HET BUSHOKJE HAD NOG STEEDS DEZELFDE
TREURIGE MOSGROENE kleur. Het oude hokje stond er al
jaren. Johnny Svendsen rende de straatweg op en zocht beschutting
in het bushokje. Hij stond met zijn handen in zijn zakken en
probeerde de plotselinge zomerkou van zich af te schudden. Een
nieuwe regenbui viel over de akkers en het bos. De regendraden
striemden door de lucht. Het water trappelde met duizend voeten op
het dak. Hij keek naar de doorzichtige druppels die op het asfalt
vielen. Ze sloegen tegen de grond en spatten weer een stukje
omhoog, daarna stroomden ze met witte schuimkoppen in smalle, witte
beekjes naar de greppels. Johnny Svendsen zocht in zijn zak naar
zijn sigaretten. Hij vond het pakje en plukte er een sigaret
uit.
Vesla Mortensen stond achter het bushokje te luisteren. Ze
drukte haar oor tegen de wand. Ze wist dat hij aan de andere kant
stond. Ze had hem gezien toen hij gebukt uit het bos kwam lopen. Nu
hoorde ze de geluiden van zijn lichaam.
Een auto reed over de weg, toen nog een. Ze moest wachten,
maar niet te lang. Haar kletsnatte haar plakte op haar hoofd. Haar
kleren waren doorweekt. Haar kleine borsten waren zichtbaar door de
lichtblauwe stof van haar blouse. In haar hand had ze een
keukenmes. Ze wilde het mes diep in hem duwen, dan zou alles goed
komen. Ze zou rust hebben. Johnny Svendsen moest sterven. Zo wilde
ze zich hem het liefst herinneren, gewond, bang en verwoest. Ze zou
hem zonder met haar ogen te knipperen aankijken, maar eerst zou ze
hem Markus laten zien.
Johnny Svendsen pakte de Dagbladet die opgevouwen op de bank
lag. Hij sloeg de krant uit, bladerde er willekeurig doorheen en
keek toen nog een keer naar de voorpagina. De woorden dansten voor
zijn ogen. De ondergang van de wereld is nader dan we denken.
Volgens onderzoekers resten ons nog 'slechts' 500 miljoen jaren,
tot de zon ons allemaal van het leven zal beroven. Het wordt pas
echt erg als de gemiddelde temperatuur stijgt tot 60 graden
Celsius.
Plotseling hoorde hij een geluid. Misschien zat er een hond
achter het bushokje. Hij gooide zijn sigarettenpeuk op de grond en
trapte hem uit.
Ineens stond ze voor hem. Met gebogen knieën, haar beide armen
opgeheven en een mes in haar hand. Haar gezicht had een waanzinnige
uitdrukking. Ze was smerig en had overal schaafwonden. Ze bloedde
uit een wond aan haar hand.
Johnny Svendsen had geen tijd om bang te worden. "Ik heb je
gisteren dus toch gezien", riep hij hees, terwijl de krant langzaam
naar de grond dwarrelde. "Waar is Markus?" Zijn stem zat gevangen
in een huilbui en werd onherkenbaar verdraaid. "Waar is hij?"
Vesla Mortensen gaf geen antwoord. Ze verplaatste alleen haar
gewicht van het ene been naar het andere. Haar mond was gesloten.
Om haar droge lippen speelde een spottend lachje.
De regen was overgegaan in hagel. Op de grond leek het net
zeezout. Plotseling brak het wolkendek open en de zon wierp een
streep roze licht over het landschap.
Ze dirigeerde hem voor zich uit. Door de greppel, over het
bouwland. Zout en licht bleven op zijn schouders liggen.
"We gaan naar het bos", zei ze. "Lopen!" commandeerde
ze.
Hij wilde haar toeroepen dat het allemaal een misverstand was,
dat het zijn fout was. Dat hij zich had laten meeslepen, maar dat
het niet de bedoeling was geweest haar pijn te doen. Dat hij was
veranderd. Maar hij zei niets. Ze liep achter hem te zwaaien met
het grote mes. Johnny Svendsen liep over het pad. Wat kon hij
anders? Hij wist dat ze ergens in het bos zijn zoon had. Plotseling
schoot een afschuwelijke gedachte door zijn hoofd: misschien was
het al te laat. Misschien had ze Markus al vermoord.