GISTERAVOND
WAS OP VERSCHILLENDE PLAATSEN IN OOST-NOORWEGEN een
krachtig noorderlicht te zien. De sterke zonneactiviteit van een
zonnestorm werd gisteren gemeten door de Europese
ruimtevaartorganisatie ESA. De waarnemingen werden gedaan door de
onderzoekssatelliet SOHO. Het is aan deze sterke zonneactiviteit te
danken dat het noorderlicht zo ver naar het zuiden, in Oslo en
omgeving, waar te nemen is. De verwachting is dat een groot aantal
enorme zonnegasexplosies ook de komende dagen de atmosfeer zullen
beïnvloeden. Het is...
Cato Isaksen zette de autoradio uit toen hij de parkeerplaats
voor de kleine winkel op draaide. Hij parkeerde de auto vlak naast
de trap. Het geluid van de motor stierf weg toen hij de
contactsleutel omdraaide. Hij stapte uit en sloeg het portier
dicht. Een ijzige wind joeg over het vlakke landschap. De winkel
lag erg afgelegen; langs de weg stonden slechts een paar andere
huizen. Op de scheiding van de akkers achter de winkel stonden een
paar halfhoge sparrenbomen.
Cato Isaksen liep de trap op en opende de deur. Een magere,
kleurloze vrouw van een jaar of zestig kwam naar hem toe. Het was
alsof ze op hem had gewacht. Op haar hoofd droeg ze een
merkwaardige muts van dunne, doorzichtige stof met een rode klep.
Ze had hem stevig over haar uitgezakte permanentkrullen getrokken.
Op de klep stond met gele letters 'Livi'. De stip op de i had de
vorm van een hartje. Onder het rode winkelschort droeg ze een
turkooizen trui en een grijze rok. Aan haar voeten had ze stevige
bruine schoenen.
"U bent de tante van Johnny Svendsen?" begon hij.
De vrouw knikte beschaamd. Haar wenkbrauwen en huid liepen
haast in elkaar over. Cato Isaksen stelde zich voor en vertelde
waarom hij was gekomen. Erna Svendsen knikte vaag en legde haar
door jicht getekende handen over elkaar. "Ik heb u gisteren op tv
gezien", zei ze. "Het was verschrikkelijk." Triest praatte ze
verder over haar neef en vertelde dat ze hem al lange tijd niet had
gezien, dat ze niets begreep van wat er allemaal gebeurde en dat ze
zo verdrietig was dat ze er 's nachts niet van kon slapen. Enkele
klanten bleven nieuwsgierig staan kijken voor ze met tegenzin hun
winkelwagentjes verder duwden en tussen de stellingen
verdwenen.
Cato Isaksen knikte vol begrip.
"Er zijn hier ook al andere politiemensen geweest. Ik heb het
al tegen hen gezegd, en ik zeg het nu weer: hij heeft het niet
gedaan. Zo is Johnny niet."
Cato Isaksen keek om zich heen in de kleine, volgepropte
winkel. Uit beide vrieskisten klonk een zacht brommend geluid. Het
linoleum op de vloer zat vol lelijke vlekken.
De deur ging weer open en twee jonge mannen kwamen binnen. Ze
knikten even naar Erna Svendsen, pakten een winkelwagentje uit de
rij en liepen doelgericht de winkel in.
"Het staat op de hele voorpagina van VG", zei ze met een snik
in haar keel, terwijl ze een blik op het krantenrek bij de kassa
wierp. "Ik zou ze wel allemaal in de vuilnisbak willen
gooien."
Een dik, geblondeerd meisje met veel te zwart opgemaakte ogen
zat achter de kassa en hield alles nauwlettend in de gaten. Een
klant legde een tros bananen en een witbrood op de toonbank. Het
blonde meisje sloeg de bedragen aan op de kassa en kauwde
ondertussen verbeten op een stuk kauwgom. Ze keek voortdurend
achterom naar de twee die samen zachtjes stonden te praten.
