Hoofdstuk 9
Timmy Hamilton duwde de hand van zijn moeder weg toen ze hem over zijn gezicht streek. Ze stonden op de treden van St. Margaret’s. Het was al erg genoeg dat hij zo laat was. Hij wilde niet ook nog dat zijn vriendjes zagen hoe hij werd bemoederd.
‘Toe nou, mam. Iedereen kan het zien.’
‘Is dit alweer een nieuwe blauwe plek?’ Ze pakte hem liefkozend bij zijn kin en hield zijn hoofd schuin.
‘O, die is van het voetballen. Ik had een botsing met Chad. Het stelt niets voor.’ Hij legde zijn hand op zijn heup, alsof hij wilde voorkomen dat ze de nog grotere blauwe plek daar zou zien.
‘Je moet een beetje voorzichtiger zijn, Timmy. Je krijgt toch al zo snel blauwe plekken. Ik begrijp niet dat ik het ooit goed heb gevonden dat je op voetballen ging.’ Ze deed haar tas open en begon erin te rommelen.
‘Ik kom te laat. De dienst begint al over een kwartier.’
‘Ik dacht dat ik je inschrijfformulier voor het kamp bij me had, en de betaling.’
‘Mam, ik ben al laat.’
‘Oké, oké.’ Haastig deed ze haar tas dicht. ‘Zeg dan maar tegen Father Keller dat ik het morgen op de post doe.’
‘Oké. Mag ik dan nu naar binnen?’
‘Ja, ga maar.’
‘Weet je zeker dat je niets meer hoeft te controleren? De naamstrookjes op mijn ondergoed, of zoiets?’
‘Het is goed met je. Ga nu maar.’ Lachend sloeg ze hem op zijn achterwerk.
Hij vond het heerlijk als ze lachte. Dat deed ze niet zo vaak sinds zijn vader was weggegaan. Wanneer ze lachte, verdwenen de lijnen in haar gezicht en kwamen er kuiltjes in haar wangen. Dan was ze de mooiste vrouw die hij kende, vooral met haar nieuwe, zijdezachte, blonde haar. Ze was bijna nog mooier dan Miss Roberts, de juffrouw van de vierde klas, maar die had hij nu niet meer. Dit jaar had hij Mr. Stedman, en hoewel het pas oktober was, had hij nu al een hekel aan de vijfde klas. Zijn leven was voetballen. Voetballen en misdienaar zijn bij Father Keller.
Toen zijn moeder hem in juli naar het zomerkamp van de kerk had gestuurd, was hij woedend geweest. Maar dankzij Father Keller was het een prachtige tijd geworden. Een heerlijke zomer. Hij had zijn vader nauwelijks gemist. En alsof het allemaal nog niet heerlijk genoeg was, had Father Keller hem gevraagd als misdienaar. Hoewel zijn moeder en hij pas sinds het voorjaar lid waren van St. Margaret’s, wist Timmy dat de misdienaars van Father Keller een elitegroep vormden. Jongens die met zorg werden uitgekozen. Bovendien bracht het leuke extra’s mee. Zoals het aanstaande kampeertripje.
Timmy klopte op de rijk bewerkte deur van het kerkportaal. Toen hij geen antwoord kreeg, deed hij de deur langzaam open, gluurde om een hoekje en stapte de kerk binnen. In de kast met soutanes vond hij er eentje in zijn maat. Haastig trok hij hem van de haak, in een poging de verloren tijd goed te maken. Zijn jack gooide hij op een stoel aan de andere kant van het vertrek. Toen pas zag hij tot zijn schrik de pastor die naast de stoel geknield lag. Hoewel zijn kaarsrechte rug naar hem was gekeerd, herkende Timmy Father Kellers donkere haar, dat over zijn boord krulde. Hoewel hij op zijn knieën lag, torende zijn slanke gestalte hoog boven de stoel uit. Ondanks het feit dat Timmy’s jack hem bijna had geraakt, bleef de pastor zwijgend geknield liggen.
Timmy hield zijn adem in tot de pastor zich zou bewegen. Ten slotte hief deze zijn hand om een kruis te slaan. Toen kwam hij soepel overeind en keerde zich naar Timmy. Hij pakte het jack en hing het zorgvuldig over de stoelleuning.
‘Weet je moeder wel dat je zo slordig bent met je zondagse kleren?’ Hij glimlachte zijn regelmatige, witte tanden bloot. Zijn blauwe ogen glinsterden.
‘Neem me niet kwalijk, Father. Ik had u niet gezien en was bang dat ik te laat was.’
‘Welnee, we hebben alle tijd.’ De pastor maakte Timmy’s haar in de war waarbij zijn hand even op zijn hoofd bleef rusten. Het was iets wat Timmy’s vader vroeger ook altijd had gedaan.
Aanvankelijk had Timmy zich slecht op zijn gemak gevoeld wanneer Father Keller hem aanraakte, maar inmiddels gaf het hem zelfs een gevoel van veiligheid. Hoewel hij dat nooit hardop zou toegeven, vond hij Father Keller eigenlijk veel aardiger dan zijn vader. Father Keller schreeuwde nooit. Hij praatte altijd zacht en vriendelijk en had een diepe, krachtige stem. Met zijn grote handen klopte hij Timmy soms op zijn hoofd of hij streek hem over zijn wang. Slaan deed hij nooit. Wanneer Father Keller tegen hem praatte, had hij het gevoel alsof hij de belangrijkste persoon in diens leven was. De pastor bezorgde hem het gevoel dat hij bijzonder was, en in ruil daarvoor deed Timmy dan ook zijn uiterste best om alles goed te doen, hoewel hij de boel nog wel eens door elkaar haalde tijdens de mis. De zondag daarvoor had hij bijvoorbeeld wel het water naar het altaar gebracht, maar was hij de wijn vergeten. Father Keller had slechts geglimlacht en hem fluisterend op zijn fout gewezen. Daarna had hij geduldig gewacht tot Timmy alsnog de wijn had gebracht. Niemand had zelfs maar iets van zijn vergissing gemerkt.
Nee, Father Keller leek in niets op zijn vader. Die was bijna altijd aan het werk, zelfs toen ze nog een echt gezinnetje hadden gevormd met hun drietjes. Father Keller was meer een soort beste vriend dan een pastor. Op zaterdag kwam hij soms voetballen met de jongens in het park. Dan vond hij het helemaal niet erg als hij werd getackeld, en uiteindelijk zat hij net zo onder de modder als alle jongens. Tijdens het kamp vertelde hij bloederige griezelverhalen – het soort verhalen waarvan ouders niets wilden weten. Soms ruilde hij na de mis honkbalkaartjes. Hij had heel bijzondere, heel oude, van Jackie Robinson en Joe DiMaggio. Nee, Father Keller was veel te gaaf om op zijn vader te lijken.
Timmy maakte zich gereed en wachtte tot Father Keller zijn laatste gewaad had aangetrokken. Nadat de pastor zijn uitmonstering in de lange spiegel had gecontroleerd, draaide hij zich om naar Timmy.
‘Ben je er klaar voor?’
‘Ja.’ Terwijl hij de pastor door de korte gang naar het altaar volgde, kon hij niet nalaten te glimlachen bij het zien van de spierwitte Nikes die onder de lange, zwarte soutane van Father Keller uit kwamen.