DE DEUR DIE HAAR BESCHERMDE WAS SLECHTS EEN DUNNE HOUTEN wand. Het geluid van de deurbel boorde zich door haar lichaam en kroop ijskoud langs haar ruggengraat omhoog naar haar nek. Ze legde haar wang tegen de deurpost en voelde het koele, geverfde hout tegen haar huid. Ze droeg een versleten, witte ochtendjas. De vloer was koud aan haar blote voeten. De stilte na de bel suisde in haar oren. De angst zat voor en achter het weggestorven geluid van de deurbel. Ze hield haar adem in, voelde het zweet op haar voorhoofd en onder haar oksels. Ze durfde niet door het kijkgaatje te kijken. Haar schaduw zou het gaatje verduisteren en verraden dat ze thuis was. Haar blik viel op de spiegel boven het telefoontafeltje. Grote, ronde blauwe ogen. Blond, krullend haar, een bleke huid.
Hoe bang kon een mens worden? Er danste een beeld op haar
netvlies. Ze was zesjaar. Zat in een hoek van de kelder. De handen
voor het gezicht. Het onweer had de hemel boven het huis
uiteengereten. Een vogel was op de grand gevallen, van schrik, had
haar vader gezegd. De bliksem wees met zijn gele elektrische vinger
naar het landschap, steeds opnieuw.
De vogel lag buiten op het gras. De donder bulderde door de
keldermuur heen en spleet haar hersenen in tweeën. Een vogeldeel en
een mensdeel.
De vogel was van schrik gestorven. Dat zou haar ook kunnen
gebeuren. Ze vergeleek de angst voor het onweer toen ze klein was
met deze nieuwe angst. Hij had dezelfde zwaarte, dezelfde
kleur.
De deur naar de kamer stond open en de lichte gordijnen waren
dichtgetrokken. De kamer was als een donkere, veilige long aan de
gang gekoppeld. Ze kon zich geluidloos terugtrekken. Ze hoefde zich
slechts klein te maken en langzaam en zachtjes van de deur weg te
gaan. Ze kon over de vloer kruipen, de badkamer in gaan en de deur
achter zich op slot draaien. Ze verlangde naar de veilige warmte
van de vochtige ruimte, maar ze kon zich niet bewegen.
Ze had het akelige gevoel langzaam in een zwart gat te vallen.
De deurbel reet haar lichaam nog een keer uiteen. Genadeloos
wikkelde het geluid haar bewustzijn in een kil, doordringend licht.
Een zwerm rode stippen danste achter haar oogleden.
Cato Isaksen bleef even voor de paarse deur staan luisteren.
Toen belde hij aan. Hij meende daarbinnen iets gehoord te hebben,
een heel lichte beweging. De stilte was overweldigend. Hij klopte
zacht op de deur van de buren. Ook niemand thuis. Toen belde hij
nog een keer aan bij de deur van Lise Sommer, de vriendin van Ester
Synnøve Lønn. Ten slotte stak hij een briefje met zijn
telefoonnummer onder het kunstzinnig vormgegeven naamplaatje waarop
stond te lezen: HIER WONEN LISE EN FLORIAN. Hij wachtte nog even,
draaide zich toen om en liep de gang uit die aan weerszijden deuren
had. Het geluid van zijn voetstappen sloeg tegen de muren aan en
kaatste weer terug. Hij liep het trappenhuis in en snelde de stenen
trap af.
Terug in het politiebureau hield Cato Isaksen de anderen voor
dat het zeer belangrijk was dat ze Bjørn Tore Lønn in hechtenis
hielden tot Johnny Svendsen was opgepakt. "Ik vertrouw hem niet",
zei hij met een blik naar Marie Sagen. "We weten niet of hij de
waarheid spreekt. Misschien brengt hij Svendsen wel op de hoogte
zodat zijn voorsprong nog groter wordt. Het is duidelijk dat hij
bewijzen achterhoudt en eventuele getuigen kan
beïnvloeden."
De advocaat van politie was het met hem eens en meende dat ze
sterk stonden. "Het zou geen probleem moeten zijn", zei
ze.
Bjørn Tore Lønn werd om een uur voorgeleid voor de beslissing
over zijn voorlopige hechtenis. De politie wilde hem vasthouden, in
ieder geval tot Johnny Svendsen was opgepakt. Men voerde aan dat
hij informatie voor de politie had achtergehouden en dat hij een
geladen wapen in zijn bezit had gehad. De in scene gezette overval
en nog een paar andere akkefietjes werden eveneens genoemd. Zijn
verdediger pleitte dat er niet voldoende reden was om hem in
voorlopige hechtenis te nemen.
Bjørn Tore Lønn had uit woede en paniek gehandeld, voerde hij
aan.
Het was heel begrijpelijk dat hij in deze vreselijke situatie
niet goed had nagedacht. Zijn zus was tenslotte vermoord. De andere
zaakjes waarmee hij zich had ingelaten, de fraude en het niet
betalen van de huur, waren absoluut onvoldoende om hem in hechtenis
te nemen.
