JOHNNY SVENDSEN KOCHT DRIE DRAAFTASSEN MET LEVENSMIDDELEN in de kleine kruidenierswinkel. Het zou moeilijk worden om de komende dagen boodschappen te doen. Hij kocht een VG en een Dagbladet. In beide kranten stond een foto van Ester Synnøve op de voorpagina. Hij vouwde ze dubbel en nam ook de nieuwste Donald Duck en een grote zak schuim voor Markus mee. Hij had een rode zonneklep opgezet en glimlachte vriendelijk naar de caissière van middelbare leeftijd met een dikke bril. Ze keek hem niet aan, pakte een voor een de waren met haar dikke handen en sloeg ze aan op de kassa.
Van binnen was Johnny Svendsen een en al onrust. Maar hij had Markus. Wat er ook zou gebeuren, die verdomde grootouders van de jongen kregen hun trekken thuis. Nu konden ze ook eens voelen wat angst was.
Op weg terug naar het huisje was hij opeens vergeten hoe hij moest rijden. Op de landtong Onsoy wemelde het van de kleine weggetjes. Hij had misschien verder weg moeten gaan, maar de politie patrouilleerde natuurlijk langs de wegen en de controle bij de Zweedse grens was vast verscherpt. Tactisch gezien was het een slimme zet om een tijdje in de omgeving te blijven. Over een paar dagen werd het wel weer rustiger. Dan konden ze verder rijden.
Op het punt waar de weg zich splitste stond een rek met twee rijen groene postbussen. Op een bord stond Grunnvika. Hij kon zich niet herinneren of hij van links of van rechts was gekomen. Hij raakte even in paniek. Hij was hier niet zo goed bekend. Stel je voor dat hij Markus niet terugvond. Hij sloot even zijn ogen en probeerde zich te concentreren. Hij besloot de weg naar rechts te proberen.
Een stukje verder dacht hij dat hij de goede keuze had gemaakt. Hij reed langs een schuur en een nog kleiner weggetje en een parkeerplaats die hem bekend voorkwamen. Uiteindelijk kwam hij bij de plek waar hij eerder die dag de auto had geparkeerd. Hij reed door dezelfde sporen.
Op weg door het bos zag hij dat het maanlicht fonkelde in de sneeuwkristallen op de grond. Van een boom vlak voor hem viel een brok sneeuw naar beneden. Het leek op een wit vliegend tapijt. Toen hij het bos uit kwam, was de hemel helemaal donker en in de diepte rolde de inktzwarte zee heen en weer.

Markus sprong van de kast. Hij rende naar zijn vader en keek naar hem op met een fijn-dat-je-er-bent-glimlach. Als hij alle spieren in zijn gezicht zo hard mogelijk aanspande, kon hij zijn huilen inhouden.
Johnny Svendsen zette de draagtassen op de keukenvloer, liep terug naar de kamer en gooide de Donald Duck op de kleine houten bank. Hij ging op zijn hurken bij de houtbak zitten en rommelde in de open haard. "Nog even deze aansteken en dan gaan we gauw eten", zei hij terwijl hij oude kranten in stukken scheurde en het hout opstapelde. Hij stak het krantenpapier aan. Het vuurtje vlamde op en leek heel even op een paar grote rode handen. Hij legde nog wat houtblokken op het vuur, stond op en wreef zijn handpalmen tegen elkaar.
Markus, die nog steeds zijn ski-jack aanhad, ging op de bank zitten en pakte de Donald Duck. Zijn buik rommelde van de honger en maakte de leegte nog groter. Hij zei niets over de wolf onder de bank. Hij staarde in de vlammen en zag hoe een klein stukje krantenpapier met zwarte letters als het ware stil in de lucht hing, totdat het vuur er zijn gele tanden in zette en het veranderde in een zwart rolletje.
"Nu bevriezen we in elk geval niet", zei Johnny Svendsen, trots voor zich uit lachend. Een raar dun lachje, zwart achter het wit. Precies triest genoeg om het medelijden van zijn zoon op te wekken.
Markus trok het plastic van het tijdschrift. Zijn huid spande over zijn jukbeenderen. Een enorm verdriet overviel hem. Hier. Hij en zijn vader, helemaal alleen.
In de kleine, lelijke, witte keuken maakte Johnny Svendsen het eten klaar. In de lamp aan het plafond lagen zwarte dode vliegen van de afgelopen zomer.
Markus keek op van de plaatjes in het weekblad. De bekende geluiden van pannen en keukengereedschap klonken vreemd als zijn vader ermee bezig was. Na een tijdje rook het echter lekker en door de warmte van de open haard begon Markus te gapen. Maar hij wilde niet slapen. Hij keek weer naar de plaatjes in de Donald Duck. Oom Dagobert strafte Donald en de neefjes en dwong hen om op een boot te werken.
Hij had zoveel geld dat hij gemeen werd. Markus woog het rode speeltje dat bij het blad had gezeten in zijn hand. Hij begreep niet wat hij ermee moest. Het was plat en langwerpig en had ronde hoeken. Hij bleef er naar zitten kijken. Opeens schoot hem te binnen dat zijn rugzak met schoolspullen nog in de klas stond.
Markus liep naar de keuken. Achter zich hoorde hij de open haard knetteren. "Mijn rugzak staat nog op school", zei hij.
"Dat geeft niet", zei zijn vader.
Markus keek naar de vloer. Er was een stuk linoleum weg. Hij dacht aan de oude beer die in de rode auto lag. "Van wie is die beer in de auto, papa?"
"Van de zoon van een vriend van mij", zei Johnny Svendsen kortaf. "Stovle is nog bij mama in de stad."
Zijn vader keerde de vier hamburgers om en draaide de kookplaat lager. "Wat zei je?" Hij keek naar zijn zoon.
"Stovle."
"Je konijn?"
Markus knikte ernstig.
"Is die dan niet bij Ragnhild en Ivar?"
Markus schudde het hoofd. Ragnhild en Ivar waren oma en opa.
"Stovle is dood." Markus probeerde niet te huilen. Hij trok zijn voet over de vloer naar de kapotte plek. Zijn vochtige lippen trilden een beetje. Hij wilde zijn konijn strelen, zijn gezicht en zijn glazen ogen. Johnny Svendsen trok de koekenpan aan de kant en opende het raampje. De pijn overrompelde hem volledig. Hij keek door het keukenraam naar buiten. De duisternis lag zwart over het landschap. De sparrenbomen stonden dicht op elkaar. Het licht van het raam lag als een gele rechthoek over het onderste deel van de stammen en een stukje daarboven. Hij zag dat er een beetje rijp op de vleugels van de sparrenbomen zat.
Markus' mondhoeken trilden en zijn ogen stonden vol tranen. Ze schrijnden. Het deed ook pijn in zijn hoofd.
Johnny Svendsen ging op zijn hurken voor zijn zoon zitten en staarde naar het gesloten gezichtje. Hij legde zijn rechterhand op zijn schouder en pakte hem voorzichtig in zijn nek. Het meest beangstigende van alles was, dat hij Markus was vergeten. Hij was hem echt vergeten. Zijn geur, de warmte van zijn huid. Zijn manier van praten. Het afgelopen jaar was niet zijn zoon het belangrijkste geweest, maar het feit dat iemand had besloten dat hij niets met hem te maken mocht hebben. Woede, irritatie en een gevoel van vernedering hadden overschaduwd dat Markus gewoon Markus was en dat hij van hem hield. Hij moest een paar keer slikken en trok de jongen onhandig tegen zich aan. Het voelde vreemd en onecht.
"Stovle is niet dood", zei hij beslist, met zijn lippen in zijn haren. "Echt niet. Speelgoed gaat niet dood."
"Maar hij is geen speelgoed", zei Markus en hij duwde zijn vader voorzichtig weg. Nu plaagde hij. Een lachje danste rond zijn mondhoek. Hij vond het fijn dat zijn vader op zijn hurken zat en hem tegen zich aan had getrokken. Het hielp. De kamer en de keuken werden wat groter en lichter en het geknetter van de open haard klonk wat vriendelijker. Zijn vader had zijn schoenen nog aan. De spitse laarzen hadden snuiten, alsof het twee zwarte beesten waren.
Cato Isaksen, die na slechts vijf uur slaap op weg was naar zijn werk, nam beide kranten mee en kocht vervolgens waar hij eigenlijk voor was gestopt: een boeket bloemen en een doos bonbons voor zijn moeder. In de loop van de dag moest hij een halfuurtje vrijmaken en naar het bejaardenhuis in Frogner rijden om haar te feliciteren.
