HET
LAWAAI VAN DE STAD OVERSPOELDE HEM. EEN LANDSCHAP
VERSCHEEN in zijn hoofd, bruin en grijs. Eenzaam. De
mensen die hem tegemoet stroomden waren vreemden. Johnny Svendsen
was nog nooit zo bang geweest. Hij liep als het ware naast
zichzelf, terwijl hij probeerde oogcontact met anderen te
vermijden. Er lag een oude man op het trottoir.
Hij was gevallen. Iemand had een deken over hem heen gelegd en
zat bij hem terwijl ze wachtten op de ambulance.
Niemand kon Johnny Svendsen de omgang met zijn zoon
verbieden.
Zeker nu niet, nu zijn moeder was gestorven. De woede die in
hem was gegroeid, werd verdreven door een allesomvattende
angst.
Bjørn Tore had het hem, zwaaiend met een pistool, in zijn
gezicht geslingerd: "Jij hebt Ester vermoord. Klootzak!" Hij had de
krantenkoppen gezien. Het weekend was een hel geweest. Hij had zich
schuilgehouden onder de bruggen over Akerselva en in een
trappenhuis van een afbraakpand. Nu moest hij weg zien te komen. De
kou rukte aan zijn lichaam. Het was maandag 10 januari.
Vlak bij Radhusplassen wilde een dame in een rode Toyota
stappen.
Ze had juist het ijs van de ruiten geschraapt. Johnny Svendsen
bedacht zich niet. Hij slenterde doelbewust op de vrouw af, ging
vlak bij haar staan en vroeg om de autosleutels. Ze draaide zich
verbijsterd om. Hij stond zo dicht bij haar dat haar adem over zijn
gezicht streek. De kraag van haar leren jas kriebelde tegen zijn
kin. Haar ogen veranderden, werden donker en liepen vol tranen. Wat
hij zag beviel hem. Angst van anderen beurde hem op.
"De autosleutels", herhaalde hij en liet haar het pistool zien
dat hij in zijn hand had.
Hij reed in de rode Toyota in zuidelijke richting
naar østfold. Een jaar geleden had de politie in Fredrikstad
hem een contactverbod opgelegd.
Hij mocht niet binnen een straal van driehonderd meter van
Markus komen. De ouders van Ester Synnøve hadden een psycholoog
laten verklaren dat de jongen doodsbang was voor zijn vader.
'Voorlopig' stond er in de voorwaarden. Hij had het verbod diverse
keren overtreden. De jongen was elke keer blij geweest om hem te
zien. Nu zou hij hem halen.
Esters ouders hadden weer hun zin gekregen. Hij werd gezocht
en misschien waren ze zo dom dat ze dachten dat de jongen nu van
hen was.
Johnny Svendsen lachte even. Ze hadden altijd de pik op hem
gehad, zeurden dat hij niet goed genoeg voor haar was, dat hij lui
en onvoorspelbaar was. Onvoorspelbaar, hij? Zij was onvoorspelbaar!
Ester had hem verlaten. Niet omgekeerd. Hij was nooit ontrouw
geweest. Nooit.
Het was allemaal haar schuld, van Ester Synnøve en van zijn
schoonouders. Zij hadden hem tenslotte tot waanzin gedreven. Ester
had nooit laten merken dat ze niet tevreden was. Nu hij erover
nadacht was ze de laatste tijd dat ze samenwoonden al compleet
onmogelijk geweest. Ze huilde om niets, probeerde hem te ontwijken
en hield fluisterende telefoongesprekken.
Op een dag was ze opeens weg. Het rijtjeshuis was leeg en
donker.
De meubels waren grotendeels verdwenen. Een paar dagen had hij
haar gezocht, iedereen gebeld die hij kende, haar familie,
verhuisbedrijven, de bank, de school van Markus. Ze waren allebei
spoorloos verdwenen.
Toen het hem duidelijk werd dat ze een geheim adres en een
geheim telefoonnummer had en Markus voor hem probeerde te
verbergen, was het alsof er iets in zijn hoofd explodeerde. Hij
hield niet meer van haar.
Hij haatte haar. Ze was zijn grootste vijand.
Haar vader was bij hem geweest. Kortaf, bijna dreigend. Hij
had hem aangeraden Ester Synnøve en Markus met rust te
laten.
Zijn gezicht verkrampte. Hij voelde pijnscheuten achter zijn
voorhoofd. Het was Esters schuld dat alles was zoals het was. Ze
waren een geweest, tot ze hem bedrogen had, tot ze zijn zoon had
gestolen.
De periode voordat ze hem verliet, had ze hem bewust
geprovoceerd.
Een enkele blik van haar kon een waanzinnige woede in hem
ontsteken.
Door haar gedrag was hij gaan slaan.
Zijn persoonlijkheid was in bedwang gehouden door een
ogenschijnlijk rustig gezinsleven. Pas toen hij begreep dat Ester
Synnøve echt van plan was hem te verlaten, kwam zijn gevaarlijke ik
naar voren.
Zijn geringe zelfvertrouwen, diep verborgen achter een stoere,
uiterlijke façade, had ten slotte de overhand gekregen en de
spelregels bepaald.
De rest had hij aan zichzelf te wijten.
Het was hem niet bevallen dat ze vriendinnen opzocht. Was hij
er nu maar zeker van geweest dat het alleen maar vriendinnen waren.
In de maanden voordat ze haar dreigement uitvoerde had hij in een
storm van emoties geleefd. Dat was bijna twee jaar
geleden.
Twee keer had hij haar gevonden. Hij had alleen maar willen
praten.
Hij had haar weliswaar een keer op de grond gegooid, vlak bij
een bushalte, maar dat was alleen maar omdat ze begon te gillen
toen ze hem zag. Hij was ervandoor gegaan en had daarna een
telefoontje van de politic gehad dat hij bij haar uit de buurt
moest blijven.
Johnny Svendsen stuurde de rode Toyota naar de linkerrijbaan
en passeerde een rij auto's. Toen stuurde hij weer naar rechts en
bleef voor een grote truck rijden. Opeens zag hij zichzelf langs de
weg lopen. Eenzaam, zijn armen langs zijn lichaam. Hij hoorde
stemmen in zijn hoofd.
Hij hoorde zijn oude klassenleraar, het zachte gesnik van zijn
tante als ze hem vroeg zich netjes te gedragen, en Esters ouders,
de ondertoon in alles wat er gezegd werd.
Het is allemaal Johnny's schuld. De stemmen veranderden in een
hoge toon in zijn hoofd. De toon ging over in een duister gevoel
van verdriet.
Hij had geen vaste grond meer onder zijn voeten. Tussen de
bomen zag hij een grijze wintermist zachtjes langs de helling
glijden.