Toen de voorlopige hechtenis verlengd was, had
Cato Isaksen een korte bespreking met hoofdinspecteur Ingeborg
Myklebust. Het gesprek liep iets anders dan Cato zich had
voorgesteld. Ze zat bleek en zichtbaar vermoeid aan de andere
kant van de tafel en vroeg hem haar functie over te nemen. Het ging
om een tijdelijke vervanging, verzekerde ze hem. Ze vertelde dat ze
ernstig ziek was en geopereerd moest worden.
Het kwam als een verrassing. Ingeborg Myklebust stond erom
bekend een keiharde te zijn. Cato Isaksen had nooit een seconde aan
de mogelijkheid gedacht dat ze ziek zou kunnen worden. Ze was
onneembaar, haast als een vesting.
De onderzoeksleider en zijn vrouwelijke chef hadden altijd een
beetje op gespannen voet met elkaar gestaan. Ze waren allebei
koppig en naar binnen gekeerd, altijd op hun hoede voor wat de een
van de ander vond. Kleine voorvallen konden tot heftige discussies
leiden. Zij was iets te direct en had de neiging om Cato Isaksen en
zijn team te kleineren, al moest hij toegeven dat ze een kundig
leider was, een strateeg die er het hare aan bijdroeg dat iedereen
zijn uiterste best deed om de zaken die ze op hun bord kregen op te
lessen. En als het team een zaak
wist op te lessen, was Ingeborg Myklebust de eerste om hen te
prijzen en hoog van hen op te geven. Maar ze was ongeduldig en
veeleisend. Ze had een paar kanten die hem aan zichzelf deden
denken. Misschien dat hij zich juist daarom zo vaak door haar liet
provoceren.
Maar hij was absoluut niet blij met het bericht dat er een
kankergezwel in haar borst was gevonden. Keer op keer hadden ze
bewezen een onoverwinnelijk team te zijn als het er werkelijk op
aan kwam.
Ingeborg Myklebust was trots op hem, en liet dat blijken door
hem in alle moeilijke en zware gevallen de leiding van het
onderzoek toe te vertrouwen. Op de keper beschouwd hadden Ingeborg
Myklebust en Cato Isaksen veel respect voor elkaar.
Nu keek ze moe uit haar ogen, maar ze wilde geen medelijden.
"Laat me maar even", zei ze. "Jullie komen niet zo gemakkelijk van
me af." Er danste een glimlach om haar mond. "Ik kom terug. Groei
maar niet in mijn stoel vast, Cato. Denk niet dat ik niet
terugkom." Ze glimlachte scherp. Haar poging om een grapje te
maken, had een nieuwe, kwetsbare ondertoon.
Cato Isaksen beloofde haar doorlopend op de hoogte te
houden.
"Fijn", zei ze, "dan heb ik iets waar ik mijn gedachten op kan
richten.
Ze keek hem even ernstig aan. "Dank je wel", zei ze. Toen
stond ze op en liep de kamer uit.
Ze botste bijna tegen Ellen Grue op, die met een geel plastic
mapje in haar hand op weg was naar Cato. Ze knikten elkaar toe en
het viel Cato Isaksen op hoeveel de twee vrouwen op elkaar leken,
niet uiterlijk, maar in
gedrag. Ze waren kortaf en een beetje arrogant, alsof ze op
anderen neerkeken. Heel anders dan Randi Johansen, die bescheiden
en coöperatief was.
Ingeborg Myklebust liep naar beneden, waar een taxi op haar
wachtte, terwijl Ellen Grue het plastic mapje voor hem
neerlegde.
"Wat is dit?" vroeg hij.
"Een stapel vrijgegeven papieren uit de flat van het
slachtoffer. Ze zijn genummerd en er staat ook op waar ze hebben
gelegen."
"En waar hebben ze dan gelegen?"
"Onder andere op het glazen salontafeltje en op de
eettafel."
"Zit er iets bijzonders bij?"
Ellen Grue schudde het hoofd. "Ik weet het niet", zei ze.
"Kindertekeningen die haar zoon Markus heeft gemaakt. Verder een
stukje uit de krant over een kat, drie tijdschriften en het
reglement van het flatgebouw. Een brief van de posterijen, een paar
gedrukte lezingen over psychologie, aantekeningen over psychopathic
en een brochure over een rijtjeshuis in Østfold, in een
uitbreidingsplan dat Sørskogen heet.
Cato Isaksen knikte. "Ik zal het doornemen", zei
hij.
"Verder hebben we verschillende spullen in beslag genomen uit
de flat die Johnny Svendsen gebruikte. Onder andere een Leatherman
mes.
De flat was erg verwaarloosd en spaarzaam gemeubileerd. Een
wollen deken was als gordijn voor het slaapkamerraam gespijkerd. De
smerige keuken stond boordevol oude afwas en etensresten. We hebben
vingerafdrukken genomen van glazen en kopjes, we hebben vuile
kleren die in de badkamer op de grond lagen voor nader onderzoek
meegenomen.
Alle laden en kasten hebben we doorzocht.
