ROGER HOIBAKK KWAM
VERSUFT OVEREIND OP DE BANK. HIJ MAAKTE Asle Tengs
wakker die met open mond in een stoel zat te slapen. De beige
linnen gordijnen wapperden zachtjes heen en weer voor de ramen. Het
verkeer in de straten was tot leven gekomen. Verder was het stil.
Lise Sommer had zich niet laten zien.
De rechercheurs zetten koffie in Lise Sommers kleine keuken.
Ze spraken af dat Asle Tengs naar het politiebureau zou rijden om
zich van de situatie op de hoogte te stellen. Roger Høibakk zou
blijven wachten tot hij werd afgelost.
Het was puur toeval dat hij het rode dagboek vond. De vorige
avond had hij laden en kasten doorzocht, zonder iets bijzonders te
vinden. Nu wilde hij zijn gezicht met koud water wassen in de
badkamer. Hij wachtte tot het water goed koud was, boog zich
voorover, maakte met zijn handen een kommetje en liet het over zijn
gezicht stromen. Hij probeerde met zijn ogen dicht een handdoek te
pakken. Hij stootte tegen een parfumflesje op het planchet onder de
spiegel. Het kleine flesje, van hard glas, viel met een klap op de
badkamervloer, maar brak niet. Het draaide als een tol onder de
badkuip en verdween uit het zicht.
Roger Høibakk ging op zijn knieën liggen en stak zijn hand
onder de badkuip. Hij tastte rond, tot hij plotseling iets hards
voelde. Het was een boek, een dun boekje. Hij trok het naar voren.
Het was een rood boekje, met een klein gouden hartje op de kaft.
Oud, maar heel. Hij veegde de kattenharen eraf en nam het
mee.
Roger Høibakk liep naar de keuken en schonk zich nog een kop
koffie in. Hij nam de kop en het dagboek mee naar de kamer en
maakte het zich gemakkelijk op de bank. Twee bladzijden waren met
tape aan elkaar geplakt. Hij trok de bladzijden voorzichtig van
elkaar en begon te lezen.
11 september 1983
Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Ik kan er
eigenlijk niet over schrijven. Ze hebben mijn kat vermoord. Ze
hebben in zijn vel gekerfd, door de vacht heen, totdat het bloed
eruit sijpelde. Ze hielden hem vast. Hij kon niet ontsnappen. Ik
probeerde te doen alsof het me niets kon schelen, want dan zouden
ze misschien ophouden. Ze vinden het immers geweldig als ze zien
dat ik bang ben. EN TOEN HEBBEN ZE HEM VERDRONKEN. Wie waren er
bij: Johnny, Ester, Lise, Rita Helen en Ragnar.
De tuin is in duisternis gehuld. Het is gaan
regenen. Eerst zachtjes en voorzichtig, toen harder en harder. Ik
kan niet slapen.
Vesla.
18 september 1983
Ze waren er al toen ik kwam. Ze zaten in het
groene bushokje te wachten. Ze rookten en maakten grapjes met
elkaar. Ze hadden gevraagd of ik kwam. Ik was zo blij. Misschien
was dat afschuwelijke nu voorbij. Ik kan natuurlijk nooit vergeten
wat ze met mijn kat hebben gedaan, maar dat kan ik misschien
uitleggen. En als ze dan spijt hebben ... Ester en Johnny en Lise.
Ze waren er alle drie. Eerst dacht ik dat het allemaal goed zou
komen. Maar ik had het kunnen weten, want ze lachten en hun
gezichten leken gekleurd door schaduwen. We gingen naar de
broeikas, achter het stookhuis bij Ester thuis.
Eerst was het leuk. Johnny kuste Ester. Mijn
hart bloeide op. Ik mocht er bij zijn. Ester voelde zich een beetje
opgelaten en keek de andere kant op, maar ze lachte ook. Lise keek
mij aan, en Johnny keek mij aan. Toen liet Johnny Ester los en kwam
naar mij toe. De anderen giechelden. Ester en Lise hielpen hem om
mij op de grond te houden.
De vorige nacht had ik slecht geslapen. Ik zag
dingen voor het raam, er sloegen takken tegen het glas en ik voelde
de druk van een kattenpoot op mijn borst. Misschien was dat een
waarschuwing geweest.