"Er zijn niet veel van zulke kleine winkels meer over", zei
Cato Isaksen terwijl hij geruststellend probeerde te
glimlachen.
"Nee." Erna Svendsen zuchtte droef. "Het is verschrikkelijk
hard werken. Ik werk elke avond tot zeven uur, vijf dagen in de
week. En om de andere zaterdag tot zes uur."
Cato Isaksen knikte. "Dat is te veel."
Ze liepen het kleine achterkamertje binnen. De planken stonden
boordevol met zakken chips, snoepgoed en afwasborstels.
"Sorry dat het hier zo krap is", zei ze verontschuldigend.
"Het is een moeilijke tijd. Johnny is een goeie jongen. Hij heeft
mij nooit, maar dan ook nooit, geslagen, dus alle slechte dingen
die in de krant staan..."
"Toch zoeken we hem. Weet u waar hij is?"
Erna Svendsen schudde bedroefd het hoofd. "Dat vroegen die
andere politiemannen ook. Het is natuurlijk niet goed dat hij
Markus heeft meegenomen, maar aan de andere kant, hij mocht hem ook
nooit zien..."
"Ik moet u vragen een kijkje te mogen nemen in uw woning. U
woont hier toch boven?"
Erna Svendsen knikte. "Die andere politiemensen zijn ook boven
geweest om alles na te kijken."
"Het spijt me", zei Cato Isaksen resoluut.
Erna Svendsen knikte even, stond op en pakte haar handtas die
samen met een handdoek aan een haak hing. "Hier zijn mijn
sleutels", zei ze. "We moeten buitenom."
Ze liepen de hoek van het witte houten gebouw om. Aan de
achterkant leidde een stalen trap naar de eerste verdieping. Tegen
de muur stonden drie grijze containers en een eindje verder stonden
twee oude autowrakken geparkeerd. De voorste spatborden, de
portieren en stoelen waren weg. Cato Isaksen zag dat Erna Svendsens
benen dik en gezwollen waren. Hij vermoedde dat ze niet helemaal
gezond was.
"U denkt toch niet serieus dat ze zich hier verborgen
houden?"
"We denken niets", zei hij, "maar we moeten alles controleren.
Hij heeft tenslotte een kind ontvoerd."
"Niet een kind, zijn eigen kind. Dat is heel wat anders." Haar
stem klonk luider.
Erna Svendsen liep moeizaam met haar zware benen de stalen
trap op. Ze speelde met de sleutel in haar hand. Ze draaide zich om
en keek uit over de ijsgrauwe akkers, voor ze de sleutel in het
slot stak en hem omdraaide. Ze verlangde naar kleuren. Ze werd
opeens duizelig, maar wist zich te vermannen en leunde een paar
seconden tegen de balustrade, voor ze de deur opendeed. Ze liet de
politieman voorgaan. "Kijk maar", zei ze. "Johnny is hier in geen
eeuwigheid geweest."
Cato Isaksen liep het kleine, groengeschilderde gangetje in.
Er hing een bedompte lucht. Ze ging hem voor naar de kleine keuken
en liet zich zwaar op een stoel zakken. Cato Isaksen liep een
rondje door de woning. Die was helemaal volgepropt met meubels en
foto's en voddenkleden.
Hij zocht naar spoken achter de stoelen en in de kasten. Had
iemand het geborduurde kussen op de bank verlegd? Hij keek even
naar de grote vrieskist in de keuken, alsof daar een kind in zou
zitten. Hij zocht naar vingers en ellebogen en tenen. Achter een
deur stond een vishengel. Hij opende een kast. Ouderwetse
zomerjurken in gebloemde turkooizen en lichtgele stoffen hingen
naast elkaar. Hooggehakte, versleten schoenen lagen op de bodem
door elkaar.
Kamer na kamer, bedompt, krap en leeg. Cato Isaksen
constateerde dat noch Johnny Svendsen, noch Markus zich in de
woning bevond.
