Hoofdstuk 55

 

 

 

Na verscheidene vergeefse telefoontjes besloot Nick naar de pastorie te rijden. Naar huis kon hij niet. Daar zou zijn vader ook heen gaan. Dat was het enige bezwaar van het feit dat hij in het vroegere ouderlijk huis woonde: de familie kon op elk moment van het jaar besluiten thuis te komen. En hoewel de oude boerderij groot genoeg was, had hij de rest van de avond geen behoefte meer aan zijn vader.

De pastorie was meer een soort boerderij, door een langgerekte, bakstenen gang verbonden met de kerk. Achter het gebrandschilderde glas van de kerk was slechts een zwakke gloed van kaarsen te zien, maar in de pastorie brandden alle lichten. Toch moest Nick lang wachten voordat er werd opengedaan.

Father Keller verscheen in de deuropening, in een lange, zwarte badjas. ‘Sheriff Morrelli, het spijt me dat ik u zo lang heb laten wachten. Ik stond net onder de douche,’ zei hij zonder enige verbazing, alsof hij Nick had verwacht.

‘Ik heb geprobeerd te bellen.’

‘O ja? Ik ben toch de hele avond thuis geweest, maar ik ben bang dat ik de telefoon niet hoor als ik in de badkamer ben. Komt u binnen.’

In de reusachtige open haard brandde een knapperend vuur. Ervoor stonden diverse gemakkelijke stoelen om een kleurig, oosters tapijt. Naast een van de stoelen lagen een paar stapels boeken. Kunstboeken, zag Nick – Degas, Monet, de schilderkunst in de Renaissance. Hij voelde zich een beetje belachelijk omdat hij eerder boeken over filosofische en religieuze onderwerpen had verwacht. Geestelijken waren tenslotte ook mensen. En het sprak vanzelf dat ze ook andere intresses, hobby’s, hartstochten, verslavingen konden hebben.

‘Gaat u zitten.’ Father Keller wees naar een van de stoelen.

Hoewel hij Father Keller alleen kende van de paar keer dat hij op zondag naar de mis was geweest, was het moeilijk hem niet sympathiek te vinden. Hij was lang, atletisch en knap, met een bijna jongensachtig gezicht, en bezat een ontspannen, rustige kalmte waardoor je je onmiddellijk bij hem op je gemak voelde. Hij keek naar de handen van de jonge pastor. De lange vingers waren schoon en glad, met keurig onderhouden nagels. Ze zagen er zeker niet uit als de handen van een man die kinderen wurgde. Maggie zat er ver naast. Het was gewoon ondenkbaar dat deze man kleine jongens vermoordde. In zijn plaats zou Nick beter Ray Howard kunnen ondervragen.

‘Wilt u misschien koffie?’ vroeg Father Keller, oprecht gastvrij.

‘Nee, dank u. Ik blijf niet lang.’ Nick ritste zijn jack open en haalde een notitieblok en een pen tevoorschijn. Zijn hand deed pijn. De knokkels bloedden nog onder zijn zelfaangelegde verband. Hij trok hem zo ver mogelijk in zijn mouw, om er geen aandacht op te vestigen.

‘Ik ben bang dat ik u niet veel kan vertellen, sheriff. Hij heeft waarschijnlijk gewoon een hartaanval gehad.’

‘Over wie hebt u het?’

‘Over Father Francis. Daarvoor bent u hier toch?’

‘Wat is er met Father Francis?’

‘O hemel. Ach, dat spijt me. Ik dacht dat u daarom hier was. We gaan ervan uit dat hij een hartaanval heeft gehad en daardoor van de keldertrap is gevallen. Het is vanmorgen gebeurd.’

‘Is alles goed met hem?’

‘Ik ben bang dat hij dood is, God hebbe zijn ziel.’ Father Keller plukte een draadje van zijn badjas en ontweek Nicks blik.

‘Dat wist ik niet! Wat afschuwelijk.’

‘Het is ongetwijfeld een schok voor u. Dat was het voor ons allemaal. U was vroeger toch misdienaar bij Father Francis? Nog in de oude kerk?’

‘Ach ja, dat lijkt inmiddels eeuwen geleden.’ Nick staarde in het vuur en dacht eraan hoe broos de oude pastor eruit had gezien toen Maggie en hij hem hadden ondervraagd.

‘Neemt u me niet kwalijk dat ik het vraag, sheriff, maar als u hier niet bent om naar Father Francis te informeren, wat kan ik dan voor u doen?’

Even wist Nick niet meer waarvoor hij was gekomen. Toen herinnerde hij zich het profiel dat Maggie had gemaakt. Father Keller paste fysiek in het profiel. Zijn blote voeten leken hem ongeveer de maat van de voetafdrukken die ze hadden gevonden. Maar net als zijn handen leken zijn voeten te schoon, te glad om door een koud, rotsachtig bos te hebben gelopen.

‘Sheriff Morrelli? Voelt u zich wel goed?’

‘Ik voel me prima. Eerlijk gezegd, had ik alleen een paar vragen… over het zomerkamp van de kerk.’

‘Het kerkkamp?’

Was het verwarring of verontrusting wat hij in Kellers ogen las? Nick wist het niet.

‘Zowel Danny Alverez als Matthew Tanner is de afgelopen zomer met dat kamp mee geweest.’

‘Is dat zo?’

‘Wist u dat niet?’

‘We hadden de afgelopen zomer meer dan tweehonderd jongens. Ik had ze graag allemaal willen leren kennen, maar daar is gewoon geen tijd voor.’

‘Laat u foto’s maken met alle jongens?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Mijn neefje, Timmy Hamilton, heeft een foto van ongeveer vijftien tot twintig jongens met u en Mr. Howard.’

‘O ja.’ Father Keller streek met zijn vingers door zijn dikke haar, en ineens besefte Nick dat het niet nat was. ‘De foto’s met de kano. Niet alle jongens hadden zich opgegeven voor de wedstrijd, maar we hebben inderdaad foto’s gemaakt met degenen die zich wel hadden opgegeven. Mr. Howard gaat mee als vrijwilliger. Ik probeer Ray zo veel mogelijk bij alle activiteiten te betrekken sinds hij vorig jaar van het seminarie is gekomen.’

Dus Howard had op een seminarie gezeten. Nick wachtte af wat er nog meer zou komen.

‘Dus Timmy Hamilton is uw neefje? Een geweldig kind.’

‘Ja, dat is hij.’ Zou hij nog meer vragen over Howard durven stellen, of probeerde Keller hem af te leiden? Maar waarom had hij anders verteld dat Howard van het seminarie was gekomen? Daar was toch geen noodzaak voor geweest.

‘U organiseerde in uw vorige parochie een soortgelijk jongenskamp, is het niet? In… Maine.’ Nick deed alsof hij in zijn notitieblok keek, hoewel daar niets in stond. ‘Wood River, als ik me niet vergis.’ Hij wachtte op een reactie, maar die kwam niet.

‘Dat klopt.’

‘Waarom bent u daar weggegaan?’

‘Ik kreeg hier een positie als pastor aangeboden. Een promotie, zou u kunnen zeggen.’

‘Was u zich ervan bewust dat er vlak voor uw vertrek in Wood River een kleine jongen is vermoord?’

‘Vaag. Ik begrijp eerlijk gezegd niet goed waar u heen wilt, sheriff. Wilt u suggereren dat ik ook maar iets van deze moorden zou weten?’

Er klonk geen ongerustheid in zijn stem, geen verdediging. Alleen bezorgdheid.

‘Ik probeer alleen zo veel mogelijk tips na te trekken.’ Ineens voelde hij zich belachelijk. Hoe kon Maggie hem ooit hebben doen geloven dat een katholieke geestelijke in staat zou zijn tot moord? Plotseling schoot hem iets te binnen. ‘Hoe wist u dat ik misdienaar ben geweest bij Father Francis in de oude kerk?’

‘Dat weet ik niet meer. Father Francis zal het wel eens hebben gezegd.’ Weer ontweek hij Nicks blik. Er werd op de deur geklopt. Father Keller kwam haastig overeind, bijna te haastig, alsof hij blij was te kunnen ontsnappen. ‘Ik ben niet bepaald gekleed om bezoek te ontvangen.’ Hij keek Nick glimlachend aan, terwijl hij de kraag van zijn badjas rechttrok en de ceintuur strakker bond.

Nick gebruikte de gelegenheid om te ontsnappen aan de hitte van het vuur. Hij stond op en begon door het grote vertrek te ijsberen. Eén muur werd in beslag genomen door reusachtige, ingebouwde boekenkasten. In de muur ertegenover bevond zich een erker met een vensterbank vol groene planten. De kamer was sober ingericht. Aan een van de muren hing een glimmend gewreven kruisbeeld van donker hout met een ongebruikelijk scherpe punt. Bijna een dolk. Er hingen ook verscheidene, originele schilderijen van de hand van een onbekende kunstenaar. Heel aardig, vond Nick, hoewel hij weinig van kunst wist.

Ineens zag hij ze. Om de hoek van de open haard stond een paar zwarte rubberlaarzen, met dik aangekoekte sneeuw, uit te lekken op een oude deurmat. Had Keller gelogen? Was hij niet de hele avond thuis geweest? Of waren de laarzen van Ray Howard?

Er klonken luide stemmen in de hal. Die van Keller klonk gefrustreerd, ongeduldig; de vrouwenstem had duidelijk een beschuldigende klank. Nick haastte zich naar de deur en zag dat Father Keller kalm en rustig probeerde te blijven, terwijl Maggie O’Dell de ene na de andere vraag op hem afvuurde.

Duister kwaad
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html