Cato Isaksen had twee mensen naar de flat gestuurd om het
tactische bewijsmateriaal te doorzoeken. De leider van het
technische onderzoek vertelde verder dat ze ook een setje lopers in
een leren etui hadden gevonden. Ze hadden het in beslag genomen.
Het Leatherman mes was naar het gerechtelijk laboratorium
doorgestuurd. Er zaten geen zichtbare bloedsporen op en de bladen
van de verschillende messen waren niet erg lang, maar ze konden
niet uitsluiten dat het om het moordwapen ging. Om een halsslagader
door te snijden had je geen lang blad nodig.
"Thorsen en Billington hebben de eigenaar van de flat
inmiddels te pakken gekregen. Beetje twijfelachtig type, maar hij
bezweert ons dat hij niets met de zaak te maken heeft."
"Goed." Cato Isaksen wilde net vragen of ze samen een kop
koffie zouden drinken, maar Ellen Grue was al opgestaan en
verdwenen voor hij zijn mond had kunnen opendoen.
De telefoon ging op het moment dat ze de deur achter zich
dichtdeed. Het was Bente, die vroeg of hij wist hoe laat hij thuis
zou zijn.
"Geen idee", zei hij, "maar als er niets bijzonders gebeurt,
probeer ik om een uur of zes hier weg te gaan."
"Fijn. Ik maak me een beetje bezorgd over Vetle."
"Is hij weer down?"
"Ja." Hij kon horen dat ze knikte. "Ik heb om tien uur dienst
en ik wil hem liever niet alleen thuis laten."
"Ik ben om zes uur thuis", zei Cato Isaksen en hij legde de
hoorn op de haak.
Hij riep zijn medewerkers bijeen voor een extra vergadering en
informeerde zijn afdeling over de ziekte van Ingeborg Myklebust.
Als plaatvervangend hoofdinspecteur zou Cato Isaksen nu zijn eigen
chef zijn.
Het stond voor hem als een paal boven water dat hij zich niet
uit hel veldwerk zou terugtrekken. Administratie en papierwerk
waren niets voor hem. Hij wilde actief betrokken blijven bij de
zaak die hij was begonnen.
Toen hij een kwartier later van hogerhand te horen kreeg dat
men daarmee akkoord ging en dat hij zijn handen vrij kon houden
voor de zaak Lønn, accepteerde hij zijn nieuwe baan. Het betekende
voor hem niet alleen meer loon, maar ook een hogere status, en daar
was hij al ' een poos aan toe. Hij zou nog diezelfde middag zijn
nadere instructies krijgen.
Om een uur of drie kwam het team opnieuw bijeen, en Randi
Johansen en Anne Grethe Juvik brachten verslag uit van mm onderzoek
naar het werk van Johnny Svendsen. Daar had men weinig op hem aan
te merken, Hij was er wanneer hij er moest zijn en deed zijn werk
naar tevredenheid.
Maar er was niemand met wie hij echt contact had, ook al
werkte hij er inmiddels bijna anderhalf jaar. Hij had op zijn werk
geen vrienden. Een collega had hem beschreven als een gesloten en
lichtgeraakt mens.
De rest van de dag verliep met het op een rij zetten en
vergelijken van informatie en het trekken van conclusies. Er werd
opnieuw een bezoek gebracht aan het oudere echtpaar uit de flat
onder die van Ester Synnøve Lønn. Ze herhaalden dat ze om een uur
of elf naar bed waren gegaan en dat ze allebei oordopjes in
hun oren hadden gestopt.
Cato Isaksen probeerde telefonisch nog een keer contact te
krijgen met Lise Sommer, zonder resultaat.
Om een uur of vijf had hij even rust. Zonder een gericht doel
bladerde hij in de stapel papieren die Ellen Grue hem had gegeven.
Had Ester Synnøve Lønn verhuisplannen gehad? Hij keek de brochure
van een makelaarskantoor in Fredrikstad door. Rijtjeshuis, bruto
109 m2, waarde 920.000 kronen. Het huis was geel geschilderd en zag
er aantrekkelijk uit, met vierkante raampjes en een kleine tuin.
Het krantenartikel over het katje dat door zijn eigenaar vlak bij
de halte in de wijk Lambertseter op de rails was vastgebonden, kwam
uit de Aftenposten van 28 december 1999. Zijn blik richtte zich op
de angstige uitdrukking op het kattengezicht. Hij had zelf een kat
en gruwde van wat hij las. LIV KLEVELAND VAN DE DIERENBESCHERMING
GESCHOKT. NOORS PIONIERSPROJECT OVER GEWELD TEGEN MENS EN
DIER.
Hij legde het artikel neer en bladerde verder in het
stapeltje, dat ook een krantenartikel over de wetten van de
psychopathie bevatte, en verder tekeningen en recepten. De
kindertekeningen, die in een schuin kinderlijk handschrift met
Markus S. waren gesigneerd, stelden een jachtvliegtuig voor met een
rode uitlaatvlam, een boerderij met een paard in de wei en een
grote wolf die tussen de bomen van het bos stond te kijken en twee
grote dinosaurussen met tanden zo scherp als messen.