Ik vocht, viel met mijn hoofd tegen de rand van
een tafel die vol bloempotten stond. Krabde een van hen in het
gezicht en trok een ander aan het haar. Ik was zo bang zo bang als
ik nog nooit geweest was. Maar toen ik begreep wat ze van plan
waren, veranderde mijn angst in verdriet. Ik voelde hetzelfde
verdriet als toen mijn vader en mijn kat stierven.
Toen begon hij. Johnny drukte zijn lippen op
mijn huid en zoog zich vast in mijn hals. De zuigplek groeide als
een boze, paarse bloem.
"Als je tieten groter worden, krijg je meer",
zei hij. Toen lachten ze alle drie weer. Daarna deden ze nog ergere
dingen. Ze trokken mijn kleren uit. Ik kon ze niet tegenhouden, hoe
ik ook schopte en schreeuwde en probeerde te ontsnappen. Ten slotte
gaf ik het op. Ik kneep mijn ogen dicht en bleef heel rustig liggen
toen Johnny mij verkrachtte.
Toen Johnny bezig was, leek het net alsof mijn
lichaam losliet, alsof mijn botten en vlees naar beneden werden
getrokken in de warme aarde. Nee! Ik word nooit meer dezelfde. Dat
weet ik nu. Ik heb een stempel op mijn ziel. Ik ben slechter dan de
anderen, minder waard. Hierna kan ik nooit iets worden.
Boven mij zag ik de glazen ruiten. Op sommige
plaatsen waren ze smerig door vieze regendruppels. Op andere
plaatsen waren ze helder en doorzichtig. Ik hoorde hun gelach. Van
Ester, Lise en Johnny.
Ik heb nu een sjaal om. Mama mag het niet zien.
Als mama boos wordt, durf ik niet te voorspellen wat ze gaat
doen.
Mijn kat stroomde de rivier af. Wat voelde hij?
Hoe bang was hij? Is zijn pijn nu voorbij, of moet hij tot in
lengte van dagen over de aarde zweven? Ja, dat geloof ik. Mijn pijn
ook. Van mij en van de kat.
Vesla.
27 september 1983
Vandaag zijn we bij Sivert en Steinar op bezoek
geweest. Ik zag dat Steinar naar mijn hals keek, maar de zuigplek
is nu weg. Hij lachte naar mij. Zijn heimelijke lachje, en we
spraken af dat we elkaar bij de boom zouden zien. Waarom doe ik
dat? Omdat ik in zijn ogen zie, dat ik iets voor hem beteken.
Daarom. Sivert had wafels gebakken, maar hij is niet zo schoon.
Mama en ik hadden het erover toen we naar huis liepen, dat Sivert
niet zo schoon is. Mama wordt altijd onrustig als ik naar buiten
ga, vooral 's avonds.
Vesla.
Roger Høibakk haalde diep adem en hield het boek stevig vast.
Hij bladerde willekeurig verder. En verder. Hij las en las. Een
akelig gevoel bekroop hem. De bladzijden stonden vol woorden. Maar
Vesla Mortensen had niet elke dag geschreven. Er stonden ook vaak
gewone dingen, zoals: Mama heeft mijn lievelingstaart gebakken.
Haar bloemen zijn dit jaar mooier dan vorig jaar. Vandaag heb ik
het grasklokjeskostuum afgemaakt. Het meisje dat het zal dragen,
was hier om te passen. Ze was er erg blij mee.
De rechercheur sloeg het boek dicht en bladerde toen van
achteren naar voren. Hij las een halve bladzijde, las verder en
verder, terwijl hij luidkeels vloekte. De woorden stroomden als
kleine, zwarte drukinkttorretjes op hem af. Hij leunde even met
zijn hoofd achterover en deed zijn ogen dicht. De waarheid was
gruwelijk, waanzinnig. Hij kon het nog niet bevatten. Hij smeet het
boek weg en toetste het mobiele nummer van Cato Isaksen. De
telefoon ging lang over. Een vrouwenstem zei: "Dit is de
berichtenservice. Spreek een bericht in na de pieptoon."
Roger Høibakk belde een taxi. Hij had geen tijd om te wachten
tot Asle Tengs iemand had gestuurd. Hij moest haast maken.