VESLA MORTENSEN ZAT ACHTER EEN SMALLE, WITTE
DEUR MET Bovenin een tralievenster. Ze droeg een lichte
blouse en een gele rok Ze had blote voeten. Ze had haar teennagels
rood gelakt.
Cato Isaksen staarde naar de tengere, blonde gestalte op de
witte keukenstoel. Hij keek langs haar voeten naar het donkerrode,
oosterse, versleten kleed. Een klein raampje liet wat frisse
zomerlucht binnen.
"Bent u altijd uzelf?" Vesla Mortensen draaide zich plotseling
naar de rechercheur om.
Hij gaf geen antwoord.
"Helemaal uzelf. Bent u helemaal uzelf?" Ze boorde haar blauwe
Rouwmantelogen in hem.
Cato Isaksen zuchtte. Waarom stelde ze hem deze vraag? Was hij
iemand die hij eigenlijk niet was? "Ik ben helemaal mezelf", zei
hij kortaf.
"Nee", zei ze en lachte een zingend lachje. "Ik doorzie u. Dat
bent u niet."
"Schrok u toen we over de verhouding tussen Lise Sommer en
Florian Rosati begonnen?"
Vesla Mortensen knikte bedrukt. "Ik herinnerde me opeens het
verband niet. Ik had Florian Rosati tenslotte nooit ontmoet. Maar
ik vond een paar brieven die hij aan Lise had geschreven. En ik had
zijn visitekaartje. Ik was doodsbang om met hem te worden
geconfronteerd. Hij zou me ter plekke hebben ontmaskerd."
"En datzelfde zou Johnny Svendsen hebben gedaan?"
Ze knikte. "Hij bleef maar zeuren dat we elkaar moesten
ontmoeten. U hebt geen idee hoe bang ik ben geweest, doodsbang om
iemand te ontmoeten die Lise of mij kende."
Vesla Mortensen maakte haar lippen met haar tong vochtig. "Ik
ging alleen s morgens vroeg de deur uit, dan wist ik dat Johnny op
zijn werk was. Ik was ook bang voor Florian Rosati. Ik belde wel
eens naar zijn restaurant om te controleren of hij daar was. Dan
was ik veilig. Ik was ook van plan om werk te zoeken. Dat was ik
echt van plan. Lises uitkering kwam goed van pas. Daar heb ik nooit
problemen mee gehad. Ik ben heel lang mezelf niet geweest, begrijpt
u", zei ze en stond op om naar het raam te lopen. "Maar ik kan u
wel vertellen dat de rekeningen van de kapper behoorlijk opliepen.
Deze krullen", ze haalde even een hand door het haar, "staan me
goed, vindt u niet, maar ze zijn duur. Toen u de eerste keer kwam,
dacht ik dat ik was ontmaskerd. Ik hoefde mijn angst niet te
spelen. Ik was bang. De angst nam mij helemaal in beslag. Ik was
altijd alleen, in die vreemde flat, in die vreemde kleren. Toen ik
klein was, was ik bang voor onweer. Dit was precies dezelfde
angst."
Cato Isaksen leunde achterover op zijn stoel.
Vesla Mortensen ging in een andere, diepere stoel zitten. Ze
speelde met een pluisje dat op de armleuning lag, voor ze hem weer
recht aankeek. "Johnny was altijd gevaarlijk", zei ze.
"Maar niet zo gevaarlijk als u." Cato Isaksen kon zich niet
beheersen.
"Nee." Een wrang lachje speelde om haar mond. "Niet zo
gevaarlijk als ik", herhaalde ze en ze trok haar benen onder zich
en helde op een rare manier met haar lichaam naar voren, alsof ze
het om zichzelf heen wilde vouwen.
"Hoe kon u doen wat u Markus aandeed?" Cato Isaksen keek haar
ernstig aan.
Ze keek de andere kant op. Ze stond niet langer in de
schijnwerpers, de voorstelling was afgelopen. De gedachte aan
Markus deed haar iets. Ze mocht Markus. Hij leek op haar. Hij was
een kind. Hij was schuldloos.
"Het was alleen een zuigplek", zei ze, "verder heb ik hem
niets gedaan. Ik maakte de zuigplek voor Johnny. Ik wilde dat hij
hem zou zien, voor hij stierf. Ik wilde Markus niet vermoorden. Hij
mocht blijven leven."
Vesla Mortensen werd misselijk bij de gedachte aan Markus. Om
hem had ze de deur open laten staan toen ze Ester Synnøve had
vermoord. Ze wist niet wanneer hij op bezoek zou komen. Ze wilde
niet dat het jongetje zijn moeder zo zou vinden; levenloos, onder
het bloed en met halfopen, verstijfde ogen.
Ze gooide haar hoofd achterover en keek Cato Isaksen met
samengeknepen ogen aan. "U zult het nooit begrijpen", zei ze, "maar
ik haatte Johnny. Ik moest kiezen tussen mijn haat voor hem en ...
mijn fatsoen ten opzichte van Markus. Begrijpt u? De haat won. De
haat wint altijd." Ze lachte even. "Het is allemaal Johnny's
schuld, dat zijn zoon ook moest lijden. Zo is het leven. Wat denkt
u dat er in allerlei oorlogen over de hele wereld gebeurt?"
Vesla Mortensen stond rusteloos op en draaide in het rond. De
geruite rok danste om haar magere heupen.
"Johnny is de jongen met de grote J, of de man met de grote M,
of misschien toch God met de grote G."
Cato Isaksen keek haar verdrietig aan. "Waarmee hebt u haar
vermoord?"
