CATO ISAKSEN KEEK NAAR DE MAN DIE VOOR HEM ZAT. JOHNNY Svendsen zat met zijn handen in zijn schoot. Hij droeg nog steeds zijn zwarte leren jas. De nacht in de cel had hem niet veel slaap opgeleverd, maar des te meer angst. Een diepe kras in zijn linkerhand en een blauw gezwollen jukbeen getuigden van het gevecht met Roger Høibakk . De aandacht van de rechercheur werd echter getrokken door een snee op zijn rechterhand. De wond was bijna geheeld. Het was geen verse wond.
De harde, meelijwekkende figuur had een onsympathieke uitstraling. Zijn sigaret lag in de asbak en verspreidde een vieze, stinkende rook in de kleine verhoorkamer.
Svendsen had een advocaat toegewezen gekregen. Eivind Stang had de zaak aangenomen. Hij was een bekende, drukbezette advocaat. Cato Isaksen legde de stapel papieren op tafel. Hij ergerde zich eraan dat bepaalde advocaten wel leken te ruiken welke zaken gegarandeerd breed uitgemeten zouden worden in de pers. Ze waren berekenend en op de media gefocust. Ze deden niets liever dan voor de camera hun zaken uitgebreid van commentaar voorzien. Ze wentelden zich in de ellende van anderen. En dat alles om ook in de toekomst verzekerd te zijn van de vette honoraria die gekoppeld waren aan de status van bekendheid. Pas onlangs had het roddelblad Se og Hor een dubbele pagina gewijd aan Eivind Stang en zijn gezin: een mooie, blonde vrouw, twee kinderen, een jongen en een meisje, keurig aangekleed. Het meisje met kleurige speldjes in het haar. De verplichte hond lag op het Perzische tapijt voor de glazen salontafel met de brandende open haard op de achtergrond.
"Ik weet niet wat u te zeggen hebt", begon Cato Isaksen, maar hij werd door de knorrige stem van Svendsen onderbroken. "Ik zeg niets voor mijn advocaat hier is."
Roger Høibakk  kwam binnen. Hij had een flesje cola in zijn hand. "En nog bedankt, hè", zei hij sarcastisch. Op de eerste hulp had hij naar zijn elleboog laten kijken. Ze hadden hem strak in het verband gezet. "We moesten maar beginnen", zei hij. "Stang is onderweg van zijn vakantiehuisje in Hafjell."
Johnny Svendsen pakte de halfopgebrande sigaret tussen twee vingers en nam een diepe trek.
Cato Isaksen had een verschrikkelijke hekel aan sigarettenrook, maar wilde tot elke prijs voorkomen dat zijn onderwerp van verhoor nog meer gestrest zou raken. Misschien was hij nu zo moe, dat hij tóch wilde praten. De hoofdinspecteur zond Roger Høibakk  een duistere blik, waarmee hij wilde zeggen: provoceer hem niet.
"Hebt u ons iets te zeggen?" Cato Isaksen ging wat gemakkelijker op zijn stoel zitten. Hij wilde laten merken dat hij alle tijd van de wereld had en dat hij wachtte op een verklaring.
"U kunt het ons net zo goed meteen vertellen", ging hij verder, "nu u uw zoon met veel schuldgevoel en angst hebt opgezadeld."
De reactie liet niet op zich wachten. Johnny Svendsen balde demonstratief zijn vuist met de half dichtgegroeide snee. "Mag ik soms niet een eindje uit rijden gaan met mijn eigen zoon?" riep hij uit. "Wilt u dat soms zeggen?"
"Ik heb het over moord", zei Cato Isaksen luid. "Hoe hebt u haar vermoord, hoe bent u binnengekomen, wat voor wapen hebt u gebruikt?"
"Jullie maken een fout." Johnny Svendsen drukte driftig zijn sigaret uit in de zwarte asbak. "Ik heb het verdomme niet gedaan." Hij ging verder: "Wat denken jullie wel van mij? Goed, ik ben dom, ik was kinderachtig, of hoe je het ook noemen wilt. Ja, ik was woedend, jaloers, geïrriteerd ..." Terwijl een vertwijfelde trek over zijn gehavende gezicht trok, zwaaide hij opeens met zijn armen. "Ik kon er niet tegen dat ze mij in de steek liet... dat ze mijn zoon ook nog meenam. Daarom haatte ik haar. Hij was toch net zo goed van mij als van haar? We hadden het goed samen. Ik weet niet wat er is gebeurd."
