Hoofdstuk 11
De landweg eindigde in vertrapt gras en elkaar kruisende, modderige bandensporen. Nick zette de jeep in de tweede versnelling. Het voertuig baande zich moeizaam een weg voorwaarts, waarbij de banden nog dieper wegzakten in de drassige grond.
‘Er heeft waarschijnlijk niemand bij stilgestaan dat al die bandensporen mogelijk bewijsmateriaal kunnen hebben vernietigd?’ vroeg Maggie.
Nick wierp haar een gefrustreerde blik toe. Hij had er meer dan genoeg van te worden herinnerd aan zijn nalatigheden.
‘Tegen de tijd dat het lichaam werd gevonden, waren er al minstens twee auto’s geweest. Maar om antwoord te geven op uw vraag: inderdaad, het is ons duidelijk dat we daarmee mogelijke sporen van de moordenaar kunnen hebben uitgewist.’
Hij wierp haar een zijdelingse blik toe, terwijl ze zich in evenwicht probeerde te houden in de hobbelende jeep. Hoewel ze haar best deed ouder te lijken, schatte hij haar ergens achter in de twintig, misschien begin dertig – veel te jong om deskundig te zijn. Haar leeftijd was niet het enige wat hem ontwapende. Ondanks haar abrupte, afstandelijke manier van doen vond hij haar erg aantrekkelijk. En zelfs haar conservatieve uitmonstering kon niet verhullen dat ze daaronder een verrukkelijk lichaam moest hebben. Onder gewone omstandigheden zou hij al zijn charmes in de strijd hebben gegooid, maar ze had iets waardoor hij zichzelf geen houding wist te geven. Ze straalde zo veel zelfvertrouwen uit, alsof ze precies wist wat ze deed, dat hij zich alleen maar sterker bewust werd van zijn onvolkomenheden. Vervloekt irritant, vond hij.
De jeep kwam met een ruk tot stilstand voor een haag van bomen. Opnieuw voelde hij de misselijkheid opkomen die hem die bewuste avond parten had gespeeld. Het verraste hem en bracht hem in verlegenheid. Hij hoorde dat O’Dell moeite had het portier te openen: de vertrouwde klik van metaal tegen metaal.
‘Dat portier klemt. Wacht even, laat mij maar.’ Zonder nadenken, reikte hij voor haar langs. Zijn hand lag al op de knop van het portier, voordat hij besefte dat zijn lichaam tegen het hare drukte en dat zijn gezicht gevaarlijk dicht bij het hare was. Ze deinsde zo ver mogelijk naar achteren om contact te vermijden, en hij trok onmiddellijk zijn hand terug.
‘Ik probeer het wel van de buitenkant.’
‘Dat lijkt me een goed idee.’
Eenmaal buiten vervloekte hij zichzelf. Hoe kon hij zo stom zijn? Niet erg professioneel. Hij voldeed volledig aan zijn reputatie van de weinig competente playboy-sheriff. Hij ploeterde om de jeep heen. Op het bureau had hij een snelle douche genomen, een spijkerbroek aangetrokken en zijn sportschoenen verruild voor dezelfde laarzen die hij de bewuste avond aan had gehad. Het dure leer zat nog altijd onder de aangekoekte modder. Ook nu weer zakte hij onmiddellijk in het kleverige slijk. Aan de hemel kwamen dreigende, grijze wolken aanrollen, die elk moment konden openbarsten, waardoor de blubber waarschijnlijk nog in geen dagen verdwenen zou zijn.
Het portier van de jeep ging van de buitenkant gemakkelijk open. Zou O’Dell nu denken dat zijn stompzinnige actie een goedkoop excuus was geweest om dicht bij haar te komen? Nou ja, het deed er ook niet toe. Iets vertelde hem dat ze immuun was voor zijn charmes, voor zover hij die nog bezat.
‘Wacht even.’ Hij hield haar tegen. ‘Ik geloof dat ik nog een paar laarzen achterin heb liggen.’ Hij wilde zich al naar binnen buigen, maar wist zich nog net op tijd terug te trekken toen hij besefte dat hij opnieuw ongepast bezig was. Zonder haar aan te kijken, wachtte hij tot ze naar de andere kant van de bank was gegleden en een veilige afstand tussen hen had geschapen. Toen boog hij zich over de stoel. Gelukkig lagen de rubberlaarzen binnen handbereik.
‘Weet u zeker dat ik die nodig heb?’ Ze keek naar de zwarte laarzen alsof het ketenen waren.
‘U komt geen stap vooruit in deze modder, en vlak bij de rivier is het nog erger.’
Nadat hij haar de laarzen had gegeven, keek hij geboeid toe terwijl ze haar dure, leren schoenen uittrok. Ze had kleine, slanke voeten, die volledig werden verzwolgen door de veel te grote laarzen. Zelfs haar pogingen haar broekspijpen erin te stoppen, vormden geen garantie dat ze de reusachtige laarzen niet zou verliezen.
