DE
GESTOLEN TOYOTA WERD EEN DAG LATER ACHTER HET SHELLSTATION
IN Enger gevonden. Ragnar Bjone, de eigenaar van het
benzinestation, belde zaterdag 15 januari, 'savonds om een uur of
zeven, om het door te geven. Hij vertelde dat hij Johnny Svendsen
nog uit zijn jeugd kende, maar dat hij niets te maken had met wat
er was gebeurd. "Ik heb Johnny al een hele tijd niet gezien", zei
hij.
Een uur eerder had een douanebeambte aan de grens bij
Svinesund doorgegeven dat een man en een jongen, van wie de
signalementen overeenkwamen met die van de gezochten, in een oude
blauwe Ford Fiësta aan de Noorse kant van de grens hadden gereden.
Hij had het kenteken genoteerd.
De politiekorpsen van Fredrikstad en Halden rukten
onmiddellijk uit. Civiele politieauto's patrouilleerden langs de
wegen in de omgeving en 'savonds om een uur of halfnegen werd de
kleine blauwe Fiësta door een van de wagens gesignaleerd op de
parkeerplaats bij een wegrestaurant in Skjeberg, aan de E6.
Roger Høibakk en Randi Johansen waren meteen naar østfold
gereden. Toen ze hoorden dat de auto bij het wegrestaurant was
gevonden, waren ze daar maar tien minuten vandaan. Toen ze van de
hoofdweg af draaiden, stond de Fiësta nog op dezelfde plaats
geparkeerd.
Randi Johansen werd naar binnen gestuurd om poolshoogte te
nemen. In het restaurant keek ze vlug om zich heen. Net als in
andere wegrestaurants was de lambrisering in felle kleuren
geschilderd, op alle tafels stonden zijden bloemen in kleurige
potten en op de vloer lag vloerbedekking met grote patronen. Ze
vond de twee in een hoek van de rookafdeling, elk met een hamburger
en een glas cola. Ze kocht twee koppen koffie en een krant en ging
een paar tafels verderop zitten. Het was een opluchting om te zien
dat Markus in blakende gezondheid verkeerde. Ze had het gevoel dat
ze hem op een bepaalde manier een beetje had leren kennen, nu ze al
bijna zes dagen betrokken was bij zijn verdwijning. Even later kwam
Roger Høibakk nonchalant binnenwandelen en nam plaats aan haar
tafeltje. Hij had een groene gebreide legermuts zo ver mogelijk
over zijn voorhoofd getrokken, zodat Johnny Svendsen hem niet zou
herkennen. Ze waren tenslotte negen dagen geleden al met elkaar in
aanraking gekomen.
Roger Høibakk pakte over de tafel de hand van Randi
Johansen en liefkoosde haar plagerig. "Meisje van me", zei
hij.
"Overdrijf niet." Randi Johansen trok haar hand geïrriteerd
terug. Haar mondhoek vertrok in een vermoeide glimlach. Ook de
afgelopen nacht had haar dochter haar uit haar slaap gehouden. "We
laten hen de maaltijd afsluiten", zei ze.
Markus zag er moe uit. Na elke hap rustte hij met zijn hoofd
op de rand van de tafel. Hij had donkere kringen onder zijn ogen en
de ritssluiting van zijn warme ski-jack was tot aan zijn hals
dichtgetrokken. Hij gaapte voortdurend en wreef in zijn ogen. Zijn
grote muts lag naast hem op tafel.
Johnny Svendsen zat met zijn rug naar hen toe. Hij droeg een
zwartleren jack. Hij werkte zijn maaltijd gehaast naar binnen en
bladerde ondertussen een krant door. Het treinongeluk bij Asta was
weer voorpaginanieuws. In de krant vond hij een groot artikel over
zichzelf en zijn arme kind.
Markus kon maar een halve hamburger op. Hij was zo moe dat
zijn ogen telkens vanzelf dichtvielen. Hij tilde zijn arm op en
veegde zijn mond af, maar twee opgedroogde ketchupvlekken bleven op
zijn wang zitten. Naast hem stond een half glas cola. Op tafel
stond een bloempot met een plant met groene bladeren en roze
bloemen van zijde. Hij schoof zijn bord aan de kant, trok zijn muts
naar zich toe en legde zijn voorhoofd weer op de tafelrand.
Johnny Svendsen keek naar zijn zoon, toen draaide hij zich
snel om en keek om zich heen. Hij had het gevoel dat hij in de
gaten werd gehouden. Hij keek naar de vrouw aan de tafel achter
hem, zag dat ze donkere ogen en bruin, krullend haar had. Ze
glimlachte naar haar vriend en streek liefdevol over zijn hand.