Cato Isaksen dacht aan de kopie met het lijstje van kenmerken van een psychopaat, dat in de lade van Ester Synnøve Lønn had gelegen. 'Interpreteert de wereld om zich heen anders dan anderen.'
Roger Høibakk  nam nog een slok uit het colaflesje. "We hebben een getuigenverklaring", zei hij zacht. "Een van de buren heeft een donkere man gezien, op het trottoir, op de avond waarop Ester Synnøve werd vermoord."
"Nee, nee, nee." Johnny Svendsen schudde heftig het hoofd. "Dat is niet waar. Ik ben er verdomme niet geweest."

Er werd zachtjes op de deur geklopt en Eivind Stang kwam de kamer binnenwaaien. Een sterke geur van aftershave hing om hem heen. Hij keek de rechercheurs geërgerd aan. "Zeg niet dat u al bent begonnen", zei hij nijdig. "Ik heb toch gezegd dat ik eraan kwam." Hij liep naar Johnny Svendsen toe en gaf hem een hand.
"Laat mij het arrestatiebevel zien", zei hij kortaf. Voor hij ging zitten trok hij de broekspijpen van zijn dure pak op, zodat hij er geen knieën in zou krijgen.
"Die hebben we vanmorgen naar uw vakantiehuis gefaxt", zei Roger Høibakk  en hij zette het colaflesje met een klap op tafel.
"Ik wil even een paar woorden met u wisselen op de gang." Eivind Stang keek naar Cato Isaksen, die met tegenzin opstond en met hem de deur uit liep.
"Wat is de aanklacht?"
"We hebben voor uw cliënt acht weken voorlopige hechtenis met brief- en bezoekverbod gevraagd. We achten het meer dan vijftig procent waarschijnlijk dat Johnny Svendsen zijn ex-vrouw van het leven heeft beroofd. Daarom hebben we een verzoek tot voorlopige hechtenis ingediend. We hebben een aantal zaken in beslag genomen, onder andere een Leatherman-mes, waar we grote verwachtingen van hebben. We hebben zijn mobiele telefoon en een pistool dat hij in de auto bij zich had. We controleren of hij op de dag van de moord in de buurt van de flat van het slachtoffer is geweest. We hebben een getuige, een van de buren die op de betreffende avond een donkere man heeft gezien. In het belang van het onderzoek zal de rechtbank het zeker met ons eens zijn. Ik geloof niet dat u met tegenwerking veel zult bereiken."
"Maar jullie hebben weinig concrete punten. Alles is gebaseerd op veronderstellingen. Die houden geen stand", zei Stang.
"Lang genoeg", zei Cato Isaksen.
"Bovendien kunnen we hem ook nog aanklagen voor ontvoering, als dat nodig mocht zijn."
"Een reisje met zijn eigen zoon wordt geen ontvoering genoemd", diende de advocaat hem van repliek.
"Toch wel, als de vader een contactverbod is opgelegd", besloot Cato Isaksen.
Toen ze de verhoorkamer weer binnenkwamen, zaten Roger Høibakk  en Johnny Svendsen naar elkaar te gluren.
"Het ziet ernaar uit dat ze genoeg hebben om u in voorlopige hechtenis te houden", zei de advocaat kortaf, op zijn cliënt neerziend.
Johnny Svendsen snoof luid en schudde boos het hoofd.
"Om de dooie dood niet", zei hij woedend. Opeens veranderde zijn gelaatsuitdrukking. Een ironische glimlach gleed over zijn lippen. "Wie het laatst lacht, lacht het best", zei hij. "Ze kunnen toch geen onschuldige veroordelen?"
Eivind Stang keek even bezorgd voor zich uit.
"Die wond aan uw rechterhand, wanneer hebt u die opgelopen?" Cato Isaksen had de wond de vorige avond toen hij werd binnengebracht al laten fotograferen. Een arts van het gerechtelijk laboratorium zou de wond ook nog eens bekijken.
Johnny Svendsen grijnsde. "Ik heb vorige week in de Stensgate een intercominstallatie kapotgeslagen." Hij haalde de schouders op. "Ik werd woedend. Ze wilde de deur niet opendoen."
"Wie wilde niet opendoen?"
"Lise Sommer, een vriendin van mij", zei hij.
Roger Høibakk  en Cato Isaksen keken elkaar veelzeggend aan. "Welke datum was dat?"
"De zesde. Die vervloekte zesde januari." Johnny Svendsen haalde onverschillig de schouders op. "Controleer het maar."