Toen ze aan hun wandeling door de modder begonnen, constateerde hij met bewondering dat ze hem moeiteloos bijhield, ondanks haar onhandige schoeisel en haar kortere benen. Het gebied was nog altijd afgezet met geel politietape. Hier en daar was het gescheurd en klapperde het in de steeds krachtiger wordende wind, die de wolken boven hun hoofd langs de hemel joeg. Nick zette de kraag van zijn jack overeind. Zijn haar was nog vochtig. Hij huiverde en keek naar O’Dell, die geen jas aan had, behalve het jasje van haar wollen broekpak. Ze knoopte het dicht, maar voor het overige bleek uit niets dat de snijdende kou haar deerde.
Hij keek toe terwijl ze zorgvuldig om de indruk van het kleine lichaam liep, die nog altijd te zien was in het gras. Ze liet zich op haar hurken zakken, keek aandachtig naar het gras, schepte een vinger modder op en rook eraan.
Bij de herinnering aan de ranzige lucht kromp Nick ineen. Zijn huid was nog altijd rauw van het schrobben om de stank van zijn lichaam te krijgen.
O’Dell richtte zich op en liet haar blik over de rivier gaan. Het lichaam had op nauwelijks een meter van het water gelegen, dat ongebruikelijk hoog stond en tegen de oever klotste.
‘Waar hebt u dat medaillon gevonden?’ vroeg ze, zonder hem aan te kijken.
Zwijgend liep hij naar de witte stok die een van zijn hulpsheriffs in de grond had gestoken om de plek te markeren. ‘Hier!’
Ze volgde zijn wijzende vinger en keek toen weer naar de plek waar de jongen was gevonden. De afstand daartussen bedroeg nog geen meter.
‘Het was van het slachtoffer. Zijn moeder heeft het geïdentificeerd.’ Terwijl hij het zei, vond hij het nog altijd afschuwelijk dat hij het ding niet aan Laura Alverez had kunnen teruggeven. Hoewel ze hem erom had gesmeekt. ‘De ketting was gebroken. Dat moet gebeurd zijn tijdens de worsteling.’
‘Er is geen sprake geweest van een worsteling.’
‘Hoezo, geen worsteling?’ Vragend keek hij haar aan, maar ze was weer op haar hurken gaan zitten en had een kleine rolmaat afgerold tussen de witte, plastic merkstok en het platgetrapte gras. ‘Er heeft geen worsteling plaatsgevonden,’ herhaalde ze kalm. Toen richtte ze zich op en veegde de bladeren en de modder van haar broek.
‘Hoe weet u dat?’ Hij ergerde zich aan haar zakelijke, nuchtere manier van doen. Ze was hier net een paar minuten, maar blijkbaar wist ze al precies hoe de vork in de steel zat.
‘Toen u struikelde, bent u hier gevallen, hè?’ vroeg ze, op het vertrapte gras en de diepe groeven in de modder wijzend.
Nick vertrok zijn gezicht. Zelfs zijn eigen verslag schilderde hem af als een sukkel. ‘Ja, dat klopt.’
‘De voetafdrukken rond het lichaam zijn duidelijk afkomstig van uw hulpsheriffs.’
‘En van de FBI,’ voegde hij er verdedigend aan toe, hoewel hij wist dat ze zich niet om dergelijke details bekommerde. ‘Zij hadden de leiding tot een ontvoering werd uitgesloten.’
‘Buiten deze plek en de plek waar het lichaam lag, is het gras nergens beschadigd of platgetrapt. Het slachtoffer was aan handen en voeten gebonden toen u het vond?’
‘Ja, ze waren achter zijn rug gebonden.’
‘Volgens mij is hij zo ook hier gebracht. Heeft de lijkschouwer bij benadering een tijd en een plaats kunnen vaststellen waarop de dood is ingetreden?’ Ze haalde een notitieblokje tevoorschijn en begon te schrijven.
‘Hij is hier vermoord, waarschijnlijk minder dan vierentwintig uur voordat ik hem vond.’ Daar was dat gevoel van misselijkheid weer. Zou hij het beeld van de dode jongen ooit nog uit zijn gedachten kunnen zetten, vroeg hij zich af. Het beeld van die wijd opengesperde, onschuldige ogen, die naar de hemel staarden.
‘Wanneer is het slachtoffer verdwenen?’
‘Afgelopen zondagochtend. Al heel vroeg. We hebben zijn fiets met zijn tas met kranten tegen een hek gevonden. Hij was nog niet eens aan zijn wijk begonnen.’
‘Dus de moordenaar heeft hem ten minste drie volle dagen bij zich gehad?’
‘Jezus,’ mompelde Nick hoofdschuddend. Daar had hij nog niet eens bij stilgestaan. Ze waren er allemaal van overtuigd geweest dat het kind door zijn vader was ontvoerd, of door iemand die een eis tot losgeld zou indienen. Vandaar dat Nick al die tijd had gedacht dat er goed voor de jongen werd gezorgd.
‘Maar hoe is die ketting dan gebroken?’ Hij probeerde aan iets anders te denken dan aan de martelingen die de jongen misschien had moeten ondergaan.
‘Daar ben ik nog niet uit. Misschien heeft de moordenaar hem van zijn hals getrokken. Het was een zilveren kruis, hè?’ Vragend keek ze hem aan.
Onder de indruk van de grondigheid waarmee ze zijn verslag had bestudeerd, knikte hij alleen maar.
Ze ging door met hardop denken. ‘Misschien had de moordenaar er moeite mee. Misschien kon hij niet doen wat hij wilde doen, zolang het slachtoffer die hanger nog om had. Gelovige mensen dichten dergelijke medaillons een soort beschermende functie toe. Misschien is de moordenaar godsdienstig en bezorgde die wetenschap hem een ongemakkelijk gevoel.’
‘Een godsdienstige moordenaar? Het wordt steeds gekker.’
‘Welke andere sporen hebt u?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Is er nog meer bewijsmateriaal – voorwerpen, stukjes stof of touw? Heeft de FBI misschien sommige van de bandensporen kunnen identificeren?’
Daar waren ze weer, die bandensporen! Hoe vaak zou hij er nog aan worden herinnerd dat hij het grandioos had verknald?
‘We hebben een voetafdruk gevonden.’
Toen ze hem aankeek, zag hij iets van ongeduld in haar ogen.
‘Een voetafdruk? Neem me niet kwalijk, sheriff. Ik wil niet sceptisch klinken, maar hoe hebt u één voetafdruk weten te isoleren? Zo te zien, hebben hier minstens tien paar voeten rondgelopen.’ Ze gebaarde naar de afdrukken van schoenen in de modder. ‘Hoe weet u dat de afdruk die u hebt gevonden, niet van een van uw mannen was, of van iemand van de FBI?’
‘Omdat wij niet op blote voeten liepen.’ Hij wachtte haar reactie niet af maar liep dichter naar de rivier. Daar greep hij zich vast aan een boomtak op het moment dat zijn laarzen begonnen te glijden in de modder. Toen hij opkeek, stond O’Dell een eindje boven hem op de oever.
‘Hier is het.’ Hij wees naar de duidelijke afdruk van een paar tenen in de modder, die geaccentueerd werd door de overblijfselen van het poeder dat de politie had gebruikt om er een afgietsel van te maken.
‘Er bestaat geen enkele garantie dat die afdruk van de moordenaar is.’
‘Wie zou er anders zo gek zijn om hier op zijn blote voeten te lopen?’
Ze pakte dezelfde tak beet en liet zich naast hem glijden. ‘Kunt u me even helpen?’ Ze strekte haar hand naar hem uit, en hij greep hem vast, zodat ze zich verder naar voren kon buigen zonder in het water te glijden.
Haar hand was zacht en klein, maar haar greep was stevig. Toen haar jasje openviel, dwong hij zichzelf een andere kant uit te kijken. Allemachtig! Ze zag er bepaald niet uit als een FBI-agent.
Na enkele ogenblikken hees ze zichzelf weer overeind, en hij liet onmiddellijk haar hand los. Weer op vaste grond begon ze in haar notitieblok te schrijven.
Nick keek omhoog naar de dikke, grijze wolken. Plotseling wenste hij dat hij ergens anders was. De afgelopen achtenveertig uur hadden hem volslagen uitgeput. Zijn kuiten deden pijn van de tien kilometer die hij die ochtend had gelopen. En nu stond hij weer hier, misselijk en zich bewust van zijn eigen onvermogen, met op zijn netvlies het beeld van het bleke lichaam van Danny Alverez; het beeld van die wijd opengesperde ogen, die naar de sterren keken. Een vlucht sneeuwganzen kwam gakkend overvliegen. Hij vroeg zich af wat het laatste was wat Danny had gezien. Hij hoopte dat het ganzen waren geweest. Iets vredigs, iets vertrouwds.
‘De steekwonden en de inkervingen in de borst van het slachtoffer waren exact hetzelfde als bij de slachtoffers van Ronald Jeffreys.’ Hij dwong zichzelf O’Dell weer aan te kijken. ‘Hoe is het mogelijk dat iemand dat wist?’
‘Hij is nog maar kort geleden terechtgesteld, hè? In juli?’
‘Ja.’
‘Vaak komen alle plaatselijke media met verhalen over de moorden wanneer er een executie plaatsvindt. Het is heel goed mogelijk dat de moordenaar daar zijn informatie vandaan heeft.’
‘Lang leve de media.’ Met een steek van pijn dacht Nick aan Christines artikelen.
‘Of hij heeft zijn informatie uit de rechtbankverslagen. Die zijn doorgaans openbaar zodra het proces voorbij is.’
‘Dus u denkt dat we hier te maken hebben met een moordenaar die Jeffreys als voorbeeld heeft gekozen?’
‘Ja. De overeenkomsten zijn te sterk en te gedetailleerd om toeval te kunnen zijn.’
‘Waarom zou iemand zoiets willen nabootsen? Voor de kick?’
‘Ik ben bang dat ik daar geen antwoord op kan geven.’ Eindelijk keek Maggie op van haar notitieblok. ‘Wat ik u wel kan vertellen, is dat hij het weer zal doen. Waarschijnlijk al heel spoedig.’