Hij reed over de rotonde, langs de glaszetter en vervolgens de snelweg op. Het was net acht uur geweest en bij Sandvika kwam hij al in de file terecht. Hij vouwde de krant open en probeerde deze snel door te lezen, terwijl hij aansluiting met de auto's voor hem hield. Ze hadden ongelooflijk veel informatie weten te vergaren. De journalisten hadden de buren geïnterviewd in het flatgebouw waar Ester Synnøve was vermoord. Ze waren in Enger geweest en hadden gesproken met de grootouders en de leerkrachten van Markus. Een van zijn klasgenoten, een meisje van zeven, vertelde dat ze bang was om naar school te gaan.
Cato Isaksen vloekte geïrriteerd en sloeg een paar keer met zijn hand op het stuur.
Het was al vijf over negen toen hij de auto in de garage van het politiebureau parkeerde en de lift naar de derde verdieping nam.
Op de afdeling was het een drukte van belang. Asle Tengs kwam hem zwaaiend met Dagbladet tegemoet. "Ik heb het al gelezen." Cato Isaksen liep haastig verder. Asle Tengs draaide zich om en kwam net zo haastig achter hem aan. Roger Høibakk stond in de deuropening van zijn kamer op hem te wachten. Randi Johansen was aan de telefoon en Preben Ulriksen, die de hele nacht in Ostfold was geweest en met het team van het politiedistrict Fredrikstad de zoektocht naar Markus had gecoördineerd, gaapte voortdurend terwijl hij nipte van de hete koffie in de plastic beker die hij in zijn hand hield.
Cato Isaksen vond een lege vergaderkamer en riep naar een jonge agente dat zij een kan koffie en wat broodjes moest halen in de kantine.
De rechercheurs namen plaats rond de tafel. De stoelpoten schraapten over de vloer toen iedereen tegelijkertijd ging zitten. Randi Johansen nam het woord, nog voor iedereen een plaatsje had gevonden. Ze schoof een papiertje naar de leider van het onderzoek en vertelde dat de televisiezender NRK had gebeld dat ze hem die avond in de actualiteitenrubriek Redaksjon 21 wilden hebben. "Omdat het slachtoffer al een paar keer aangifte tegen haar ex-man heeft gedaan en omdat de politie niets heeft ondernomen", zei ze somber. "Er komt ook iemand van het opvangcentrum, de minister van Justitie plus de zus van een vrouw die voor haar echtgenoot is ondergedoken."
Cato Isaksen pakte het papiertje. Dit was wel het laatste wat hij nu kon gebruiken, een optreden in een discussieprogramma op tv. "Dat is eigenlijk een taak van de commissaris", zei hij.
"De commissaris is verhinderd; ze komt pas morgen terug uit Trondheim", zei Randi Johansen. "Zal ik doorgeven dat je komt? Ze willen zo snel mogelijk bericht."
Cato Isaksen knikte. "Ik kan er niet onderuit", concludeerde hij.
Randi Johansen stond op om te gaan bellen.
De jonge agente kwam binnen met de koffie en de broodjes. Terwijl ze die op de tafel zette, gaf Preben Ulriksen een overzicht van de gebeurtenissen van de afgelopen nacht. "We hebben nergens een spoor van hen gevonden. We hebben de grens met Zweden afgesloten, zonder resultaat. We hebben de E6 afgezocht, zowel in de richting Oslo als in de richting van de Zweedse grens, ook dat zonder succes. De gestolen auto wordt gezocht." Hij haalde moedeloos zijn schouders op en gaapte nog een keer. "Niets", concludeerde hij.
Asle Tengs nam het over. "We kunnen niet toestaan dat in de media de conclusie wordt getrokken dat Johnny Svendsen de moordenaar is."
"Dat staat alleen op de voorpagina's", zei Cato Isaksen. "Op de andere pagina's zijn ze wat genuanceerder en schrijven ze over de vermoedelijke moordenaar Johnny Svendsen..."
Randi Johansen kwam terug. "Een caissière in een klein winkeltje op Onsoy denkt dat ze Johnny Svendsen gistermiddag heeft gezien. Ze hebben zojuist uit Fredrikstad gebeld. Ze hebben er twee hondenpatrouilles naar toegestuurd.
Grote, natte sneeuwvlokken kletsten op de carrosserie en smolten op de voorruit. De ruitenwissers zwiepten heen en weer. Hij was onderweg naar Skoyen, naar het distributiecentrum van de posterijen waar Ester Synnøve Lønn had gewerkt.
Hij had het zo geregeld dat de politie van Fredrikstad alle praktische zaken die verband hielden met de zoektocht naar Johnny Svendsen en zijn zoon, had overgenomen. De contactpersoon in Fredrikstad heette Frank Muri en was een man van zijn eigen leeftijd. Preben Ulriksen zou informatie verstrekken en helpen met de planning. De laatste uren waren er diverse tips binnengekomen. De winkeljuffrouw op Onsoy maakte een geloofwaardige indruk. Toen ze wat beter had gekeken naar de foto in VG was ze ervan overtuigd dat het Johnny Svendsen was geweest. Hij had echter geen jongetje bij zich gehad. Een dame uit Haugesund dacht dat ze hen had gezien op een van de veerboten op weg naar de kleine eilandjes voor de kust, weer een ander had hen gezien op de boot naar Denemarken. Het was altijd moeilijk om de tips te sorteren en te bepalen welke op waarheid berustten en welke op fantasie. Dat Johnny Svendsen  naar Haugesund zou zijn gereden was niet erg waarschijnlijk. Voorlopig hadden de rechercheurs gekozen voor het eerste spoor.
Cato Isaksen opende de deur en kwam in een bedompte gang. Het rook er naar groene zeep en elektrische radiatoren. Hij liep naar een plattegrond en zocht met zijn vinger tot hij de sorteerafdeling op de eerste verdieping vond.
De rechercheur vroeg Nanna Jacobsen te spreken, de chef van Ester Synnøve Lønn.
De dame bij de receptie vroeg hem een ogenblik geduld te hebben en riep haar via de intercom op. Al snel verscheen een kleine, brede vrouw met staalgrijs haar in de deuropening. Cato Isaksen stelde zich voor en vertelde waarvoor hij was gekomen. De gelaatsuitdrukking van Nanna Jacobsen werd nog ernstiger. "Ik weet niet wat ik moet zeggen", zei ze terwijl ze een onelegante bril met een ouderwets blauw montuur afzette.
Ze droogde met de rug van haar hand een paar tranen weg en liep met hem een kleine gang in. "Ik ben helemaal van slag", zei ze. "We konden het meteen goed met elkaar vinden, Ester en ik. Ze vertelde me alles over haar situatie." Nanna Jacobsen wees de rechercheur haar kantoor. "Neemt u plaats", zei ze terwijl ze een rode bureaustoel naar voren schoof. Zelf ging ze op een houten krukje zitten dat ze bij het raam zette.
Cato Isaksen stelde haar de gewone vragen en de vrouw van middelbare leeftijd gaf overal keurig antwoord op. Ze was al zeven jaar afdelingshoofd op de sorteerafdeling. Nanna Jacobsen vertelde dat Ester Synnøve Lønn een jaar als sorteerder op de afdeling had gewerkt. "Ze had een enorm plichtsgevoel en was een snelle werker. Er waren nooit problemen met haar. Eigenlijk verdiende ze een betere baan. Ze was intelligent en leuk in de omgang, maar ze had geen speciale opleiding gehad. Schoolgaan en verkering met Johnny Svendsen gingen zeker niet samen", zei Nanna Jacobsen. "Ik heb de kranten gelezen en die walgelijke foto's van hem bekeken."
"Hebt u hem ooit gezien?"
Ze schudde het hoofd. "Alleen uit de verte", zei ze en bevestigde daarmee het verhaal van Sonja Pettersen. "Vlak voor kerst ontdekte hij waar ze werkte. Het arme kind was doodsbang. Op een middag begon ze plotseling hysterisch te huilen. Ze zei dat ze hem door het raam had gezien. Ester Synnøve was ervan overtuigd dat hij het was. En dat bleek te kloppen. De volgende dag kwam het eerste telefoontje en zo ging het maar door. Iedereen hier wist dat hij belde. Hij heeft haar adres niet van ons gekregen, maar hij heeft haar vast en zeker gevolgd."
"Heeft ze u nog iets anders toevertrouwd wat voor ons van belang kan zijn?" Cato Isaksen wierp een blik op de kalender van de posterijen. De januarifoto was een wit berglandschap, ergens in Noorwegen. Twee kleine rode huisjes gaven kleur aan het witte landschap.
"Ze vertelde dat ze het contact met haar beste vriendin had verloren. Dat trok ze zich erg aan." Nanna Jacobsen schudde het hoofd.
"We proberen contact met haar op te nemen", zei Cato Isaksen.
"Ze leeft van een uitkering", zei Nanna Jacobsen. "Voor zover ik weet heeft ze last van haar zenuwen. Ik kan haast niet begrijpen", ging ze verder, "dat hij het echt heeft gedaan. Zo'n vlotte meid en dan zo'n klootzak", zei ze terwijl ze de onelegante bril weer op haar neus zette. "Ester kreeg haar leven net weer op orde, ze had geloof ik ook een nieuwe vriend, maar ze miste haar zoon", zei Nanna Jacobsen. "Hij woonde bij haar ouders."
