‘Ik kan het wel, Maggie.’ Na deze woorden stak hij de roede onder het deksel en begon te wrikken. De spijkers knarsten en glommen in de stille duisternis. Zelfs de wind kon niet voorkomen dat de geur van de dood allesoverheersend was. Toen het deksel eenmaal losschoot, aarzelde hij opnieuw.
Maggie kwam naast hem staan, reikte langs hem heen en trok het deksel open.
Toen deden ze allebei een stap naar achteren, maar het was niet vanwege de lucht. In de kist lag, zorgvuldig gewikkeld in een witte doek, het kleine lichaam van Matthew Tanner.