Cato Isaksen voelde een pijnlijke scheut in zijn slapen. Hij keek ernstig naar de advocaat. "Ester Synnøve Lønn is twee jaar lang door deze man achtervolgd. Ze heeft hem twee keer aangegeven voor mishandeling en stalking. En de laatste keer, in december, voor bedreiging met de dood."
"En wat heeft de politie daaraan gedaan?" Eivind Stang zocht een paar papieren in zijn aktekoffertje.
"Dat zijn we nog aan het uitzoeken", zei Cato Isaksen en hij hoorde zelf dat zijn stem een octaaf hoger dan gewoonlijk was.
"Ze weigerde mij een ontmoeting met mijn zoon." Johnny Svendsens gezicht betrok. "Ze werkte mij steeds tegen", zei hij, "en nu heeft haar moeder die rol overgenomen."
"U bedoelt de moeder van Ester Synnøve?"
Hij knikte. "Ze heeft papieren waarin staat dat ik niet geschikt ben als vader. Je krijgt zo gemakkelijk een stempel opgedrukt. Markus en ik hebben het de afgelopen dagen fijn gehad. We hadden dit nodig, allebei."
"Ik denk dat we beter kunnen zeggen dat ü het nodig had", diende Roger Høibakk  hem sarcastisch van repliek.
"De jongen heeft mij nodig. Hij is mijn zoon", zei hij verbeten. "Die koe bij wie hij nu woont..." Hij keek Cato Isaksen recht aan. "Markus moet daar niet wonen. Markus is nu mijn zoon. Nu, nu zijn moeder dood is ... bedoel ik. Hij is nu mijn zoon", herhaalde hij.
Cato Isaksen keek naar de jonge man die op de stoel zat. Hij las niet alleen verzet in zijn ogen, maar ook een soort verdriet. Hij maakte niet alleen maar een onsympathieke indruk, ondanks de harde en onbewogen uitdrukking op zijn gezicht.
Johnny Svendsen besefte gaandeweg wat hij had gezegd. "Tja, hij is natuurlijk altijd mijn zoon geweest, maar..." Zijn schouders zakten af en hij pakte een nieuwe sigaret. Even leek het of hij zou gaan huilen. Maar hij vermande zich snel. Hij stak zijn sigaret met een aansteker aan en inhaleerde diep.
Cato Isaksen veranderde van onderwerp. "Dat met uw moeder. Is dat van invloed op u geweest?"
Johnny Svendsen sloeg zijn vuist zo hard op tafel dat de doorzichtige glazen asbak omhoogsprong.
"Mijn moeder heeft hier niets mee te maken."
"Ik heb met uw tante gesproken ..."
Hij boog zich over de tafel heen. "U hebt met tante Erna gesproken? En waarover, als ik vragen mag?" "Over u, uw jeugd en dergelijke zaken."
"Godverdomme." Johnny Svendsen lachte ironisch en ging weer recht op zijn stoel zitten. "Over mijn jeugd en dergelijke zaken." De smalle ogen hielden de blik van de rechercheur vast.
Cato Isaksen keek hem strak aan. In alle eerlijkheid moest hij erkennen dat het verhoor waardeloos ging. Vanaf het begin was het fout gegaan. Er was helemaal geen vertrouwen tussen hen.
Ten slotte lieten Johnny Svendsens ogen hem los. Cato Isaksen bleef hem aankijken. Het gesloten gezicht, de donkere ogen, de krachtige wenkbrauwen, het zwarte haar.
"Uw vader", zei hij opeens, "weet u iets van hem?"
"Mijn vader!" Johnny Svendsen spuwde de woorden bijna uit. "Ik heb geen vader. Zo simpel is het."
"Weet u wie hij is?"
"Geen idee. En het kan me ook niet schelen."
"U was vijf jaar oud toen uw moeder stierf na een aanrijding."
Johnny Svendsen stond plotseling op. "Hier heb ik geen zin in", zei hij. "Ik heb het gehad met dit idiote verhoor. Waarom zal ik hier al mijn familieaangelegenheden op tafel leggen? Wat heeft dat verdomme met de zaak te maken? Ik ben er met Markus vandoor gegaan omdat ik hem wilde zien. Jullie krijgen mij nooit zover dat ik iets zal bekennen wat ik niet heb gedaan, wat jullie ook doen. Ik heb het niet gedaan."
"U beweert dat u nooit in haar flat bent geweest, dat u niet eens wist waar ze woonde."
"Klopt."
"Maar uw vingerafdrukken zijn op haar deur gevonden. En de deur is opengebroken."
Johnny Svendsen verstijfde. Hij stond half met zijn rug naar hen toe, bijna klaar om de verhoorkamer te verlaten. Nu draaide hij zich plotseling om naar zijn verdediger.
Eivind Stang bewoog onrustig op zijn stoel.
"Ga zitten", zei Cato Isaksen, tevreden met zijn beslissende troefkaart.
Johnny Svendsen vermande zich, ging zitten en gooide zijn pakje sigaretten op tafel. "Dat kan ik uitleggen", zei hij. "Bovendien is het me niet gelukt om de deur open te krijgen. Het is een misverstand. Ik kan het uitleggen." De woorden stroomden nerveus en agressief uit zijn mond.
Cato Isaksen was tevreden. De zekerheid dat deze zaak bijna was opgelost maakte hem vrolijk. Er lagen nog genoeg andere zaken te wachten. Bovendien kon hij niet tegen de stoere, arrogante houding van Johnny Svendsen.
Roger Høibakk  kon het glimlachje dat de hele tijd om zijn mondhoek had gedanst, niet langer inhouden. "Waar was u de nacht van 6 januari, tussen halfeen en twee uur?" vroeg hij.
Johnny Svendsen legde zijn hoofd in zijn handen. "Jullie hebben het mis", mompelde hij. "Jullie hebben het helemaal mis."

Na het verhoor liep Cato Isaksen zijn kamer binnen. Hij had de verdachte nog niet met de zaak Vesla Mortensen willen confronteren. Eerst wilde hij met Tilla Mortensen praten, de moeder van de verdwenen vrouw.
Hij zocht in de dossiers tot hij het proces-verbaal van het officiële verhoor had gevonden dat Randi Johansen Lise Sommer had afgenomen. Had Johnny Svendsen haar ook bedreigd en achtervolgd?
Lise Sommer bekent dat ook zij het gevoel heeft dat ze werd achtervolgd en dat ze wist dat de echtgenoot van het slachtoffer gewelddadig en soms gevaarlijk was. Daarom kon ze het contact met haar beste vriendin Ester Synnøve Lønn niet meer vasthouden. Ze vond het moeilijk om partij te kiezen, hoewel ze eikaars beste vriendinnen waren. Ze kende Johnny Svendsen heel goed uit haar schooltijd. Op een bepaalde manier mocht ze hem en gaf ze om hem. Tegelijkertijd verafschuwde ze wat hij haar vriendin aandeed. De beide vriendinnen Ester Synnøve Lønn en Lise Sommer, vanaf nu ESL en LS genoemd, bespraken vaak wat ze konden doen om het slachtoffer een normaal leven te laten leiden. Dat was voordat LS het contact verbrak.
Het besluit daartoe werd bijna twee jaar geleden genomen. Alles stond toen op zijn kop. LS voelde dat het een te groot deel van haar leven in beslag nam. Bovendien begon Johnny Svendsen haar ook te bedreigen. Ze had ronduit genoeg van de hele zaak en besloot het contact te verbreken. Op de vraag of ze ooit verliefd was geweest op Johnny Svendsen reageerde ze woedend. Ze ontkende het in alle toonaarden.
LS heeft vaak het gevoel gehad dat ze werd achtervolgd. Een vaag, moeilijk te omschrijven gevoel dat ze niet echt hard kan maken. Haar eigen woorden: "Vaak, als ik buiten ben, kijk ik achterom. Het gevoel dat er iemand is, in het donker, is niet te verdragen. Ik weet zeker dat het meer is dan alleen een gevoel. Zo gaat het nu al maandenlang. Af en toe, als ik me buiten waag, weet ik gewoon dat ik word achtervolgd. Ik denk dat het Johnny Svendsen is, maar ik weet niet wat hij van mij wil. Voorzover ik weet, heb ik hem nooit beledigd. Of misschien heb ik dat wel, alleen al door vertrouwelijk te zijn met Ester. Misschien denkt hij dat ik iets weet, wat ik niet mag weten? Ik begrijp er niets van. Hij heeft me vaak bezocht om van mij te horen waar Ester woonde. Maar dat kon ik hem niet vertellen, want ik wist het zelf niet."
De rouwmantel
Cover.xhtml
Titlepage.xhtml
Halftitle.xhtml
Dedication.xhtml
Abouttheauthor.xhtml
Copyright.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml