RANDI JOHANSEN WAS ZO MOE DAT HAAR SPIEREN HAAR NIET MEER gehoorzaamden. Ze viel bijna over een stapel planken die langs het smalle bospad lag.
Cato Isaksen verdween plotseling tussen een paar hazelaars. "Ik dacht al dat ik iets zag", zei hij en hij legde zijn hand op een koud metalen oppervlak.
Randi Johansen stond moeizaam op en wankelde door de greppel. Een zilvergrijze Golf werd zichtbaar tussen de bomen. "Jee", zei ze, ineens weer helemaal wakker. "Wie parkeert hier nu een auto?" Ze liep naar de auto en keek door de achterruit. "Er staat een kattenmand op de achterbank", zei ze, "en er zit een kat in. Die arme stakker zit te miauwen. Het raam rechtsachter staat een stukje open, maar de opening is natuurlijk net te klein om mijn arm naar binnen te steken. Zullen we de auto openbreken?"
Cato Isaksen schudde het hoofd. "Ik bel naar het bureau en laat iemand het nummer checken", zei hij. "Maar die kat lijkt op de kat van Lise Sommer", voegde hij eraan toe.
Randi Johansen slikte. Een akelige gedachte kwam in haar op. Ze ging vermoeid op een boomstronk zitten. Het morgenlicht viel als een grauwe jurk over de helling.
"Het wordt licht", zei ze en keek naar Cato Isaksen die in zijn mobiele telefoon sprak. "Ik kan haast niet meer", mompelde ze voor zich uit. "En het is niet eens zeker dat het kind hier in de buurt wordt vastgehouden. Misschien heeft iemand hem meegenomen."
Cato Isaksen sloot zijn gesprek af. Hij drukte op de rode knop van zijn mobiele telefoon en hield zijn wijsvinger voor zijn mond ten teken dat ze stil moest zijn. Hij had iets gehoord, een vrijwel onhoorbaar geluid, als een ademhaling. Plotseling zag hij een schaduw tussen de bomen vlak voor de auto. Een onduidelijk beeld tekende zich af.
Het was Johnny Svendsen, die hem op datzelfde moment in de gaten kreeg. Hij draaide zich onmiddellijk om, rukte een paar takken af en verdween weer in het bos.
"Johnny", riep Cato Isaksen en rende hem achterna. "Wacht, we willen alleen maar praten."
Bomen en struiken vlogen voorbij. In het schemerdonker was moeilijk te zien waar je je voeten moest neerzetten. Het landschap was onbekend terrein. In het dichte bos was het donkerder. Cato Isaksen stopte even om te luisteren, maar hij hoorde alleen zijn eigen hartslag en het zwakke geruis van de boomtoppen.
Hij rende nog een stuk verder, maar struikelde plotseling over een boomwortel. Met beide handen probeerde hij zijn val op te vangen. Hij vloekte luidkeels en stond voorzichtig op. De pijn in zijn polsen was zo hevig dat hij zich afvroeg of hij misschien iets gebroken had. Hij ontplofte van woede en vermoeidheid. "Johnny Svendsen!" riep hij luid. Toen ging de mobiele telefoon in zijn zak over. Tegelijkertijd hoorde hij Randi Johansen naar hem toe komen. Ze boog zich bezorgd over hem heen en vroeg of alles in orde was. Hij antwoordde ja en drukte de groene knop van zijn mobiele telefoon in. Het was Preben Ulriksen. "De auto waar je naar vroeg, die Golf, is van Lise Sommer", zei hij vlug.
"Verdomme", mompelde Cato Isaksen. "Wat is er toch allemaal aan de hand?" Hij vergat de pijn in zijn polsen. Donker en dreigend drong iets zijn bewustzijn binnen. Lise Sommer was hier ook. Hij keek naar Randi Johansen, die op haar hurken naast hem zat. "Ze zijn allemaal hier", zei hij. "Lise Sommer, Vesla Mortensen en Johnny Svendsen."
   
Erna Svendsen had koffie en broodjes klaar toen ze terugkwamen bij de winkel. Ze was de hele nacht opgebleven. Ragnhild Lønn was om een uur of één naar huis gegaan. De beide vrouwen hadden urenlang gepraat. Gehuild en gepraat en weer gehuild. Het was alsof er een zware steen uit Erna Svendsens lichaam was verdwenen. Maar een andere was daarvoor teruggekomen, de angst om wat er met Markus was gebeurd.
Ze had op en neer gelopen tussen de keuken en de kamer. Uit het raam gekeken en naar Johnny geroepen. Maar er gebeurde niets. Om een uur of vijf was ze naar de winkel gegaan en had drie broden en beleg gehaald. Daarna was ze het ontbijt gaan klaarmaken voor de mensen die aan het zoeken waren.
   
Toen ze hadden gegeten, organiseerde Cato Isaksen de groepen opnieuw. Sommigen gingen naar huis, terwijl er nieuwe mensen kwamen. Randi Johansen en hij reden naar Marion Lønn, de nicht van Ivar Lønn. Lise Sommer had haar bezocht op de dag dat Vesla Mortensen verdween, had Ragnhild Lønn verteld. Ze was eerst bij hen geweest, had een tijdje met Ester Synnøve in de zon gezeten, en was daarna naar Marion gegaan.
Marion Lønns gezicht had een grijze kleur. Ze droeg een dikke trui over haar nachtpon. Vriendelijk vroeg ze hen binnen te komen en plaats te nemen. "Ik begrijp er helemaal niets van", zuchtte ze. "Wat denkt u dat er met Markus is gebeurd?"
"We doen ons best om hem te vinden", zei Cato Isaksen vermoeid.
Op hun vraag antwoordde Marion Lønn dat Lise Sommer en zij goede vrienden waren geweest. "Misschien was ik voor haar een soort plaatsvervangende moeder. De arme stakker had niemand. Maar ik heb haar sinds die avond, twee jaar geleden, niet meer gezien. Ze heeft mijn brieven niet beantwoord, de telefoon niet opgenomen. Ik weet niet wat er aan de hand is. Ik had geen idee dat het belangrijk was."
"Kunt u precies vertellen wat er die middag gebeurde?"
Marion Lønn legde haar hand tegen haar hals en ze haalde diep adem. "Wat betekent dit allemaal?" vroeg ze somber.
Cato Isaksen schudde het hoofd. "We weten het niet", antwoordde hij met een diepe rimpel tussen zijn wenkbrauwen. "Lise Sommer was dus bij u op dezelfde dag dat Vesla Mortensen verdween?"
Marion Lønn bevestigde dat en ging onrustig op het puntje van haar stoel zitten. Ze vertelde dat Lise op bezoek was geweest bij Ester Synnøve en haar ouders. "Later kwam ze naar mij toe. Om een uur of vier in de middag hebben we samen gegeten. Daarna hebben we nog een kopje koffie gedronken." Tegen zes uur was Lise Sommer naar de bus gegaan. Marion Lønn had aangeboden haar met de auto naar de hoofdweg te brengen, maar dat wilde ze niet. Ze wilde de korte weg door het bos nemen. Ze had gezegd dat ze nog even wilde genieten van de heerlijke avond.
Cato Isaksen kneep zijn ogen toe. "Hebt u nu ook contact met haar gehad?" vroeg hij.
“Nu?”
“Ja.”
“Nee, natuurlijk niet. Wat bedoelt u?”
“Lise Sommer is hier in de buurt. Ergens in het bos.”
De rouwmantel
Cover.xhtml
Titlepage.xhtml
Halftitle.xhtml
Dedication.xhtml
Abouttheauthor.xhtml
Copyright.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml