FLORIAN STREKTE ZICH UIT IN DE ZON. HIJ WAS
ÉÉN LANGE STREEP op de brede vensterbank. Het raam stond op
een kier zodat een vleugje namiddagblauwe zomerlucht over zijn
vacht gleed. Zijn instincten vertelden hem iets wat misschien toch
mogelijk was. Het gevoel te bewegen tussen korenaren met warme,
droge grond onder je poten. Echte zon op je vacht. Geen zon die
werd gefilterd door glas of nauwe kieren. Je kop tussen het
wuivende gras. Je nagels scherpen aan boomstammen met een losse
bast.
De witte gordijnen dansten zachtjes en regelmatig heen en
weer. Een dunne sluier van tijd gleed door de dunne stof. Een
stilstaande namiddag.
Ze had de hele dag rusteloos door de stad gedwaald. Ze was net
thuisgekomen. De vorige dag, toen de politie haar weer had bezocht,
had ze begrepen dat ze orde op zaken moest stellen. Waarom had de
politie haar vragen gesteld over Steinar Malling? En Johnny, dacht
hij echt dat hij kon ontsnappen door gewoon terug naar huis te gaan
en te doen alsof er niets was gebeurd?
De late namiddagzon kleurde de wand donkergeel, terwijl in het
glas van de ramen talloze kleine brutale zonnen werden
teruggekaatst. Zomer in de stad was moeilijk.
De kat kwam op de vensterbank overeind en ging zich wassen. In
zijn vacht hingen zaadjes en stof van een kamerplant. In de diepte
weerklonken stemmen en hoge hakken op het asfalt. Plotseling
schokte zijn lijf. De oren ging luisterend heen en weer.
Autogeluiden en getoeter sloegen tegen de huizen en werden
versterkt door het weerkaatsen tegen de muren. Het geluid deed pijn
in zijn oren. Hij pauzeerde even en ging vervolgens verder met het
schoonmaakritueel. Daarna ging hij weer liggen. Afgezien van een
klein, driftig regenbuitje, was het een lange, warme dag. Alleen
dat, warm en lang.
Ze boog zich over de kat. Legde haar hand op de rug van het
dier en aaide hem zacht.
Was er iemand beneden op straat? Ze dacht dat ze iemand hoorde
roepen en even werd ze door angst gegrepen. Haar hand liet de vacht
van het dier los en ze liep een paar stappen achteruit de kamer in.
Ze had de laatste tijd een allesoverheersende angst gevoeld. Die
vrat zich dag na dag verder door haar lichaam en kwam steeds
dichter bij haar hart. Helemaal aan de rand van haar bestaan klopte
iets niet. De politie had gezegd dat het lijk in het moeras bij
Enger Vesla niet was. Het was duidelijk dat ze nog een mysterie
moesten oplossen. Ze was niet dom, ze kon één en één bij elkaar
optellen. Ze was nu zelf in de gevarenzone.
Ze ging op de bank zitten, leunde achterover. Ze had de flat
over haar oren getrokken. Ze sloeg de wanden om zich heen. Nu
balanceerde het plafond op haar hoofd. Zo voelde het.
Florian stond langzaam op. Hij bleef in een boog staan en
strekte zijn kop naar beneden tussen zijn voorpoten, voordat hij
met een staart als een vraagteken en ogen als gele snoepjes naar
beneden sprong en doelbewust op haar afliep. Hij draaide als een
slang rond haar dunne benen. Opende zijn bek en gaapte zodat al
zijn scherpe tanden te zien waren.
Een uur later stond ze weer bij het raam. Ze had twintig
minuten vast geslapen. Ze keek naar de hemel. Het had weer een
beetje geregend. Van het natte asfalt in de diepte steeg een zoete,
zuivere geur op. Roze suikerspinwolken rustten op de daken van de
huizen.
Ze legde haar handpalm op de zachte kattenvacht. Het dier
spande even zijn spieren aan. De zachte vacht tegen haar huid
maakte haar rustig. Toen tilde ze hem op en legde hem over haar
schouder. "We moeten weg", zei ze, "vanavond al. We moeten wat
uitzoeken. We moeten wat regelen." Ze liep in de warme kamer op en
neer met de kat als een boa om haar nek. "Je kunt hier niet alleen
blijven, niet zo lang. Ik zal eten voor je meenemen. Blikjes met
kip, die vind je lekker. En ook al vind je het niet leuk, je moet
toch in je mand."
In de parkeergarage startte ze haar auto. Florian miauwde
hulpeloos in zijn mand op de achterbank. Ze reed door de stad.
Zomers geklede mensen liepen hand in hand op het trottoir. De
terrassen liepen vol. Het wolkendek had zich teruggetrokken en de
regen die het asfalt zwart had gekleurd, was verdampt.
Ze reed over de grote rotonde en langs de kade waar de
veerboot naar Denemarken lag afgemeerd. Over de E6 reed ze
zuidwaarts en passeerde het pretpark Tusenfryd. Ze was op weg naar
Enger.
Florian miauwde de hele weg. De motorgeluiden drongen zijn
lichaam binnen en verstoorden zijn zenuwstelsel.