Cato Isaksen knikte. "Die nieuwe vriend ..." ging hij nieuwsgierig verder. Nanna Jacobsen onderbrak hem voor hij zijn zin had afgemaakt. "Ik weet niets van hem", zei ze. "Ze zei alleen een keer dat ze een nieuwe vriend had, die geduldig was en aardig."
"Wilt u getuigen als dat nodig is?" besloot Cato Isaksen het gesprek, terwijl hij opstond en haar de hand reikte.
"Graag", zei Nanna Jacobsen luid en duwde zo hard met haar been tegen het krukje dat het omviel.
 
Het was zo'n dag waarop het niet echt licht werd. De winterse duisternis verdween niet helemaal, maar bleef een paar meter boven de daken van de huizen zweven om vervolgens weer neer te dalen en de straten en pleinen te vullen en zo tegen de verlichte ramen aan te leunen.
Op het politiebureau werd het een onrustige middag. Cato Isaksen verdeelde de taken tussen de rechercheurs, kreeg voortdurend informatie teruggekoppeld en reed bovendien om een uur of vier in alle haast naar het bejaardenhuis in Frogner om zijn moeder te feliciteren met haar verjaardag. Ze was blij en verrast toen ze haar enige zoon zag. In de korte tijd die hij bij haar was, vertelde ze dat Sigrid en Hamza en de beide kinderen om een uur of zes zouden komen. Ze vertelde ook dat ze hadden beloofd een slagroomtaart mee te nemen.
Cato Isaksen werd woedend. Hoe vaak had hij Sigrid niet gevraagd om geen contact meer met zijn moeder te hebben. Het irriteerde hem mateloos dat zijn moeder zo was gesteld op Hamza, Sigrids nieuwe vriend met wie ze samenwoonde. Zijn moeder begreep nog steeds niet dat Georgs halfzusje niet haar kleinkind was. Ze vertelde steeds hoe leuk ze het vond dat er uiteindelijk toch een klein meisje was geboren.
Op de terugweg naar het politiebureau reed hij langs de Stensgate om te kijken of Lise Sommer thuis was. Deze keer kwam hij niet verder dan de gesloten buitendeur. Vorige keer had hij toevallig een moeder met kleine kinderen op haar weg naar buiten getroffen. Hij zocht de rij deurbellen af. Hoeveel mensen woonden er eigenlijk in dit huis?
Eindelijk vond hij de goede bel en drukte op het knopje. Hij wachtte even, toen draaide hij zich om en liep weg.
In het politiebureau Gronland stonden twee journalisten en een fotograaf in de hal. Cato Isaksen liep hen snel voorbij en wuifde hen weg toen ze hem vragen toeriepen. Hij haalde vlug zijn legitimatiebewijs door de sleuf en verdween naar boven.
Om een uur of vijf stuurde Cato Isaksen Preben Ulriksen naar huis om te gaan slapen. Hij was op dat moment bijna twee etmalen in touw geweest. Hij was zo moe dat hij een taxi nam en zijn eigen auto in de parkeergarage liet staan. Drie nieuwe rechercheurs waren aan de zaak Lønn toegevoegd, onder andere Anne Grethe Juvik, die zich bij eerdere gelegenheden bijzonder kundig en systematisch had getoond.
Radio, tv-stations en schrijvende pers hadden de hele dag aan een stuk door gebeld. Er stonden achttien boodschappen op de voice mail van Cato Isaksens mobiele telefoon.
Randi Johansen kreeg tot taak de pers te woord te staan. Een taak waar ze niet echt blij mee was. Ze begeleidde Cato Isaksen naar de tv-studio. In de auto namen ze de te volgen strategie door: hoe hij de kritiek het hoofd moest bieden. Hoe hij de critici op het principiële vlak tegemoet kon komen en tegelijkertijd de traagheid van het systeem kon verklaren. Gebrek aan geld en middelen was de oorzaak, maar hij kreeg een vieze smaak in zijn mond bij de gedachte aan de flauwe antwoorden die hij ten overstaan van het hele Noorse volk zou moeten geven.
De rouwmantel
Cover.xhtml
Titlepage.xhtml
Halftitle.xhtml
Dedication.xhtml
Abouttheauthor.xhtml
Copyright.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml