RAGNHILD LONN HAD EEN JAS OM HAAR SCHOUDERS
GESLAGEN. Ze droeg een oude spijkerbroek die strak om haar
jongensachtig smalle heupen zat. Haar groene rubberlaarzen roken
vaag naar kippenmest. Het was 18.17 uur. Het was nog steeds 28
juli.
Het weer was omgeslagen. IJzerkleurige wolken dreven langs de
hemel. De lucht was onrustig, windvlagen konden niet beslissen
welke richting ze moesten kiezen. Vanaf de akkers bij de kerk dreef
een zwakke koolgeur naar haar toe. Verderop hoorde ze het gebrom
van een tractor.
Per Einar had gebeld en gevraagd of hij Markus kon spreken.
"Hij is nog niet thuis", had Ragnhild Lønn geantwoord. "Waar is hij
dan?" vroeg Per Einar.
"Waar? Hij ging toch met jou zwemmen? En daarna zouden jullie
bij jou thuis eten."
"Maar hij is niet gekomen." De heldere jongensstem schetterde
door de telefoonhoorn. Ragnhild Lønn voelde de angst door haar
lichaam trekken. "Hij is niet gekomen."
Ze wist dat Johnny weer bij zijn tante was gaan wonen. Ze had
hem bij het benzinestation gezien. Alleen hem zien was al genoeg om
alles in haar op de kop te zetten.
Bjørn Tore had al een paar keer naar hem toe willen gaan om te
vragen of hij Markus met rust wilde laten, maar zijn moeder had hem
gesmeekt om dat niet te doen. Toen ze het gesprek met Per Einar had
afgerond, had Ragnhild Lønn onmiddellijk de politie gebeld. Cato
Isaksen was niet aanwezig. Randi Johansen had beloofd om hem zo
gauw hij terugkwam het bericht door te geven.
Onder het lopen voelde Ragnhild Lønn haar angst verdwijnen,
alleen haar woede bleef over. Woede dat die verdomde schoonzoon hen
niet met rust kon laten. Eerst had hij haar dochter vermoord en nu
terroriseerde hij hen en Markus zo grof als het maar kon. Ze had
hem over de weg heen en weer zien rijden. Met een stofwolk achter
de zwarte motorfiets. De onrust had zich in haar genesteld. Markus
zou nooit van hem zijn. Dat was ze Ester Synnøve verschuldigd.
Markus zou een veilig thuis hebben. Als de naam van zijn vader werd
genoemd, kroop de jongen als een jong dier in elkaar en verborg
zijn gezicht in zijn handen. "Niet zeggen!" riep hij. "Niet zeggen.
Niet zo over papa praten."