Johnny Svendsen draaide zich weer om, sloeg de krant dicht en
vouwde hem dubbel.
Randi Johansen keek Roger Høibakk veelzeggend aan. "Hij
is nerveus", zei ze zacht.
"Hij heeft zojuist in VG over zichzelf zitten lezen",
antwoordde Roger Høibakk en nam een slok van zijn koffie.
Buiten wachtten vijf agenten in burger van het politiedistrict
Fredrikstad.
"Denk je dat hij gewapend is?" Omwille van het kind hoopte
Randi Johansen dat alles rustig zou verlopen. Hij had al genoeg
meegemaakt.
"Daar moeten we rekening mee houden", zei Roger Høibakk
bezorgd.
Toen Johnny Svendsen eindelijk aanstalten maakte om op te
staan, liepen de rechercheurs gehaast naar de hoofdingang.
Johnny Svendsen maakte zijn zoon wakker, die door gebrek aan
slaap op het punt stond in huilen uit te barsten. "Ik wil niet,
papa", zei hij.
"Kom, sta op."
"Waarom?" mompelde Markus slaperig.
"Kom nu maar." Johnny Svendsen kreeg opeens haast. Zijn stem
klonk strenger dan de bedoeling was. Hij trok ruw de muts over het
hoofd van zijn zoon. Angst belaagde hem van alle kanten. Hij wist
niet goed wat hij verder moest doen, of hij Markus naar de ouders
van Ester Synnøve zou brengen of dat hij deze krankzinnige reis,
weg van alles en iedereen, zou voortzetten.
Markus legde zijn hand in de zijne. Op weg naar de deur
besloot Johnny Svendsen de beslissing tot morgen uit te stellen.
Als ze in de auto zaten zou hij met zijn mobiele telefoon Ragnar
bellen. Die wist vast wel een plek voor hen.
Opeens viel hem op dat het stel dat aan de tafel achter hem
had gezeten, nu bij de uitgang stond. De manier waarop ze met een
stalen gezicht met elkaar stonden te praten, bevreemdde hem. Johnny
Svendsen begreep ineens dat ze hem in de gaten hielden. De
vlijmscherpe zekerheid dat hij was ontdekt, deed zijn hart kloppen
in zijn keel.
Markus gaapte luid. Johnny Svendsen bukte zich en trok hem
zijn muts weer af. "Jij moest plassen, hè?"
Markus schudde het hoofd.
"Kom", zei zijn vader luid, "we moeten hier de trap af."
Hij trok zijn zoon mee, boog zich voorover en zachtjes pratend
en lachend haalde hij zijn hand door Markus' haar.
Randi Johansen zag de verandering, maar ze was niet helemaal
zeker van haar zaak. Natuurlijk moest de jongen plassen na al die
limonade.
Roger Høibakk maakte zich los van de wand. "Ik moet even
naar het toilet", zei hij opgewekt.
"Ik wacht hier wel", zei Randi Johansen. Door de glazen deur
gaf ze een teken aan de politiemensen die buiten stonden te
wachten, dat ze zich gereed moesten houden. "Maak er geen spektakel
van, omwille van het kind", zei ze rustig tegen Roger Høibakk , die
al op weg was naar de trap.
Roger Høibakk opende de deur van het herentoilet en
bleef staan luisteren. Twee toiletten waren bezet en een man van
middelbare leeftijd stond met zijn rug naar hem toe bij de
urinoirs.
Hij hoorde de stem van het kind niet. Hij bukte zich vlug en
keek onder de deuren door. Johnny Svendsen had hen om de tuin
geleid. Roger Høibakk vloekte luid. De oude man draaide zich
om en keek hem verwonderd aan. Snel trok de rechercheur de deur
open en rende de gang weer in. In de damestoiletten hoorde hij een
schelle vrouwenstem. Hij rukte de deur open en begreep op hetzelfde
moment dat hij te laat was. Boven de wastafels zwaaide een van de
kleine, rechthoekige ramen heen en weer. Een vrouw van een jaar of
vijftig keek Roger Høibakk geërgerd aan. "Wat is hier aan de
hand?" riep ze terwijl het water van haar handen drupte.
Markus Svendsen hoefde niet te plassen. Hij had zich in een
van de toiletten verstopt. Zijn hart bonkte in zijn borst. Zijn
vader was door het raam naar buiten geklommen. Hij had gezegd dat
hij niet bang hoefde te zijn, maar het licht in het kleine
toilethokje was kapot en de duisternis in het nauwe hok had zijn
angst weer aangewakkerd.
Roger Høibakk rende de trap op, duwde een vrouw met een
klein kind op de arm aan de kant en daarna een serveerster die met
twee borden onderweg was naar een tafel.
Toen ze haar collega onder aan de trap zag, begreep Randi
Johansen meteen wat er aan de hand was. Zijn hand op de leuning,
zijn voeten die twee of drie treden tegelijk namen.
Roger Høibakk gooide de glazen deur open en rende naar
buiten. De politiemensen die klaarstonden om in actie te komen,
liepen alle kanten op. "Het raam, aan de achterkant", riep Roger
Høibakk . Toen hij de hoek om rende verloor hij op de gladde
ondergrond bijna zijn evenwicht.
De mensen aan de tafeltjes bij de ramen stonden op en bogen
zich voorover om naar buiten te kijken. Twee politiemensen renden
achter Roger Høibakk aan naar de achterkant.
"Grijp hem!" schreeuwde Roger Høibakk en rende naar het kleine
bos dat een eindje verderop achter het benzinestation lag.
Randi Johansen rende de trap af. Ze opende eerst de deur van
het herentoilet. Een mopperende man kwam naar buiten. "Hebt u een
klein jongetje gezien?" vroeg ze. De man schudde resoluut zijn
hoofd.
In de damestoiletten hoorde ze de handendroger. Ze deed de
deur open. Een moeder stond bij de aankleedtafel met een baby op
haar heup en een dame van middelbare leeftijd in een grote, groene
patchworkjas stond op verontwaardigde toon tegen de jonge moeder te
praten. "Die drugsgebruiker... hij sprong door het raam naar
buiten. Kijk die wastafel nu eens... helemaal verbogen."
Randi Johansens blik gleed snel over de gesloten deuren van de
toiletten. Ze bukte zich en keek eronderdoor. In een van de
toiletten zag ze een paar hoge, zwarte damesschoenen en in het
laatste toilet twee kleine, blauwe Cherrox-neuzen met een witte rij
tanden en zwarte ogen. De vrouw in de groene jas opende haar mond
om iets te zeggen, maar het was Randi Johansen blik die haar
tegenhield. Ze kwam overeind en duwde de niet afgesloten deur van
het laatste toilet voorzichtig open.
Markus Svendsen stond met zijn grote muts in zijn handen. Twee
zwarte ogen keken naar haar op. Zijn mond trilde een beetje. Hij
zoog op zijn lippen om niet in huilen uit te barsten.
"Kom maar, joh", zei Randi Johansen glimlachend. Ze pakte zijn
hand. "Alles komt weer goed", zei ze zacht en ze streek hem over
zijn haar.
Het jongetje liep gehoorzaam achter haar aan. Zijn kleine,
gloeiende hand lag nerveus in de hare. In Randi Johansen brandde
een duister verdriet. Ze nam hem mee de trap op en naar buiten. De
hele tijd bleef ze geruststellend tegen hem praten. Ze hoopte dat
ze Johnny Svendsen te pakken hadden gekregen. Ze wilde niet dat het
jongetje nog banger gemaakt zou worden. Wat kon ze nu het beste
doen, de kinderbescherming bellen of hem naar zijn grootouders
brengen? Ze wist het niet goed.
Johnny Svendsen was niet in het kleine bos. De dunne
boomstammen stonden zo ver uit elkaar dat hij zich daar niet kon
verstoppen. Roger Høibakk liep snel naar het benzinestation.
Opeens zag hij achter een paar geparkeerde auto's een schaduw
bewegen. Het licht uit de ramen viel in een gouden driehoek over
het asfalt en de carrosserieën van de auto's. In de verste hoek
liep een man kromgebogen tussen twee auto's door. "Johnny
Svendsen!" riep hij. "Geef je over."
Johnny Svendsen rende naar de E6. Roger Høibakk bleef
staan. Hij kon zich voorstellen wat er zou gebeuren. Hij kon de man
toch niet de dood in jagen. Hij zou nooit levend aan de andere kant
van de snelweg komen.
Hij had het mis. Johnny Svendsen liep over de eerste twee
rijbanen. Twee auto's claxonneerden driftig. Een derde moest hard
remmen en gleed zijwaarts tegen de vangrail.
Hij bleef even staan wachten, voor hij zich een weg baande
over de twee andere rijbanen en verdween in een klein bos aan de
overkant. Zijn donkere kleren losten als het ware op tussen de
dunne, zwarte boomstammen en tegen de bosgrond waar maar weinig
sneeuw op lag.
"Verdomme!" riep Roger Høibakk en hij probeerde te
roepen naar de andere politiemensen. Het lawaai van de auto's op de
snelweg overstemde hem.
Hij had geen andere keuze dan erachteraan te gaan. De klootzak
zou hem niet een tweede keer ontsnappen. Zijn hart klopte hem in de
keel en met zijn leven als inzet wist ook hij aan de andere kant
van de weg te komen. Met het lawaai van het verkeer in zijn rug
rende hij het bosje in en klauterde hij achter de vluchtende man
aan. Het landschap liep een stukje steil naar boven, voor het op de
top weer vlakker werd.
Hoe verder ze van de snelweg kwamen, hoe donkerder het werd.
De januarihemel was zwart en hoog, er was geen maan te zien en het
zwakke briesje maakte een zacht suizend geluid in de dunne
boomtoppen.
"Ik wil naar oma", zei Markus en hij liet de onbekende hand
van Randi Johansen los. Op de snelweg stopte een auto met gierende
remmen. De duisternis werd door het akelige geluid
uiteengereten.
"Wil je tegen oma zeggen", vroeg hij, "met je mobiele
telefoon, dat ze moet komen om mij op te halen?"
"We zullen haar zo bellen; je moet even wachten", beloofde de
rechercheur en ze toetste het nummer van haar chef in.
Toen Cato Isaksen hoorde wat er was gebeurd en dat Roger
Høibakk achter de vluchtende man aan zat, gaf hij Randi
Johansen opdracht om onmiddellijk de grootouders van de jongen te
bellen. "Dat is nu het beste", zei hij. "Houd de kinderbescherming
er voorlopig maar buiten. Het kind heeft al genoeg
doorstaan."
Johnny Svendsen liep langs de rand van het bevroren bouwland
en kwam op een smal weggetje uit. Hij draaide zich om en zag dat
hij werd achtervolgd. Hij vloekte zachtjes en rende een tuin in
naar de achterkant van het huis, waar hij achter een grote,
vierkante vuilnisbak ging zitten. In het huis begon een hond te
blaffen.
Roger Høibakk gleed uit over een hobbelig stuk ijs en
viel op zijn zij. Hij kon zich opvangen, maar de pijn in zijn
elleboog was niet om uit te houden. Toch stond hij meteen weer op
zijn benen. Hij rende over het bouwland en kwam bij een
villalaantje uit waar door de straatlantaarns iets meer te zien
was. Hij bleef staan, zijn hart hamerend in zijn borstkas. Hij
luisterde. Van hieruit liepen straatjes in alle richtingen. Iemand
opende een deur om een blaffende hond naar buiten te laten.
Onverwachts kreeg hij Johnny Svendsen weer in het oog, op weg
van de ene naar de andere tuin. De hond rende woedend blaffend
achter hem aan, terwijl zijn baas hem tevergeefs probeerde te
roepen.
Roger Høibakk rende langs de weg en via een greppel kwam
hij aan de andere kant de tuin in. Opeens stond hij op een zwart en
glad grasveld en Johnny Svendsen bleef voor hem stilstaan.
De twee mannen keken elkaar even aan, tot Johnny Svendsen
opschrok en probeerde ervandoor te gaan. Hij struikelde bijna over
de blaffende hond. Op dat moment was Roger Høibakk bij hem.
Hij had het voordeel een stuk groter te zijn dan de voortvluchtige
man. Daar maakte hij gebruik van door zijn armen van achteren om
hem heen te slaan en hem hard tegen zich aan te trekken. Toen
schopte hij zijn benen onder hem weg en gooide hem op de grond.
Maar Johnny Svendsen was nog niet van plan om het op te geven. Hij
schopte met zijn voet en de scherpe, zwarte neus van zijn schoen
trof de politieman hard op zijn dijbeen. De pijn joeg als vuur door
zijn gespannen spieren. Zijn woede nam er alleen maar door toe.
Roger Høibakk hief zijn hand op, balde zijn vuist en sloeg
hem uit volle kracht tegen Johnny Svendsens jukbeen. Het holle
geluid van de klap werd overtroffen door de grote hond die vlakbij
stond en zijn tanden aan de twee mannen liet zien.
"Nog bedankt voor de vorige keer", zei Roger Høibakk , aan de
snee boven zijn oog denkend.
"Verdomme!" schreeuwde Johnny Svendsen. "Ik geef me
over."