"Ester of Lise?"
"Ester."
"Ik heb een deksel van een blikje kattenvoer gebruikt. Die
deksels zijn vlijmscherp, echte wapens. De geribbelde metalen
randen zijn net zo scherp als een mes. Ik heb me eens aan zon
deksel gesneden. Die randen zijn levensgevaarlijk."
Ze sloot even haar ogen. Het leven was breekbaar, bijna niks
tussen alles of niets. Een rand, een glas, een steen of een touw.
Ze opende haar ogen weer en glimlachte even. "U dacht dat Florian
niet bestond, hè? Mijn kat, bedoel ik Ik heb hem gevonden, een paar
dagen nadat ik in de stad was gekomen. Hij zat alleen op het
trottoir. Volgens mij was hij van niemand."
Cato Isaksen gaf geen antwoord. "Vertel wat er is gebeurd",
zei hij.
Vesla Mortensen liep weer naar het raampje. "Ik zag het
artikel in de krant, over kattenmishandeling. Toen kwam alles weer
boven, wat ze met mijn kat hadden gedaan. Opeens nam ik gewoon een
beslissing. Ik wist waar Ester woonde. Johnny had het gezegd door
de intercom, dezelfde dag dat hij het had ontdekt. Ik kocht een
paar wegwerphandschoenen, een paar nieuwe schoenen, een nieuw
joggingpak. Alles was nieuw. Ik deed een regenkapje over mijn hoofd
en daaroverheen een hoofddoek. De kleren trok ik aan in de garage,
zodat ik me niet door een kattenhaar zou kunnen verraden. Details
zijn gevaarlijk. Niemand heeft me gezien. Ik parkeerde een stukje
verderop, liep de trap op en belde aan. Het was één uur 's nachts,
iedereen in het trappenhuis sliep. Ester kwam naar de deur en vroeg
wie er was. Haar stem klonk bang. Ik zei dat ik het was en toen
deed ze meteen open."
Vesla Mortensen had haar rug naar hem toegekeerd. Ze vertelde
het hele verhaal alsof het een sprookje was. Iets waar ze trots op
was. "Na afloop reed ik weg en gooide alle kleren en de nieuwe
schoenen in een vuilniscontainer in Stovner", zei ze. "Zo hoort
het."
Cato Isaksen keek naar de tengere vrouw. Hij zag haar nog
steeds als Lise Sommer. Een mooie naam voor een mooie vrouw.
"Zon maskerade moet vermoeiend zijn", zei hij.
"Ja", knikte ze, "maar ook spannend. Ik wist dat ik een goede
toneelspeelster was. Ik heb het altijd geweten. Ik had geen zin om
kostuums te naaien, ik wilde toneelspeelster zijn. Maar er was
nooit iemand die mij zag. Niemand zag mij."
"Wat hebt u destijds geschreven, met lippenstift in de
broeikas?"
Vesla Mortensen draaide zich naar hem om. Het haar vlamde als
een stralenkrans om haar hoofd. "Het is niet meer belangrijk", zei
ze. "Hier in deze witte kamer is het net alsof je in een duiventil
woont. De geur, begrijpt u? Alsof hier vogels zijn geweest, maar
zijn uitgevlogen. Ik heb altijd gevoeld dat het leven ergens anders
was." Ze verzonk in gedachten. "Dat wordt toch vaak gezegd?"
"Dat het leven ergens anders is? Ja, misschien", zei Cato
Isaksen ernstig.
"Maar hebt u er ooit aan gedacht dat het echt zo is, dat je op
een bepaalde manier niet op je plaats bent in je eigen
leven?"
"Ja, ik denk dat de meeste mensen dat af en toe wel
hebben."
"Ja, af en toe, maar niet altijd, zoals ik." Vesla Mortensen
streek het haar uit haar ogen.
"Steinar heeft me geholpen met Lise, maar het was niet zijn
schuld. Hij doet alles wat ik vraag. Ik zei dat hij alleen maar
hoefde te zeggen dat Vesla dood was, als iemand het lijk zou
vinden. Ik zei dat hij kon zeggen dat Vesla Vesla had vermoord." Ze
lachte even, maar werd plotseling weer ernstig. "Wilt u alstublieft
mijn kat ophalen? Ik heb hem nodig."
"Uw moeder is dol op hem", zei Cato Isaksen. Hij keek Vesla
Mortensen aan zoals je naar een patiënt kijkt die niet meer
geholpen kan worden. Toen stond hij op. "Ik moet helaas gaan", zei
hij. "Ik ga op vakantie. Mijn gezin wacht op me."
Hij zou rechtstreeks naar Sandefjord rijden, naar Bente, Gard
en Tone, Vetle en zijn nieuwe vriend. Onderweg zou hij Georg
ophalen. Sigrid en Hamza zouden de hele zomer in de stad blijven.
Maar Georg mocht spelen in het zand en de wind en de zon op zijn
kleine, spelende lijfje voelen.
Vesla Mortensen knikte, toen glimlachte ze voorzichtig. "U
komt overal achter. U bent aardig", zei ze en ze liep met haar
dunne arm uitgestrekt op hem af en legde haar hand op zijn
bovenarm. Cato Isaksen voelde zich onpasselijk. Hij wist niet wat
hij moest antwoorden. Hij had zin om haar te vertellen dat ze hem
had ingewijd in iets wat hij zich altijd zou herinneren. Dat hij
haar nooit zou vergeten. Maar hij zei niets, nam alleen voorzichtig
haar hand weg en glimlachte verdrietig naar haar. Toen opende hij
de smalle, witte deur en liep het licht in.