"Wat is er met Johnny Svendsens ouders gebeurd?" Cato Isaksen
keek vragend naar Erna Svendsen. Johnny's tante keek hem even
vermoeid aan. "Het is niet gemakkelijk geweest", begon ze. "Zijn
moeder, Heddy, was mijn zuster. Ze heette eigenlijk Hedvig. Ze kwam
in ongelukkige omstandigheden, zoals dat heet. Ik weet eerlijk
gezegd niet waar zijn vader vandaan kwam. Hij was zeeman. Ik weet
zelfs niet of hij Noors was. Ze heeft nooit wat gezegd, zelfs niet
tegen mij. Heddy was nog maar achttien jaar, ik was tweeëntwintig.
Onze ouders wilden niets meer met haar te maken hebben." Erna
Svendsens schouders schokten. "Wat moest ik doen? Ze moest toch
ergens wonen. Dus trok ze hier in."
Cato Isaksen knikte. "Dus u zorgde voor hen. Is ze
gestorven?"
"Ja, ze is gestorven. Heel triest allemaal. Johnny was nog
maar vijf jaar. Het was een verkeersongeluk. Op de E6." Erna
Svendsen schudde het hoofd en stond op. Ze liep de kamer in en nam
een foto van de wand. Ze gaf hem aan Cato Isaksen en ging weer
zitten. De vrouw op de foto was erg knap met lichtblond haar. Haar
ogen hadden een plagerige uitdrukking. Het haar, dat was
vastgebonden in een wanordelijke paardenstaart, waaide half voor
haar gezicht.
"Het gebeurde in juni, begin juni. Ze zou met de bus naar Oslo
gaan", begon Erna Svendsen bedroefd. "Maar zo ver is ze nooit
gekomen, ze werd overreden door Sivert Malling, hij woont hier
vlakbij. Hij beweerde dat ze midden op de weg liep. Ze zeiden dat
ze had gedronken. Ik weet het niet. Heddy was af en toe erg
depressief, maar nee, ik geloof niet dat ze die dag had gedronken.
Ze was zo trots op Johnny. Markus lijkt sprekend op Johnny. Het is
net alsof je Johnny ziet toen hij klein was."
"Waar woont Sivert Malling?" Cato Isaksen had zijn
notitieblokje gepakt.
"Hij woont een halve kilometer hiervandaan, samen met zijn
zoon Steinar. Gekke Steinar. Zijn moeder stierf bij zijn geboorte.
Er waren complicaties. Hij is niet helemaal normaal, maar een
flinke werker. Ik zal u het huis aanwijzen." Erna Svendsen kwam
half overeind en trok de vitrage aan de kant. "Daar", zei ze, "aan
de andere kant van dat bouwland ziet u een rood en een geel huis.
Hij woont in het rode. Hij pacht trouwens de grond van Ivar Lønn,
de vader van Ester Synnøve. Het is alsof Markus mijn eigen
kleinkind is. Maar zijn chique grootouders vinden dat ik niets met
hem te maken heb. Toch zie ik hem af en toe. Ze kunnen het immers
niet anders, weet u. Zelfs als Ester Synnøve niets meer met Johnny
te maken wilde hebben, dan zou hij toch zijn zoon moeten kunnen
zien?"
"In de papieren staat dat Markus bang was voor zijn vader, dat
hij onrustig werd in zijn nabijheid."
"Dat zijn leugens", zei Erna Svendsen verontwaardigd. "Alleen
maar leugens. Zo is Johnny niet. Johnny ..." Erna Svendsen wreef
haar opgezwollen handen tegen elkaar. "Hij kan boos worden, maar
nee." Ze schudde resoluut het hoofd. "Hij hield van Ester Synnøve,
te veel, geloof ik. Als ik het zo mag zeggen."
"Mocht u Ester Synnøve graag?"
"O ja, geloof dat maar. Ze was heel aardig. Nooit problemen.
Maar de laatste jaren wilde ze niet meer veel met mij te maken
hebben. Tja, zo gaat het vandaag de dag, overal echtscheidingen. Ik
ben zelf nooit getrouwd. Johnny zou het niet leuk hebben gevonden.
Ik kon het hem niet aandoen, na alles wat er al was gebeurd. Nee,
dat zou te veel zijn geweest. Een paar jaar geleden is hier een
vrouw verdwenen. Dat heeft u natuurlijk al gehoord."
Cato Isaksen knikte.
"Iemand heeft het gerucht verspreid dat Johnny er iets mee te
maken had. Ze is nooit weer opgedoken. De mensen zijn zo
hard."
Cato Isaksen ging rechtop zitten en keek Erna Svendsen
nieuwsgierig aan. "Dat wist ik niet", zei hij, "dat ze nooit
gevonden is."
Erna Svendsen keek hem verschrikt aan, alsof ze spijt had dat
ze het had verteld. Ze draaide zich om en keek uit het raam. "De
politie kwam tot de conclusie dat ze zelfmoord had gepleegd. Ze
heeft bij Ester Synnøve en Johnny in de klas gezeten. Ze heette
Karen Marie, maar ze werd Vesla genoemd, Vesla Mortensen. Ze woonde
in het gele huis naast Sivert Malling."
Erna Svendsen keerde zich weer naar hem toe. In het licht van
het raam leek ze nog bleker. "Tilla, haar moeder, is ervan
overtuigd dat het een misdrijf was. Ze heeft zich nooit neergelegd
bij het verhaal van de politie. Ik vind het allemaal zo
verschrikkelijk", besloot ze.
Cato Isaksen reed verder en nam de eerste zijweg naar rechts.
Het was een smal weggetje. Het wegdek zat vol gaten. Hij reed langs
het rode huis met de kleine hooischuur en parkeerde een stukje
verder op het erf voor het gele huis. Hij stapte uit en belde aan.
'Mortensen' stond er op een met bloemen beschilderd houten bordje.
Niemand deed open. Langs de keldermuur lagen sparrennaalden en
jutezakken over de bloembedden.
Hij keek naar het huis van de buren, waar het ook volkomen
stil was. Aan de andere kant van het bouwland zag hij de
winkel.
Hij besloot terug te rijden naar de stad en zich nader te
verdiepen in de verdwijning van Vesla Mortensen.
Toen hij het hobbelige weggetje weer op draaide, kwam een man
in een donker ski-jack uit het dichte bos gelopen. Hij was een jaar
of dertig, heel groot en dik, met een rond, rood gezicht. De man
was in gedachten verzonken. Hij liep een beetje mank en was al
bijna bij de weg, toen hij Cato Isaksen zag, die in de berm was
gestopt en uit de auto was gestapt.
De man keek hem schichtig aan en Cato Isaksen begreep
onmiddellijk dat het Steinar Malling was, de geestelijk
gehandicapte zoon van Sivert Malling.
"Ik was op weg naar mevrouw Mortensen", begon hij. "Ik ben van
de politie ..." Hij leunde met zijn arm op het autodak.
Steinar Malling knipperde een paar keer met zijn ogen, kneep
ze toen stijf dicht om ze vervolgens weer te openen.
"Hebben ze het ontdekt?" vroeg hij terwijl hij zijn gewicht
van het ene naar het andere been verplaatste.
"Wat ontdekt?" vroeg Cato Isaksen rustig.
Steinar Malling schudde heftig zijn hoofd, liep langzaam
achteruit, draaide zich om maar keerde zijn gezicht weer naar de
rechercheur toe. Toen tilde hij zijn handen op, hield ze voor zijn
gezicht en zei dat hij niet met hem wilde praten.
"Denkt u aan de verdwijning van Vesla Mortensen?" Cato Isaksen
duwde het portier dicht en liep achter hem aan.
Steinar Malling maakte een afwijzend gebaar. "Ik zeg niets",
mompelde hij en liep zijdelings verder, toen draaide hij zich
abrupt om en rende het bos weer in.