HET STRAND IN DE WINTER WAS ANDERS DAN HET STRAND IN DE ZOMER. De hemel had een lelijke, onnatuurlijke, blauwe kleur, alsof de mensen moesten geloven dat het een ander jaargetijde was. Ze waren een oude man in een grote winterjas gepasseerd. Johnny Svendsen parkeerde bij een gesloten kiosk. Een verschoten ijscovlag maakte snerpende geluiden in de wind. Hij draaide de contactsleutel om en stapte langzaam uit de auto. Hij bleef een tijd tegen het geopende portier leunen en sloeg het toen dicht. Markus stapte ook uit. Die dag van lang geleden was net zo dood als het bruine diertje dat de leeuwen op tv hadden opgegeten.
Markus bleef op het bevroren zand staan. De grijzige zandkorrels waren zo klein dat hij ze haast niet van elkaar kon onderscheiden. Zijn muts was half van zijn hoofd af gegleden. De wind blies dwars door zijn kleren heen, als spitse ijzeren stekeltjes. Hij voelde ze op zijn huid. Hij keek naar het strand en de zee. Hij liep naar de waterkant en schopte tegen een dennentak die door de wind werd voortgeblazen. Hij keek overal naar, en het deed pijn. Het oorverdovende geluid van het water dreunde door in zijn hoofd.
De wind at de wolken aan de hemel net zo snel op als ze werden gevormd. De zee had tanden van wit schuim.
Een eindje verder ging Johnny Svendsen op zijn hurken zitten. Precies hier, op deze plek, hadden ze gezeten. Hij pakte een handvol zand en liet het tussen zijn vingers door lopen. Iemand vinden en daarna weer verliezen, kon het einde van je leven betekenen. Hij dacht aan haar die eerste keer, aan de ontmoeting van hun jonge lichamen. Esters adem gleed zijn halfopen mond binnen. Het geluid van hun bezwete lichamen die elkaar ontmoetten en weer van elkaar werden gescheurd. Ontmoetten en van elkaar gescheurd. Telkens opnieuw. Zacht en warm. De geluiden van de zee drongen pijnlijk door zijn gedachten heen.
Hij stond op en liep naar de dichtstbijzijnde kleine campinghut, waarvan er tien op een rij naast elkaar stonden. Allemaal verlaten, met gesloten luiken. Wat zocht hij hier?
Hij ging op het trapje zitten, steunde zijn hoofd met zijn handen en staarde recht voor zich uit. De beelden bleven maar door zijn hoofd rollen, in omgekeerde volgorde, als een film die begon met 'The End'.
Markus draaide zich om en keek naar zijn vader op het trapje. Hij dacht aan de groene opblaasbare krokodil die hij toen had gehad en die zijn vader voor hem had opgeblazen. Hij was kapotgegaan toen hij op de kale rotsen had gespeeld. Hij keek er even naar. De rotsen lagen nog op dezelfde plaats. Ze waren grijs en bruin en op sommige plaatsen bijna geel.
Zijn moeder had hem de strepen in de rotsen aangewezen. Ze leken op een patroon, en ze vertelde dat het ijs miljoenen jaren geleden een afdruk van zichzelf had gemaakt. Hij zag haar vinger voor zich zoals die over een richel in de rots had gegleden.
In het water lagen grote, ronde stenen en een aantal grijze rotsblokken. Opeens hoorde hij de stem van zijn moeder in zijn hoofd, net als vroeger. Hij was bang geweest dat ze haar stem had meegenomen naar de hemel. Maar misschien was ze nog niet vertrokken?
Zijn moeders badpak had dezelfde kleur als de krokodil. Kroko en dil, dillekroko, dillefant. De huid van zijn moeder, bruin en glimmend van de zonnebrandolie waarmee ze zich had ingewreven, de koele geur van kokos. En zijn vader, zijn mooie ogen, de manier waarop hij de krokodil in de lucht gooide, uit gekheid. "Pak me dan, pak me dan, toe dan!" Zijn gelach, totdat de krokodil kapotging en alle lucht uit zijn lichaam stroomde. Zijn vader werd niet boos, toen niet. Markus huilde niet, want zijn vader had beloofd dat hij een nieuwe zou krijgen.
Hij liep over het strand naar zijn vader toe. Hij liep naar het kleine huisje en ging naast hem op de trap zitten.
"Hier gaan we toch niet slapen, papa?"
Johnny Svendsen keek op zijn zoon neer. Hij zou zijn arm om zijn schouder moeten leggen, maar het was zo koud. Hij kon zijn handen niet uit zijn zakken halen. "Nee hoor", zei hij.
"Ik heb geen nieuwe krokodil gekregen." Markus pakte een steentje op. "Waarom heb ik geen nieuwe krokodil gekregen?" Hij gooide het steentje over het zand. Het landde en verdween in een kuiltje.
Johnny Svendsen gaf geen antwoord. De behoefte aan een sigaret stak als een diep verlangen in zijn borst, maar hij had er geen. Het pakje in zijn zak was leeg. Het verlangen naar nicotine trok als een pijnscheut door zijn lichaam.
Markus zuchtte. "Ik heb honger, papa."
Johnny Svendsen gaf nog steeds geen antwoord. Hij zat zachtjes heen en weer te wiegen om de allerergste gedachten op een afstand te houden. Er was zoveel om over na te denken. Alles was zo uit de hand gelopen. Hij voelde zich gekweld. Misschien was dit ook een manier van huilen.
Markus had het koud. Een harde windstoot drong door zijn jas heen en boorde zich in zijn rug. Hij had zin om dicht tegen zijn vader aan te kruipen en zijn wang tegen zijn vaders hals te leggen. Maar hij deed het niet. Arme papa, die zo verdrietig was. Arme mama, die dood was. Ze was in lucht veranderd en misschien met de wolken weggewaaid. Of ze was met onzichtbare engelenvleugels naar de zevende hemel gevlogen. Want daar had hij over gehoord. Daar woonden God en de Heilige Geest. De Heilige Geest was de adem van God, of anders een soort doorzichtig dier, dat in Gods rechterhand zat. De engelen lagen te rusten op de wolken waarmee ze naar alle hemelen op de hele wereld vlogen.
Ze stonden op. Johnny Svendsen pakte de hand van Markus, draaide zich even om en staarde over het water. Hij wierp een laatste blik op de schuimkoppen op de golven die naar de kust dreven en zich weer terugtrokken. De golven dreven naar het land en trokken zich terug. Telkens weer. Ze lieten een bruine streep van samengekleefde bladeren achter op het winterstrand. Johnny Svendsen wist dat hij hier nooit meer terug zou komen.
Toen ze ten slotte het strand verlieten, was de duisternis al neergedaald. Uit de smalle, grijze streep in het zuiden viel een tapijt van win-tersterren neer, als een rouwkrans van kleine, witte parels.
De rouwmantel
Cover.xhtml
Titlepage.xhtml
Halftitle.xhtml
Dedication.xhtml
Abouttheauthor.xhtml
Copyright.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml